In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I. Rhodes, en het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom, vertegenwoordigd door mr. W. Janssen. Eiseres had op 7 februari 2020 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw), welke aanvraag op 8 april 2020 door verweerder werd afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 18 juni 2020 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 27 januari 2021, die via een Skype-beeldverbinding plaatsvond, heeft eiseres aangevoerd dat er gewijzigde omstandigheden zijn die haar recht op bijstand zouden kunnen onderbouwen. Eiseres stelde dat zij duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot en dat zij, zelfs met de schadevergoeding die zij heeft ontvangen, onder de vermogensgrens zou blijven als de interingsnorm wordt toegepast. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat er sinds de eerdere afwijzingen relevante wijzigingen in haar omstandigheden zijn opgetreden. De rechtbank benadrukte dat eiseres haar financiële situatie niet voldoende inzichtelijk heeft gemaakt, wat essentieel is voor de beoordeling van haar recht op bijstand.
De rechtbank concludeerde dat de aanvraag om bijstand terecht is afgewezen, omdat er geen bewijs was van gewijzigde omstandigheden die recht zouden geven op bijstand. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.