ECLI:NL:RBMNE:2021:628

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
20/2359
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om bijstandsuitkering na herhaalde aanvragen met onduidelijke financiële situatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I. Rhodes, en het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom, vertegenwoordigd door mr. W. Janssen. Eiseres had op 7 februari 2020 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw), welke aanvraag op 8 april 2020 door verweerder werd afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 18 juni 2020 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 27 januari 2021, die via een Skype-beeldverbinding plaatsvond, heeft eiseres aangevoerd dat er gewijzigde omstandigheden zijn die haar recht op bijstand zouden kunnen onderbouwen. Eiseres stelde dat zij duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot en dat zij, zelfs met de schadevergoeding die zij heeft ontvangen, onder de vermogensgrens zou blijven als de interingsnorm wordt toegepast. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat er sinds de eerdere afwijzingen relevante wijzigingen in haar omstandigheden zijn opgetreden. De rechtbank benadrukte dat eiseres haar financiële situatie niet voldoende inzichtelijk heeft gemaakt, wat essentieel is voor de beoordeling van haar recht op bijstand.

De rechtbank concludeerde dat de aanvraag om bijstand terecht is afgewezen, omdat er geen bewijs was van gewijzigde omstandigheden die recht zouden geven op bijstand. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2359

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 februari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I. Rhodes),
en

Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 7 februari 2020 om een bijstandsuitkering op grond van de Pw afgewezen.
Bij besluit van 18 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2021 door middel van een Skype-beeldverbinding. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. In geschil is de aanvraag van eiseres om bijstand naar de norm van een alleenstaande van 7 februari 2020.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens verweerder is niet gebleken van gewijzigde omstandigheden ten opzichte van de eerdere afgewezen aanvragen om bijstand van
19 augustus en 22 november 2019.
3. Eiseres voert in beroep aan dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Volgens eiseres kan zij worden aangemerkt als zelfstandig subject voor de bijstand omdat zij duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot. Eiseres voert verder aan dat - zelfs als het volledige bedrag aan schadevergoeding aan haar toekwam - zij onder de vermogensgrens zou uitkomen als de interingsnorm wordt toegepast.
4. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet heeft aangetoond dat - sinds de laatste afwijzingen van de aanvragen om bijstand - zich een relevante wijziging in haar omstandigheden heeft voorgedaan, in die zin dat nu wel wordt voldaan aan de vereisten om voor bijstand in aanmerking te komen. Van belang is dat eiseres haar financiële situatie nog steeds niet inzichtelijk heeft gemaakt. Er bestaat nog steeds onduidelijkheid over wat er met de door eiseres in maart 2019 ontvangen bedragen van € 38.539,-, € 385,- en € 316,- aan schadevergoeding van ABN AMRO Verzekeringen B.V voor gestolen sieraden, kleding en schoenen is gebeurd. Tevens bestaat er nog onduidelijkheid over welke sieraden eiseres nog in haar bezit heeft. Wat betreft de interingsnorm is de rechtbank van oordeel dat deze pas kan worden toegepast indien het vermogen is vast te stellen. Nu eiseres onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar financiële situatie is er geen plaats voor toepassing van de interingsnorm.
5. Reeds hierom heeft verweerder de aanvraag om bijstand terecht afgewezen met verwijzing naar de eerdere besluiten. Hetgeen eiseres verder heeft aangevoerd, laat de rechtbank onbesproken.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is uitgesproken op 12 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.