ECLI:NL:RBMNE:2021:6279

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
16.145269.21; 16.285730.21 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en wapenbezit in Lelystad met vuurwapen en munitie

Op 2 juni 2021 heeft de verdachte in Lelystad geprobeerd het leven van [slachtoffer 1] te beroven door met een vuurwapen meerdere keren op hem te schieten. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie in de publieke ruimte. De rechtbank heeft op 15 december 2021 de zaak behandeld en op 29 december 2021 uitspraak gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet heeft gehandeld, maar sprak hem vrij van medeplegen en voorbedachten rade. De rechtbank weegt mee dat de schietpartij plaatsvond in een drukke openbare ruimte, wat de ernst van het delict vergroot. De verdachte had een strafblad met eerdere geweldsdelicten en vuurwapenbezit, wat de kans op recidive verhoogt. De rechtbank heeft rekening gehouden met de maatschappelijke ontwikkeling van toenemend vuurwapengeweld en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.145269.21; 16.285730.21 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te Curaçao,
gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Lelystad te Lelystad,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.P. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. R.G.M. Rijkhoff, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging in de zaak met parketnummer 16.145269.21 is ter terechtzitting van
15 december 2021 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Ook de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 16.285730.21 is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 16.145269.21 onder feit 1:
Primair:op 2 juni 2021 in Lelystad met (een) ander(en) heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven door met een vuurwapen op zijn lichaam te schieten,
subsidiairten laste gelegd als het medeplegen van poging tot het opzettelijk en met voorbedachten rade toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] ;
Ten aanzien van parketnummer 16.145269.21 onder feit 2:
op 2 juni 2021 in Lelystad [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
Ten aanzien van parketnummer 16.285730.21 onder feit 1:
op 2 juni 2021 in Lelystad met (een) ander(en) een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van parketnummer 16.285730.21 onder feit 2:
op 2 juni 2021 in Lelystad met (een) ander(en) één of meer scherpe patronen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met parketnummers 16.145269.21 en 16.285730.21 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 primair en subsidiair, 2, 3 en 4.

3.VOORVRAGEN

De dagvaardingen zijn geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
De officier van justitie acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde bepleit en heeft daartoe aangevoerd dat op basis van het procesdossier niet wettig en overtuigend te bewijzen is dat het de in de tenlastelegging genoemde [slachtoffer 2] is die mishandeld is. Dat het om die [slachtoffer 2] zou gaan, volgt enkel uit TCI-informatie en is niet door [slachtoffer 2] bevestigd.
De rechtbank overweegt dat hoewel uit het procesdossier volgt dat verdachte op 2 juni 2021 een persoon heeft mishandeld, zij niet kan vaststellen dat die persoon de in de tenlastelegging genoemde [slachtoffer 2] is. Om die reden zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 primair impliciet ten laste gelegde poging tot doodslag (met uitzondering van de ten laste gelegde voorbedachten rade) evenals het onder 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen en heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van die feiten dient te worden vrijgesproken van het bestanddeel medeplegen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat niet vaststaat dat verdachte met het ten laste gelegde vuurwapen de ten laste gelegde munitie heeft verschoten. Indien de rechtbank dat wel wettig en overtuigend bewezen acht, is aangevoerd dat verdachte niet wist dat het een vuurwapen betrof en hij daarom wegens het ontbreken van opzet dient te worden vrijgesproken. Indien de rechtbank ook dit verweer verwerpt, is ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer 1] had. Evenals de officier van justitie heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het medeplegen van het onder 1 primair en subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken en dat ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde geen sprake is van voorbedachten rade, zodat ook vrijspraak van dat onderdeel dient te volgen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
1. Verbalisant [verbalisant 1] heeft blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenhet volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Vandaag, 2 juni 2021, werd ik gevraagd om naar beelden te kijken van een schietincident eerder op de avond gepleegd in de Voorstraat te Lelystad. Op de beelden herken ik [slachtoffer 1] en [verdachte] . [2] Ik zie ze in een schermutseling achter een muur verdwijnen waardoor ze uit het zicht verdwijnen. Een aantal seconden later zie ik [slachtoffer 1] weer tevoorschijn komen. Ik zie hem in zijn eentje rustig weglopen. Weer verdwijnt [slachtoffer 1] even uit beeld. Ik zie hem dan weer al rijdend op een scooter tevoorschijn komen. Ik zie dat hij wegrijdt in de richting van de parkeerplaats van de Jumbo. Op dat moment zie ik [verdachte] weer in beeld komen. Ik zie dat hij rennend achter [slachtoffer 1] aangaat. Ik zie dat [verdachte] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn rechterhand heeft. Ik zie dat hij het vermoedelijke vuurwapen op [slachtoffer 1] richt en hoor met een vertraging twee knallen. [3]
2. Blijkens het
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzittingvan de meervoudige strafkamer op 21 september 2021, heeft verdachte verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ken [slachtoffer 1] . Op hem heb ik geschoten. [4]
3. Verbalisant [verbalisant 2] heeft blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenhet volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [verdachte] in zijn rechterhand het vuurwapen vasthield. Ik zag dat [verdachte] beide handen naar elkaar toebracht. Ik hoorde vervolgens het doorladen van een vuurwapen, waarbij ik zag dat [verdachte] de doorlaadhandbeweging maakte met het vuurwapen. Ik zag dat [verdachte] vervolgens zijn snelheid verhoogde en de rechterhand met daarin het vuurwapen naar voren uitstak. Vervolgens was een schot te horen. [5] Ik zag dat [verdachte] het vuurwapen met zijn rechterhand naar beneden bracht. Ik zag dat zijn gezicht in de richting van [slachtoffer 1] gericht was. Ik zag dat [slachtoffer 1] op een scooter zat en in de richting van de parkeergelegenheid voor de Jumbo reed. Doordat de camera meedraaide, was te zien dat het eerste schot, gelet op de snelheid, richting en locatie van de scooter, zeer waarschijnlijk op [slachtoffer 1] was gericht. Vervolgens zag ik dat [verdachte] achter [slachtoffer 1] aanrende en zijn snelheid verhoogde. Vervolgens is een tweede schot te horen. Ik zag dat [verdachte] een aantal meter achter [slachtoffer 1] aan rende en vervolgens stopte. [6]
4. [getuige] heeft blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhooronder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ineens had man 1 een pistool in zijn rechterhand. Ik zag dat man 1 al rennend schoot op man 2. Ik hoorde minstens drie knallen. Er kwamen meer mensen bij en ik zag dat zij de hulzen wegschopten. Ik zag dat man 3 een huls wilde oprapen. Ik zag dat hij met zijn vingers de huls aanraakte. Waarschijnlijk was die huls nog erg heet want hij trok meteen zijn vingers terug. Ik zag dat hij vervolgens de huls in de richting van de
put schopte. [7]
5. Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van forensisch onderzoekaan de plaats delict het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 2 juni 2021 kwamen wij voor forensisch onderzoek aan te Lelystad. Wij zagen op de openbare weg een verkeerspylon. Onder deze pylon zagen wij een huls. Wij zagen op de huls 7,65 en GECO staan. De huls werd voorzien van SIN AAOY1731NL. Nabij supermarkt Jumbo zagen wij in de openbare weg een beschadiging. Deze beschadiging zag eruit als een ricochet. Een ricochet is een beschadiging veroorzaakt door middel van een projectiel. De beschadiging testte positief op koper. [8]
6. W. Kerkhoff, als deskundige in forensisch wapen- en munitieonderzoek verbonden aan het NFI, heeft op 30 juli 2021
een rapport naar aanleiding van munitieonderzoekopgesteld, waaruit het volgende blijkt, zakelijk weergegeven:
Te onderzoeken materiaal:SIN: AAOY1731NL (huls) [9]
Conclusie:
De afvuursporen in de huls [AAOY1731NL] worden verwacht wanneer deze is verschoten met een (semi-)automatisch werkend gaspistool van het merk Zoraki, dat geschikt is gemaakt voor het verschieten van scherpe patronen en is omgebouwd naar het kaliber 7,65mm Browning. [10]
7. Verbalisant [verbalisant 5] heeft blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal naar aanleiding van wapenonderzoekhet volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Het kennelijk gebruikte vuurwapen is van oorsprong een gas- en alarmpistool met het kaliber 9mm PAK onder de modelnaam Zoraki. Het gas- en alarmpistool is kennelijk getransformeerd tot een scherp (kogel)schietend vuurwapen. Bij de transformatie wordt het wapen door het inbouwen van een vervangende loop in het kaliber 7.65mm Browning omgebouwd tot een scherp (kogel)schietend vuurwapen. Een dergelijk getransformeerd vuurwapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie. [11] De huls is munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. [12]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat het wapen waarmee verdachte geschoten heeft een vuurwapen betreft. Daartoe overweegt zij dat verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft opgepakt en heeft doorgeladen en dat in de nabije omgeving van waar hij met dat wapen geschoten heeft een huls is aangetroffen die blijkens onderzoek met een vuurwapen is verschoten. Daarnaast is nabij de plek waar verdachte geschoten heeft een ricochet aangetroffen en is waargenomen dat enkele daar aanwezigen, kort nadat verdachte had geschoten, (kennelijk warme) hulzen wegschopten. Dat het verdachte bekend was dat hij een vuurwapen hanteerde, volgt met name uit de omstandigheid dat hij dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp doorlaadde alvorens het tegen [slachtoffer 1] te gebruiken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte van korte afstand meerdere keren in de richting van [slachtoffer 1] heeft geschoten. Deze handelingen van verdachte zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien geschikt om, en gericht op, het toebrengen van dodelijk letsel en het staat derhalve vast dat verdachte met opzet heeft gehandeld. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat het afvuren van kogels met een vuurwapen, zeker op relatief korte afstand, op het (boven)lichaam tot de dood kan leiden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend bewezen verklaard worden dat er sprake is van medeplegen of van voorbedachten rade, zodat van die onderdelen van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1 primair:
op 2 juni 2021 te Lelystad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen meermalen in de richting van het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 3:
op 2 juni 2021 te Lelystad een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º van die wet, te weten een van oorsprong (semi-)automatisch werkend gas- en alarmpistool, modelnaam Zoraki met het kaliber 9mm PAK, getransformeerd tot een scherp (kogel)schietend vuurwapen met een vervangende loop in het kaliber 7.65mm Browning, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van feit 4:
op 2 juni 2021 te Lelystad munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III Wet wapens en munitie, te weten meerdere scherpe patronen van het merk Geco in het kaliber 7.65mm Browning, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
poging tot doodslag;
Ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
Ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

8.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde (subsidiair) op het standpunt gesteld dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces, zodat hij ten aanzien van dit feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat met het door [slachtoffer 1] tegen het hoofd van verdachte trappen sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachtes verdediging van zijn lijf noodzakelijk en geboden was. Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte de grenzen van noodzakelijke verdediging heeft overschreden, dan komt dat doordat de trap die verdachte tegen zijn hoofd zou hebben gehad bij hem een hevige gemoedsbeweging heeft veroorzaakt waardoor hij heeft gehandeld.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat verdachte geen beroep op noodweer(exces) toekomt, nu van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachtes verdediging noodzakelijk was niet is gebleken. Het handelen van verdachte kan dus ook niet worden aangemerkt als het onmiddellijke gevolg van een door die aanranding bij hem veroorzaakte hevige gemoedsbeweging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die de raadsvrouw aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, geen beroep op noodweer rechtvaardigen.
Uit het dossier komt het volgende beeld naar voren: [slachtoffer 1] kwam op verdachte aflopen en zocht de confrontatie met verdachte. Toen [slachtoffer 1] met zijn rug en verdachte met zijn gezicht naar de heer [A] stond (die hierbij aanwezig was), legde [A] het vuurwapen vlak voor zich neer. Tussen verdachte en [slachtoffer 1] ontstond een worsteling, waarbij beiden naar het neergelegde vuurwapen reikten en [slachtoffer 1] er eerst in slaagde het vuurwapen te pakken. De worsteling verplaatste zich enkele meters en werd een gevecht waarbij naast verdachte en [slachtoffer 1] ook anderen aanwezig waren. In dat gevecht is het vuurwapen op enig moment in handen van een derde persoon gekomen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 1] hem daarna hard op zijn hoofd heeft geschopt. Verdachte heeft naar eigen zeggen daarom later met het vuurwapen op verdachte geschoten. Hij moest zich verdedigen na die schop tegen zijn hoofd.
De rechtbank overweegt dat de harde schop tegen het hoofd van verdachte niet volgt uit de bewijsmiddelen en de rest van het procesdossier. Echter, zelfs als de verklaring van verdachte voldoende aannemelijk zou worden bevonden, [slachtoffer 1] aldus de initiator van het geweld is geweest door verdachte tegen zijn hoofd te schoppen en daardoor sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan heeft te gelden dat verdachte met zijn reactie hierop de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden. Het met een vuurwapen meerdere malen richting het bovenlichaam van [slachtoffer 1] schieten staat in geen verhouding tot de geweldshandelingen van die [slachtoffer 1] . Uit de stukken in het dossier volgt niet dat sprake was van een zodanig nijpende situatie voor verdachte dat hij zich op deze heftige wijze had mogen verdedigen. [slachtoffer 1] zat op dat moment ook al op zijn scooter en probeerde juist weg te komen van de situatie.
Het beroep op noodweer wordt reeds hierom verworpen.
Ten aanzien van het beroep op noodweerexces overweegt de rechtbank het volgende.
Hiervan kan sprake zijn als de handelwijze van verdachte kan worden aangemerkt als een onmiddellijk gevolg van een door de wederrechtelijke aanval veroorzaakte hevige gemoedsbeweging. Bij de vraag of sprake is geweest van een onmiddellijk gevolg in de hiervoor bedoelde zin komt betekenis toe aan de mate waarin de grenzen van een noodzakelijke verdediging zijn overschreden alsmede de aard en de intensiteit van de hevige gemoedsbeweging.
Naar het oordeel van de rechtbank was de handelwijze van verdachte, gelet op het grote gevaar op de dood bij het slachtoffer, dusdanig disproportioneel en buitensporig dat deze niet meer als verontschuldigbaar noodweerexces kan worden aangemerkt. Daarbij is op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet aannemelijk geworden dat bij verdachte sprake is geweest van een dusdanige hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door de aanranding, dat zijn excessieve handelen daaruit voortkwam. De raadsvrouw heeft het verweer verder ook geen handen en voeten gegeven, anders dan een herhaling van de vermeende geweldshandeling van [slachtoffer 1] jegens verdachte. De rechtbank verwerpt daarom ook dit verweer.
Nu de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is geweest van een noodweersituatie zal zij ook het beroep op noodweerexces verwerpen.
Er is daarnaast geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat in geval van strafoplegging aansluiting dient te worden gezocht bij straffen die in de door haar als soortgelijke zaken aangehaalde uitspraken zijn opgelegd en dat rekening dient te worden gehouden met de omstandigheden dat van enig door verdachte veroorzaakt letsel niet is gebleken en dat er door hem geen noemenswaardige schade is aangericht.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, waarover hij in de publieke ruimte beschikte. Door met dit vuurwapen vanaf een kleine afstand meermalen te schieten op het bovenlichaam van [slachtoffer 1] , heeft verdachte zonder noemenswaardige aanleiding geprobeerd die [slachtoffer 1] van het leven te beroven. [slachtoffer 1] mag van groot geluk spreken dat hij hierbij niet is geraakt en dat hij aan verdachte heeft kunnen ontsnappen.
De rechtbank overweegt voorts dat sprake is van een maatschappelijke ontwikkeling die eruit bestaat dat steeds vaker op publieke plekken gebruik wordt gemaakt van vuurwapens. Door dit toenemende vuurwapengeweld nemen gevoelens van onveiligheid toe en groeit het idee dat hier paal en perk aan moet worden gesteld. De rechtbank plaatst het bewezenverklaarde in de context van deze maatschappelijke ontwikkeling. De schietpartij vond namelijk plaats op een parkeerplaats bij een supermarkt op een tijdstip waarop veel mensen die supermarkt bezochten en over die parkeerplaats liepen. Op camerabeelden is te zien dat onder meer een vrouw met een kind in een kinderwagen langs de plek liep waar verdachte kort daarna kogels op [slachtoffer 1] afvuurde. Het lijkt louter aan toeval te danken dat zij en andere voorbijgangers niet ook het slachtoffer zijn geworden van het vuurwapengeweld van verdachte. De kennelijke lichtvaardigheid waarmee verdachte op de openbare weg in een op dat moment drukbezocht winkelgebied een vuurwapen gebruikt, baart de rechtbank ernstig zorgen. Dat verdachte het risico heeft genomen dat hij ook toevallige passanten zou raken, weegt de rechtbank dan ook in strafverzwarende zin mee.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op het uitgebreide, de verdachte betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 16 november 2021, waaruit blijkt dat verdachte zich eerder aan geweldsdelicten en vuurwapenbezit heeft schuldig gemaakt.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 24 november 2021, opgesteld door I.M.T.J. Weiss, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. Uit dit reclasseringsrapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een jarenlang delictpatroon en van langdurig problematisch alcohol- en cocaïnegebruik. Dit middelengebruik in combinatie met zijn persoonlijkheidsproblematiek en een verstandelijke beperking maakt dat het risico dat verdachte recidiveert als hoog wordt ingeschat. Hoewel de reclassering in het leven van verdachte genoeg zaken ziet die aandacht behoeven, heeft verdachte in toenemende mate weerstand tegen de reclassering en hulpverlening in het algemeen getoond. De reclassering ziet daarom geen mogelijkheden om met interventies of toezicht het recidiverisico van verdachte te beperken of zijn gedrag te veranderen.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie een lange en geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde zouden door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak worden miskend.
Hoewel de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit komt, acht zij gelet op het voorgaande de gevorderde gevangenisstraf voor de bewezenverklaarde misdrijven passend en geboden en zal zij aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die hij voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen, zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 3 en 4 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging van straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan 5 (
vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mrs. W.S. Ludwig en
M. Weistra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 december 2021.
mrs. W.S. Ludwig, M. Weistra en A.S. Valk zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlasteleggingen
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 16.145269.21:
1.
hij op of omstreeks 2 juni 2021 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal op en/of in de richting van het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juni 2021 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een vuurwapen op en/of in de richting van het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 2 juni 2021 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] eenmaal of meermalen (met een vuurwapen, althans een hard voorwerp) op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
Ten aanzien van parketnummer 16.285730.21:
1.
hij op of omstreeks 2 juni 2021 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet te weten een van oorsprong (semi-)automatisch werkend gas- en alarmpistool, modelnaam Zoraki met het kaliber 9mm PAK, getransformeerd tot een scherp (kogel)schietend vuurwapen met een vervangende loop in het kaliber 7.65mm Browning,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 2 juni 2021 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere scherp(e) patro(o)n(en), van het merk Geco, kaliber 7.65mm Browning, voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 september 2021, voorzien van proces-verbaalnummer 2021171395, opgemaakt door politie Midden-Nederland en doorgenummerd pagina 1 tot en met 152 (hierna te noemen: Procesdossier) of het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 oktober 2021, voorzien van documentcode MD2R021071-166, opgemaakt door politie Midden-Nederland en doorgenummerd pagina 153 tot en met 177 (hierna te noemen: Aanvullend procesdossier). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Procesdossier pagina 44.
3.Procesdossier pagina 45.
4.Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 21 september 2021, pagina 3.
5.Procesdossier pagina 81.
6.Procesdossier pagina’s 82 en 83.
7.Procesdossier pagina 34.
8.Procesdossier pagina 125.
9.Een rapport van het NFI van 30 juli 2021, opgemaakt door forensisch onderzoeker
10.Een rapport van het NFI van 30 juli 2021, opgemaakt door forensisch onderzoeker
11.Aanvullend procesdossier pagina 159.
12.Aanvullend procesdossier pagina 159.