ECLI:NL:RBMNE:2021:6277

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
UTR 21/3998
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huisnummerwijzigingen en de definitie van nevenadres in de Wet Bag

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, gaat het om een geschil over huisnummerwijzigingen van de adressen [adres 1], [adres 2] en [adres 3] te [plaats]. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigden, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat op 21 oktober 2020 een aanpassing van de huisnummering heeft besloten. Dit besluit werd in een later stadium, op 19 augustus 2021, door verweerder ongegrond verklaard. Eiseres is van mening dat de huisnummerwijzigingen onterecht zijn en dat de adressen [adres 3] en [adres 1] als hoofdadressen moeten blijven bestaan, terwijl [adres 2] ten minste als nevenadres moet worden behouden. De rechtbank heeft de zaak op 16 december 2021 behandeld, waarbij eiseres en verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

De rechtbank overweegt dat de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (Wet Bag) de basis vormt voor de huisnummerwijzigingen. Eiseres stelt dat de wijzigingen problemen kunnen veroorzaken met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, omdat de panden als rijksmonument zijn ingeschreven. Verweerder heeft echter gesteld dat [adres 2] niet als nevenadres kan fungeren, omdat het niet voldoet aan de vereisten van de Wet Bag. De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de huisnummerwijzigingen noodzakelijk zijn, maar dat dit gebrek niet leidt tot een andere beslissing, omdat eiseres niet in haar belangen is geschaad. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3998

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. G.J. Scholten),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Akkersdijk).

Procesverloop

In het besluit van 21 oktober 2020 (primair besluit) heeft verweerder besloten tot aanpassing van de huisnummering van de adressen [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] te [plaats] .
In het besluit van 19 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 december 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Als vertegenwoordiger van eiseres is [A] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en M. Kuijpers.

Overwegingen

1. Deze zaak gaat over huisnummerwijzigingen van de adressen [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] te [plaats] . Deze adressen zien allen op één pand, dat op de hoek staat van de [locatie 1] en [locatie 2] . Het besluit houdt in dat het hoofdadres [adres 3] blijft behouden, maar dat de andere hoofdadressen komen te vervallen. [adres 1] zal wel fungeren als nevenadres van [adres 3] . Verweerder heeft de huisnummers gewijzigd naar aanleiding van de verlening van een omgevingsvergunning voor het verbouwen tot een filmtheater op het adres [adres 3] in [plaats] .
2. Eiseres is het niet eens met de huisnummerwijziging. Volgens eiseres is het wenselijk dat [adres 3] en [adres 1] als hoofdadressen blijven behouden, en [adres 2] ten minste als nevenadres. Aan de [adres 3] bevindt zich namelijk de ingang van een filmtheater, aan de [adres 1] is de bedrijfskeuken gevestigd en hier vindt de bevoorrading en afvoer van goederen plaats en aan de [adres 2] is op de begane grond de horecafunctie van het filmtheater gevestigd en op de verdiepingen kantoorfuncties. Verder wijst eiseres er op dat de panden [adres 1] en [adres 2] als rijksmonument zijn ingeschreven in het monumentenregister. Het pand [adres 3] in een gemeentelijk monument. In de registeromschrijvingen zijn de monumentennummers gekoppeld aan het adres. Door de huisnummerwijziging klopt deze koppeling niet meer. Hierdoor kunnen problemen ontstaan met beheer en onderhoud omdat de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed de basisadministratie gebruikt als onderlegger voor hun besluiten.
3. Volgens verweerder kan [adres 2] niet als nevenadres fungeren. Volgens de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (Wet Bag) moet een nevenadres gerelateerd zijn aan hetzelfde adresseerbare object als het hoofdadres en is het alleen toegestaan een nevenadres te benoemen dit een andere relevante toegang beschrijft, zoals een leveranciersingang. Volgens verweerder beschrijft [adres 2] geen andere relevante toegang. Verder stelt verweerder dat het ook met de nieuwe nummering nog mogelijk is inspecties door de Monumentenwacht te laten uitvoeren en dat bij subsidieaanvragen voor monumentenonderhoud de locatie eventueel met vermelding van het oude huisnummer kan worden aangegeven.
4. Eiseres voert aan dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd aan de hand van welk toetsingskader tot deze huisnummerwijziging is gekomen. Verweerder heeft hierbij gewezen op de Wet Bag en de verordening, maar hierin komen begrippen als hoofdadres en nevenadres niet voor. Primair en bestreden besluit zijn onduidelijk en pas in het verweerschrift is duidelijkheid gegeven over de grondslag voor de adreswijzigingen.
Eiseres is het eens met de aanwijzing van [adres 3] als hoofdadres. Ze kan ook leven met [adres 1] als nevenadres. Ze vreest echter nog steeds problemen als [adres 2] als adres vervalt en ze had gehoopt dat verweerder hierover constructief had willen meedenken, ondanks de van toepassing zijnde regeling.
5. In het verweerschrift heeft verweerder, met verwijzing naar de Catalogus BAG 2018 de grondslag voor het onderscheid tussen hoofd- en nevenadres gegeven. [adres 1] is geen verblijfsobject in de zin van de Wet Bag omdat de bedrijfskeuken die zich daar bevindt niet functioneel zelfstandig is. Deze is ondersteunend aan het restaurant, dat onderdeel is van de [adres 3] . Het heeft wel een aparte opgang met een andere functie en daarom is het een nevenadres. [adres 2] voldoet niet aan de vereisten voor een nevenadres omdat de toegang geen wezenlijke betekenis heeft. Volgens eiseres geeft het toegang tot een personeelsruimte en kantoorruimte, maar die hoeven voor derden niet vindbaar te zijn.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. Uit de wet Bag volgt dat een adres wordt gegeven aan een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats. Dit adres bestaat uit een combinatie van de naam van een openbare ruimte, een nummeraanduiding en de naam van een woonplaats. [1] Een verblijfsobject is het kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is. [2] In de ministeriële regeling Catalogus BAG 2018 wordt het begrip nevenadres geïntroduceerd en aangegeven wanneer daarvan sprake van is, [3] en is de afbakening nader uitgewerkt wanneer wel of niet sprake is van een verblijfsobject. [4]
8. De rechtbank is het met eiseres eens dat verweerder in het bestreden besluit (en het primaire besluit) de grondslag voor de besluiten niet duidelijk heeft gemaakt. Verweerder verwijst immers voor de uitleg van het begrip ‘nevenadres’ naar de wet Bag en de daarop gebaseerde regeling, terwijl nergens is toegelicht of uit is af te leiden dat hiermee de Catalogus BAG 2018 is bedoeld. In het bestreden besluit is dan ook niet duidelijk op welke regelgeving en criteria verweerder zich baseert. Er is daarom sprake van een motiveringsgebrek. De rechtbank zal dit gebrek echter passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat verweerder in het verweerschrift dit wel toelicht en niet aannemelijk is geworden dat eiseres hierdoor inhoudelijk in haar belangen is geschaad. In de conclusies is het bestreden besluit wel duidelijk. Wel ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen om de proceskosten van eiseres te vergoeden. Eiseres heeft immers niet zelf om een besluit over de adressen gevraagd en door de onduidelijkheden in de besluitvorming waarmee zij is geconfronteerd zijn de kosten redelijkerwijs gemaakt. Ook dient verweerder de betaalde griffierechten te vergoeden.
9. Wat betreft de inhoud van het besluit overweegt de rechtbank als volgt. Over [adres 1] zal de rechtbank zich niet meer uitlaten nu dit geen onderdeel van het geschil meer is. [adres 1] wordt door partijen aangemerkt als nevenadres. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat dit adres ook in de basisregistratie te zien is, zodat de vrees bij eiseres voor administratieve problemen is weggenomen
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat aan [adres 2] geen nevenadres is in de zin van de regelgeving. Volgens de Catalogus mag een nevenadres alleen worden toegekend wanneer er meerdere relevante toegangen zijn en een toegang een wezenlijke betekenis heeft bij het aanduiden van het object, zoals een leveranciersingang. [5] Niet is gebleken dat hier bij [adres 2] sprake van is. Op de bouwtekeningen die bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning zijn overgelegd staan de functies achterkamer, personeelsruimte en kantoorfunctie. De toegangsdeur van [adres 2] betreft geen leveranciersingang. Ook zijn er geen andere redenen om te zeggen dat de toegang een wezenlijke betekenis heeft bij het aanduiden van het object, en dat de toegang voor derden bekend zou moeten zijn. De adressering in het verleden maar dit niet anders.
10. De overige aangevoerde omstandigheden, zoals mogelijke problemen in contacten met de genoemde Rijksdienst, nopen niet tot een andere beslissing. Het is duidelijk dat eiseres problemen moet zien te voorkomen als de aanduiding van het monument verandert. Dat toekenning van een (neven)adres daarvoor de enige optie is, is echter niet aannemelijk geworden. Het is aan eiseres hierover met deze dienst in contact te treden.
11. Het beroep is ongegrond. Er is aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een totaalbedrag van
€ 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2021 en wordt bekendgemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Griffier
De griffier is niet in de gelegenheid
Deze uitspraak mede te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 1, aanhef/onder b, van de wet Bag.
2.Artikel 1, aanhef/onder m, van de wet Bag.
3.Paragraaf 10.2 van de Catalogus BAG 2018, Stcrt 2018, 3622.
4.Paragraaf 10.8 van de Catalogus BAG 2018.
5.Paragraaf 10.2 van de Catalogus.