ECLI:NL:RBMNE:2021:6275

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
UTR - 21_634rectificatie
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak over terugvordering van toeslagen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, die al lange tijd arbeidsongeschikt is en een uitkering ontvangt op grond van de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser ontving naast zijn WAO-uitkering ook een toeslag op basis van de Toeslagenwet (TW). Het Uwv had eiser in twee besluiten van 8 september 2020 meegedeeld dat hij te veel toeslag had ontvangen over de periode van 20 juni 2016 tot en met 14 augustus 2016, en dat zijn toeslag vanaf 17 juli 2020 verlaagd zou worden omdat hij niet meer alleen woonde. Eiser maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar het Uwv verklaarde deze bezwaren ongegrond in een besluit van 12 januari 2021.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. Tijdens de zitting op 17 september 2021 werd duidelijk dat het Uwv het bestreden besluit had gewijzigd, omdat de gemeente Dronten had bevestigd dat de zoon van eiser niet bij hem inwoonde. Hierdoor werd het bezwaar tegen het tweede primaire besluit gegrond verklaard en hoefde eiser het bedrag van € 231,48 niet meer terug te betalen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv echter een fout had gemaakt in de berekening van het bedrag dat eiser moest terugbetalen voor de eerste periode, en dat het bedrag van € 296,82 te hoog was. De rechtbank herstelde dit bedrag naar € 286,82.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit voor zover het betrekking had op het eerste primaire besluit, en droeg het Uwv op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die op € 2.000,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en een afschrift werd op 17 december 2021 aan de partijen verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 21/634 RECTIFICATIE, pagina 3 en 4

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. ing. T.J. Katuin),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

Eiser is al lange tijd arbeidsongeschikt en ontvangt daarom sinds 22 oktober 1999 een uitkering op grond van de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering (de WAO). Naast deze WAO-uitkering ontvangt eiser op grond van de Toeslagenwet (TW) een toeslag om zijn inkomen aan te vullen tot het sociaal minimum.
Met een besluit van 8 september 2020 (het eerste primaire besluit) heeft het Uwv aan eiser meegedeeld dat hij over de periode 20 juni 2016 tot en met 14 augustus 2016 te veel toeslag heeft ontvangen, omdat hij in deze periode inkomsten had. Eiser moet daarom een bedrag van € 296,82 aan het Uwv terugbetalen.
Naast het inkomen is ook de leefsituatie van iemand bepalend voor de hoogte van de toeslag. De toeslag voor iemand die zijn woning deelt met een andere meerderjarige persoon is lager dan de toeslag voor iemand die alleen woont. Eiser ontving sinds 2016 een toeslag zoals die in de wet is bepaald voor een alleenstaande die zijn woning niet met een andere meerderjarige persoon deelt. Met een ander besluit van 8 september 2020 (het tweede primaire besluit) heeft het Uwv aan eiser meegedeeld dat zijn toeslag vanaf 17 juli 2020 lager wordt, omdat hij volgens het Uwv vanaf die datum niet meer alleen – maar samen met zijn zoon – in zijn woning woont. Omdat eiser over de periode 17 juli tot en met
31 augustus 2020 nog te veel toeslag heeft ontvangen, moet hij een bedrag van € 231,48 aan het Uwv terugbetalen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het eerste en het tweede primaire besluit. Met een besluit van 12 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv deze bezwaren ongegrond verklaard.
Met een brief van 9 december 2020 heeft het Uwv aan eiser meegedeeld dat hij het resterende bedrage van € 458,07 vooralsnog niet hoeft terug te betalen, omdat zijn maandelijkse lasten hoger zijn dan zijn netto-inkomen.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met een besluit van 13 september 2021 (het wijzigingsbesluit) heeft het Uwv het bestreden besluit gewijzigd. De gemeente Dronten heeft aan het Uwv bevestigd dat de zoon van eiser niet bij eiser inwoont, maar alleen een briefadres had bij eiser. Daarom heeft het Uwv het bestreden besluit ingetrokken voor zover dat ziet op het tweede primaire besluit. Het Uwv heeft het bezwaar tegen het tweede primaire besluit alsnog gegrond verklaard en het tweede primaire besluit ingetrokken. Dit betekent dat eiser het bedrag van € 231,48 niet meer aan het Uwv hoeft terug te betalen. Het Uwv zal aan eiser de proceskosten die hij heeft gemaakt om bezwaar te maken tegen het tweede primaire besluit tot een bedrag van € 534,- vergoeden. Het beroep van eiser heeft van rechtswege mede betrekking op het wijzigingsbesluit [1] .
Het beroep is behandeld op de zitting van 17 september 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en zijn broer, [A] . De gemachtigde van het Uwv heeft aan de zitting deelgenomen via een Skypeverbinding.

Overwegingen

Waarover oordeelt de bestuursrechter?
1. De rechtbank toetst de rechtmatigheid van besluiten. Het beroep gaat over de twee besluiten van het Uwv om een gedeelte van de aan eiser betaalde toeslag terug te vorderen. De rechtbank zal in deze uitspraak alleen een oordeel geven over deze besluiten en dus niet over de hoogte van de WAO-uitkering die eiser van het Uwv ontvangt.
Tweede primaire besluit: inwoning zoon van eiser
2. De rechtbank stelt vast dat het Uwv met het wijzigingsbesluit volledig tegemoet is gekomen aan het beroep van eiser tegen het deel van het bestreden besluit dat ziet op het tweede primaire besluit. Dit betekent dat de beroepsgronden voor zover die zien op dit deel van het bestreden besluit in deze uitspraak niet meer hoeven te worden besproken.
3. Het Uwv heeft in het wijzigingsbesluit opgenomen dat hij de proceskosten die eiser heeft gemaakt om bezwaar te maken tegen het tweede primaire besluit zal vergoeden. Aan het einde van de uitspraak zal de rechtbank een beslissing nemen over een vergoeding van de proceskosten die eiser heeft gemaakt om beroep in te stellen.
Eerste primaire besluit: inkomsten bij [bedrijf]
4. Eiser heeft in zijn reactie op het verweerschrift en op de zitting aangevoerd dat [bedrijf] geen salaris aan hem heeft uitbetaald. Volgens eiser heeft hij dus geen inkomsten gehad in de periode 20 juni 2016 tot en met 14 augustus 2016 en dus heeft hij ook niet te veel toeslag ontvangen.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser aan het Uwv vier salarisstroken over de periode 7 juli t/m 31 juli 2016 en de jaaropgaaf 2016 heeft overgelegd. Volgens deze stukken heeft [bedrijf] voor het brutobedrag van € 386,- loon aan eiser betaald. Dit bedrag komt overeen met de inkomsten die eiser volgens de polisadministratie van het Uwv in deze periode heeft ontvangen.
6. Nu alle stukken over de inkomsten van eiser in de periode 20 juni 2016 tot en met
14 augustus 2016 met elkaar in overeenstemming zijn, lag het op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat [bedrijf] dit salaris niet aan eiser heeft uitbetaald. Dit heeft hij niet gedaan. Dit betekent dat het Uwv naar het oordeel van de rechtbank het bedrag van € 386,- aan brutoloon heeft mogen gebruiken om de hoogte van de toeslag van eiser over de periode 20 juni 2016 tot en met 14 augustus 2016 opnieuw te berekenen.
7. Op de zitting heeft het Uwv de berekening van de toeslag toegelicht. Deze berekening komt de rechtbank aannemelijk over. Op de zitting heeft het Uwv echter onderkend dat in de berekening zoals deze als bijlage bij het eerste primaire besluit is gevoegd een fout is gemaakt. € 274,96 + € 11,86 = € 286,82 in plaats van € 296,82, het bedrag dat het Uwv heeft teruggevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv dus € 10,- te veel teruggevorderd. Daarom zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit voor zover dat ziet op het eerste primaire besluit vernietigen.
8. De rechtbank voorziet zelf in de zaak, in die zin dat zij het eerste primaire besluit herroept voorzover daarin het bedrag dat eiser aan het Uwv moet terugbetalen is bepaald op € 296,82 bruto. De rechtbank stelt daarvoor in de plaats het bedrag van € 286,82 bruto.
Griffierecht en proceskosten
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het Uwv aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Het Uwv moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert
3.0 punten op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 534,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.
30,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij het bezwaar tegen het eerste primaire besluit ongegrond is verklaard;
- herroept het eerste primaire besluit, voor zover daarbij is beslist dat eiser aan het Uwv een bedrag van € 296,82 bruto moet terug betalen, bepaalt dit bedrag op € 286,82 bruto en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- draagt aan het Uwv op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.
30,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is uitgesproken 10 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 17 december 2021.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.