ECLI:NL:RBMNE:2021:6259

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2971
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgovereenkomst op basis van niet voldoen aan voorwaarden professionele hulpverlener

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiseres had een beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarin de zorgovereenkomst voor begeleiding vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) werd afgekeurd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de periode van 2 juli 2020 tot en met 2 december 2020 begeleiding heeft ontvangen van haar vader, maar dat deze begeleiding niet voldeed aan de voorwaarden die gesteld zijn voor professionele hulpverlening. Verweerder had de zorgovereenkomst afgekeurd omdat de ondersteuning door een professionele hulpverlener geboden moest worden. Eiseres was van mening dat zij niet op de hoogte was van deze eis en dat haar vader, gezien zijn ervaring, wel degelijk als zorgverlener kon optreden. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres op basis van eerdere besluiten en de geldende regelgeving had kunnen weten dat alleen zorg van een professionele hulpverlener in aanmerking kwam voor vergoeding. Eiseres heeft niet aangetoond dat haar vader voldeed aan de eisen voor professionele zorgverlening en heeft ook niet tijdig de SVB en verweerder geïnformeerd over de begeleiding door haar vader. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2971

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats] , eiseres
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: E. Chahid).

Procesverloop

Bij besluit van 23 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de zorgovereenkomst afgekeurd voor begeleiding aan eiseres vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Bij besluit van 4 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2021. Eiseres is ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde via een online verbinding.

Overwegingen

1. De zaak gaat over de vergoeding van de begeleiding die eiseres van haar vader heeft gekregen in de periode van 2 juli 2020 tot en met 2 december 2020. Verweerder heeft de zorgovereenkomst afgekeurd, omdat de ondersteuning door een professionele hulpverlener geboden moest worden. Verweerder kan daarom niet vaststellen dat aan de afgesproken voorwaarden voor het krijgen van begeleiding voldaan was.
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Verweerder heeft eiseres vanaf 2018 een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend om ambulante gespecialiseerde begeleiding in te kopen. Eiseres heeft destijds zorg ingekocht bij een zorgverlener. Door het aflopen van haar indicatie is in 2020 opnieuw onderzoek gedaan naar de situatie van eiseres. Verweerder heeft ambtshalve besloten om de indicatie te verlengen van 2 juli 2020 tot en met 2 december 2020 in afwachting van een medisch advies. Eiseres heeft in deze periode begeleiding gekregen van haar vader. Eiseres heeft op 2 juli 2020 een verklaring van zorg ingeleverd bij de SVB (Sociale Verzekeringsbank). De SVB heeft op 16 december 2020 aan eiseres medegedeeld dat verweerder de zorgovereenkomst met haar vader heeft afgekeurd. De ingediende declaraties voor zorg van haar vader worden daarom niet in behandeling genomen.
3. Eiseres voert aan dat het haar niet bekend was dat zij alleen zorg mocht inkopen van een professionele hulpverlener. Volgens haar heeft verweerder nergens gedefinieerd wat de eisen zijn om aangemerkt te kunnen worden als een professionele zorgaanbieder. Eiseres betoogt verder dat zij zich aan de gestelde voorwaarden heeft gehouden voor het inschakelen van haar vader als begeleider. Tijdens de zitting heeft eiseres aangevoerd dat haar vader haar passende zorg kan bieden gelet op zijn werkervaring met mensen met een autismespectrumstoornis. Daarnaast heeft zij tijdig aan verweerder en de SVB gemeld dat haar vader de zorg ging bieden.
4. De rechtbank stelt vast dat in het besluit op de eerste aanvraag (2018) staat dat eiseres recht heeft op ambulante gespecialiseerde begeleiding. Ook in het verlengingsbesluit van 28 september 2020 staat dat het pgb bedoeld is voor ambulante gespecialiseerde begeleiding Specialistisch tarief. Bovendien is in artikel 3 van de Nadere regel (inclusief financieel besluit) Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Utrecht 2021 bepaald wat de voorwaarden zijn bij een ZZP tarief. De ondersteuning moet geboden worden door een persoon die beroepsmatig is gekwalificeerd voor de betreffende ondersteuning, blijkend uit een diploma van een erkende Nederlandse instelling voor beroepsonderwijs. Tevens moet deze persoon geregistreerd staan als zelfstandige, eenmansbedrijf of freelancer bij de Belastingdienst en de Kamer van Koophandel in het jaar van afgifte van de pgb. De Nadere regel over de verordening van verweerder is bekendgemaakt door publicatie in het gemeenteblad. De rechtbank is van oordeel dat eiseres op basis van wat in de besluiten en in deze regeling staat, ervan op de hoogte had kunnen zijn dat zij alleen zorg mocht inkopen van een professionele hulpverlener. Eiseres heeft niet met bewijsstukken onderbouwd dat haar vader voldoet aan de bovengenoemde gestelde eisen om als een professionele hulpverlener op te treden. Evenmin heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat zij de SVB en verweerder tijdig heeft geïnformeerd over de begeleiding door haar vader. Uit het overzicht van de belgeschiedenis met de SVB blijkt niet dat eiseres besproken heeft dat zij zorg wil hebben van haar vader. Daarnaast is eiseres er op gewezen in de indicatiebesluiten dat de kosten voor begeleiding pas gedeclareerd kunnen worden, als de zorgovereenkomst met een zorgverlener goedgekeurd is door zowel de SVB als verweerder. Eiseres had dus kunnen weten dat zij moest wachten op de beoordeling door verweerder voordat de begeleiding ingezet kon worden. Omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de zorg van haar vader aan de voorwaarden voldoet, oordeelt de rechtbank dat verweerder terecht de zorgovereenkomst voor deze begeleiding heeft afgekeurd.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van
mr. drs. N.L.K.J. Li, griffier. De beslissing is uitgesproken op 24 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.