ECLI:NL:RBMNE:2021:6238

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
16-244766-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal d.m.v. braak en inklimming met oplegging van ISD-maatregel

Op 7 december 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 september 2021 in Utrecht twee flesjes bier heeft gestolen van een café. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot het café door middel van braak en inklimming. Tijdens de terechtzitting op 23 november 2021 was de verdachte niet aanwezig, maar had hij een afstandsverklaring getekend, waardoor het vonnis als een vonnis op tegenspraak werd beschouwd. De officier van justitie, mr. L.B. Okhuijsen, heeft de verdachte beschuldigd van diefstal, terwijl de raadsman, mr. E. Stam, vrijspraak heeft bepleit op basis van onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, wettig en overtuigend bewijs leveren voor de schuld van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een stelselmatige dader is, met een strafblad dat meerdere veroordelingen voor vermogensdelicten omvat. Gezien de ernst van het feit en de recidive van de verdachte, heeft de rechtbank besloten om de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren op te leggen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor materiële schade, toegewezen tot een bedrag van € 450,31, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-244766-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 1] te [woonplaats] ,
gedetineerd en verblijvende in de P.I. Lelystad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek en de inhoudelijke behandeling op de terechtzitting van 23 november 2021. Verdachte was niet bij deze zitting aanwezig, maar heeft een afstandsverklaring getekend, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. L.B. Okhuijsen en van dat wat de raadsman van verdachte, mr. E. Stam, naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde] .

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij op of omstreeks 11 september 2021 te Utrecht twee flesjes bier heeft gestolen van [benadeelde] , en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Hij voert aan dat de camerabeelden onvoldoende duidelijk zijn. Daarnaast is het niet logisch dat verdachte in [plaats] vanaf het café op de [locatie 1] naar de [locatie 2] is gefietst. Verder heeft verdachte verklaard dat hij meer dan twee flesjes bier bij zich had, terwijl volgens de aangifte twee flesjes bier zijn gestolen. Ten slotte volgt uit het forensisch bewijs niet dat de braaksporen een gevolg zijn van de bij verdachte aangetroffen werktuigen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van aangifte
“Ik ben eigenaar van [benadeelde] in [plaats] . Het café is gevestigd aan de [adres 2] te [plaats] . In de nacht van zaterdag 11 september 2021 sliep ik boven het café. Omstreeks 04:09 uur diezelfde dag werd ik wakker van het luide alarm dat beneden in het café afging. Direct daarna hoorde ik hard gebonk. Dat geluid herken ik als zijnde gebonk tegen de tussendeur. Toen ik de inpandige deur van het café opende en de zaak instapte, zag ik dat de deur ontzet was. Ik zag dat er schade aan de deur en het kozijn was. Tevens zag ik dat de ruit aan de zijkant, grenzend aan de [locatie 3] , verbroken was. Ik zag dat er zowel in het café als op de openbare weg, glas lag. Dit glas is afkomstig van de kapot gemaakte ruit. (..) Ook heb ik de camerabeelden, welke in het café hangen, via mijn mobiele telefoon bekeken. Hierop zag ik dat er op zaterdag 11 september 2021 omstreeks 04:09 uur een persoon via de ruit aan de [locatie 3] de zaak betreedt. Op de camerabeelden zag ik dat er een persoon in de zaak rondliep. (..) Ik zag dat de persoon twee (2) flesjes bier van het merk 'Hertog Jan' uit een krat achter de bar pakte. Ik zag dat de persoon met deze twee flesjes 'Hertog Jan' bier het café verliet.” [2]
Een proces-verbaal van bevindingen
“Naar aanleiding van een inbraak gepleegd op 11 september 2021, omstreeks 04.00 uur in het [benadeelde] gelegen aan [adres 2] te [plaats] , heeft de aangever
videobeelden beschikbaar gesteld van de inbraak. (…) Op camera 1 zie ik dat op 11 september 2021, om 03.58.44 uur een (1) man aan komt lopen. Ik kan de man als volgt omschrijven:
- man
- normaal postuur
- groen/bruine broek
- donkerkleurige sportschoenen met witte rand/ zool aan de onderkant
- zwarte jas met lange mouwen
- zwarte capuchon over zijn hoofd, onder zijn capuchon steekt een klep uit van mogelijk een petje op de klep is een wit embleem te zien.
Op camera 2 zie ik dat op 11 september 2021, om 03.58.52 uur dezelfde man met een lampje het café in schijnt, over een tafel klimt en om zich heen kijkt. Ik zie dat de man over de grond kruipt in de richting van de bar. (..) Vervolgens zie ik dat de man rondloopt en met zijn zaklamp schijnt en dat hij daarna twee flesjes op een tafeltje neerzet. Ik herken de flesjes als bierflesjes. Ik zie niet van welk merk de bierflesjes zijn. (..) Op camera 2 zie ik dat er 1 deur opengaat en dat de man om 04.08.11 uur weer in beeld komt. Ik zie dat de man met versnelde pas loopt. Ik zie dat hij de bierflesjes van de tafel pakt en op een stoel stapt en vervolgens uit beeld verdwijnt. (..) Op camera 1 zie ik dat op 11 september 2021, om 04.08.16 uur de man vanuit het café, op de openbare weg springt. Ik zie dat dit dezelfde plek is als waar de man om 03.58.44 het pand binnen gaat. Ik zie dat de man met versnelde pas wegrent. Ik zie dat de man een blauw witte plasticzak in zijn rechterhand heeft. Ik herken deze zak als een plasticzak van het merk Albert Heijn..” [3]
Een proces-verbaal van bevindingen
“Op zaterdag 11 september 2021, omstreeks 04.11 uur kreeg ik samen met meerdere eenheden de opdracht van de meldkamer te [plaats] te gaan naar de [adres 2] te [plaats] voor een inbraak bij [benadeelde] . Ik hoorde dat de verdachte weg was in onbekende richting. Ik hoorde portofonisch dat de verdachte iets zou dragen met grijs en/of wit, een capuchon met daaronder een pet zou hebben en twee flesjes bier van het merk Hertog Jan weg had genomen. Ik reed op de [locatie 2] en zag een man op een fiets die een grijze jas droeg met capuchon. Ik zag dat de man een flesje Hertog Jan aan zijn mond hield. Ik zag dat de man reed komend uit de richting van de [locatie 1] . Ik had direct het vermoeden dat het de verdachte was van de genoemde inbraak. Ik zag dat de verdachte bij het zien van mijn voertuig harder ging fietsen. Ik zag dat de verdachte samen met zijn fiets de [locatie 4] op rende in de richting van de [locatie 5] . Ik zag dat de verdachte aldaar ten val kwam met zijn fiets. Ik zag dat mijn collega [verbalisant 1] de verdachte vervolgens aanhield. (..) Ik zag op de grond naast de fiets de volgende goederen liggen: Een plastic Albert Heijntas met daarin twee hamers, een schroevendraaier, een dicht en nog gevuld flesje Hertog Jan, een zwart kleurig breekijzer. Ik zag in de omgeving van de fiets verder geen andere goederen liggen.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] .” [4]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Verdachte is kort na de melding van de inbraak waarbij twee flesjes Hertog Jan gestolen zijn, op relatief korte afstand van het café waarin is ingebroken gezien, drinkend uit een flesje Hertog Jan. Verdachte is op de vlucht geslagen. Na aanhouding bleek verdachte in het bezit van een Albert Heijn tas en een tweede flesje Hertog Jan. Verder zijn bij verdachte inbrekerswerktuigen aangetroffen.
Anders dan de raadsman naar voren heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat de plek waar verdachte voor het eerst door de politie is gezien niet zo onlogisch is dat geen verband met de inbraak kan worden aangenomen. Het feit dat geen herkenning plaatsvindt op basis van een petje met een wit embleem of dat op de camerabeelden geen fiets te zien is, is evenmin reden om te twijfelen. De fiets kan later gepakt zijn. Uit het proces-verbaal blijkt dat twee flesjes bier zijn aangetroffen waarmee de stelling van verdachte dat hij meer bier bij zich had is weerlegd.
De raadsman heeft verder benadrukt dat uit het forensisch rapport is gebleken dat er geen match is tussen de braaksporen in [benadeelde] en de werktuigen die verdachte bij zich had. De rechtbank overweegt in dit verband dat uit het forensisch rapport volgt dat de braaksporen niet geschikt zijn voor een vergelijkend onderzoek, zodat niet is onderzocht of er een match was met de werktuigen die verdachte tijdens de aanhouding bij zich had. De inhoud van het forensisch rapport biedt geen enkele steun aan de stelling dat verdachte niets met de inbraak te maken had.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 11 september 2021 te Utrecht twee bierflesjes (Hertog Jan), die geheel aan [A] en [benadeelde] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het bewezen geachte feit te veroordelen tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. Volgens de officier van justitie is aan alle vereisten voor het opleggen van die maatregel voldaan en is de maatregel passend. Er is volgens de officier van justitie met het strafblad van verdachte geen ander goed alternatief voorhanden. Ook kan de maatregel eraan bijdragen een oplossing te vinden voor de problematiek bij verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. De ISD-maatregel kan in dit geval niet dienen als stok achter de deur, zoals ten onrechte in het rapport van de reclassering is vermeld, omdat het algemeen bekend is dat het lang kan duren voordat een behandeling in het kader van de ISD-maatregel kan starten. De ISD-maatregel kan als stok achter de deur wel voorwaardelijk worden opgelegd. Een ander alternatief is dat verdachte een straf met een voorwaardelijk kader krijgt opgelegd waarbij zowel verdachte als de samenleving meer zijn gebaat.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak en inklimming. Dit is een vervelend feit dat niet alleen het betreffende slachtoffer, maar ook de maatschappij schade en overlast oplevert. Verdachte heeft met zijn handelen laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van het op zijn naam gestelde Uittreksel Justitiële documentatie van 19 november 2021. Hieruit blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaren veelvuldig is veroordeeld wegens vermogensdelicten.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van 18 november 2021. Hieruit volgt dat ten behoeve van verdachte meerdere pogingen zijn ondernomen om hem de juiste zorg te bieden, die allemaal zijn mislukt. De reclassering schat in dat verdachte blijft recidiveren als niet wordt ingegrepen. De reclassering benadrukt dat de juiste hulp voor verdachte enkel door middel van oplegging van de ISD-maatregel geboden kan worden. Er is dan voldoende tijd om verdachte langzaam en gestructureerd te begeleiden bij de te ondernemen stappen om meer vrijheden en verantwoordelijkheden op te bouwen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht in het kader van bijzondere voorwaarden de risico’s te beperken.
Oplegging ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte een stelselmatige dader is in de zin van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en ook voldoet aan de in dat artikel genoemde criteria voor oplegging van de ISD-maatregel. Het bewezen verklaarde feit is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit de voornoemde uittreksel justitiële documentatie blijkt daarnaast dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Dit betreft:
  • een onherroepelijke veroordeling door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 mei 2021 tot een gevangenisstraf van acht maanden voor overtreding van artikel 311 lid 1 sub 5 Sr. Deze straf is ten uitvoer gelegd;
  • een onherroepelijke veroordeling door de Politierechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2019 tot een gevangenisstraf van drie maanden voor het overtreden van artikel 311 lid 1 sub 5 Sr. Deze straf is ten uitvoer gelegd;
  • een onherroepelijke veroordeling door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 december 2018 tot een gevangenisstraf van één maand voor het overtreden van artikel 311 lid 1 sub 5 Sr. Deze straf is ten uitvoer gelegd.
Het bewezenverklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van al deze straffen. Zoals blijkt uit het hiervoor genoemde reclasseringsrapport, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank is niet gebleken van redenen om de ISD-maatregel niet op te leggen.
Ook is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel uit de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers. Verdachte valt namelijk onder de definitie van een stelselmatige dader. Hij is een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De vele tot nu toe aan verdachte opgelegde straffen hebben er niet toe geleid dat hij zijn gedrag heeft veranderd. De rechtbank acht de oplegging van de ISD-maatregel daarom onontkoombaar en zal daartoe overgaan. Gelet op het feit dat verdachte eerder niet in staat is gebleken zich aan vrijwillige hulpverlening te (blijven) onderwerpen en evenmin om zich aan bijzondere voorwaarden te (blijven) houden, ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid, ook niet om de maatregel op te leggen in voorwaardelijke zin. Onjuist is de stelling dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel niet kan dienen als stok achter de deur. Immers door binnen het onvoorwaardelijk kader op enig moment vrijheden op te bouwen, ontstaat voor verdachte wel degelijk de situatie dat het onvoorwaardelijk karakter van de maatregel een belangrijke reden kan zijn om niet te recidiveren.
De rechtbank acht het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen, om zo recidive van verdachte in de toekomst te voorkomen, de maatschappij optimaal te beschermen en de behandeling van zijn problematiek alle kansen te geven. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich door middel van één van haar vennoten, de heer [A] , als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 550,31 aan materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De schade bestaat uit de vervangingskosten van een ruit en een bloempot, de uren die de heer [A] heeft besteed aan de afhandeling van de inbraak en het eigen risico dat aan de verzekeraar dient te worden afgedragen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 450,31, met verhoging van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat de urenlijst onvoldoende duidelijk en gespecificeerd is.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte sluit zich voor wat betreft de urenlijst aan bij het standpunt van de officier van justitie en refereert zich voor het overige aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en de vordering van de benadeelde partij, vast komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde handelen. De rechtbank is van oordeel dat de schade met betrekking tot de kapotte ruit en bloempot toewijsbaar is. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de vordering van € 250, gelijk aan het eigen risico dat de benadeelde partij aan de verzekeraar dient af te dragen, toewijsbaar is. De schadepost die ziet op de uren besteed door de heer [A] (5 x € 20) is onvoldoende onderbouwd en wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 450,31 toewijzen, bestaande uit materiële schade en het terug te betalen eigen risico, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 september 2021 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag van € 450,31, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 september 2021, tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met negen dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38m, 38n en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte
daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in
rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging maatregel
- legt aan verdachte op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor
stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht niet op de tenuitvoerlegging van de maatregel in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 450,31;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2021, tot de dag van volledige betaling;
- verklaart de vordering van [benadeelde] voor wat betreft het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat
€ 450,31 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2021, tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze verplichting aangevuld met 9 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd
als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Zuurmond, voorzitter, mr. E.J. van Rijssen en mr. G. Konings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 december 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 september 2021 te Utrecht
twee bierflesjes (Hertog Jan), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[A] en/of [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 september 2021, registratienummer PL0900-2021290529, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 60.
2.Proces-verbaal van aangifte van 11 september 2021, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 5-6.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 11 september 2021, opgemaakt door [verbalisant 3] , p. 14-21.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 11 september 2021, opgemaakt door [verbalisant 4] , p. 22-23.