ECLI:NL:RBMNE:2021:6236

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
16-113924-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige mishandeling, afpersing en hennepteelt door ex-partner met ernstige gevolgen voor slachtoffer

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van meervoudige mishandeling, afpersing en hennepteelt. De verdachte, die gedurende een lange periode samenwoonde met het slachtoffer, werd vrijgesproken van de beschuldiging van verkrachting, omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat de seksuele handelingen niet vrijwillig waren. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor het meermalen afpersen en mishandelen van het slachtoffer, evenals voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van ernstig huiselijk geweld, waarbij de verdachte misbruik maakte van de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een behandelverplichting en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, die door de mishandelingen en afpersingen aanzienlijke schade had geleden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-113924-21
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
feitelijk verblijvende:
[adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 augustus 2021 en 13 december 2021. De zaak is inhoudelijk behandeld op laatstgenoemde datum.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof, advocaat te Amsterdam, alsmede de advocaat van de benadeelde partij, mr. M. Kubatsch, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 27 april 2021 te Utrecht [slachtoffer] meermalen heeft verkracht;
Feit 2
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 27 april 2021 te Utrecht [slachtoffer] meermalen heeft afgeperst;
Feit 3
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 27 april 2021 te Utrecht zijn levensgezel [slachtoffer] meermalen heeft mishandeld;
Feit 4
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 24 juni 2020 te Utrecht opzettelijk 155 hennepplanten heeft geteeld, dan wel die hennepplanten in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 5
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 24 juni 2020 te Utrecht een hoeveelheid elektriciteit die toebehoorde aan Stedin en/of Mitros heeft gestolen, en die elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Ter motivering van dat standpunt ten aanzien van de feiten 1 t/m 3 heeft de officier van justitie aangevoerd dat hij van oordeel is dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] op meerdere punten worden ondersteund door een aantal onafhankelijke en afzonderlijke bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van getuige [getuige 1] . Alle door het slachtoffer afgelegde verklaringen zijn daarmee betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De feiten 1 t/m 3 kunnen op grond van deze verklaringen integraal bewezen worden verklaard. Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting dat hij op enig moment wist van de hennepkwekerij kunnen feiten 4 en 5 ook wettig en overtuigend worden bewezen, waarbij voor feit 4 minst genomen sprake is van het opzettelijk aanwezig hebben van softdrugs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe ten aanzien van feit 2 – kort samengevat – aangevoerd dat verdachte het grootste deel van het geld dat hij van het slachtoffer heeft ontvangen heeft gebruikt ten behoeve van de gemeenschappelijke huishouding. Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte in de beginperiode van de relatie met haar geld boodschappen deed en later niet meer. Zij heeft echter niet duidelijk gemaakt vanaf welk moment hierin een omslag zou zijn geweest. Het bepalen van een eventuele pleegperiode voor dit feit is, ook bij gebrek aan (concreet) steunbewijs, niet mogelijk.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging betoogd dat zich in het dossier geen herleidbaar beeldmateriaal bevindt van de door het slachtoffer gestelde mishandelingen. Mogelijke ondersteuning voor het geweld zou dan ook moeten worden gevonden in verklaringen van verdachte en/of getuigen, maar daarvan is geen sprake. Zo heeft het slachtoffer volgens verdachte een snel reagerende huid waardoor de door getuigen waargenomen blauwe plekken kunnen worden verklaard, en is bij het slachtoffer op de dag na het vermeende heftige geweldsincident van 25 april 2021 door verbalisanten blijkbaar geen enkel letsel waargenomen.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5 heeft de verdediging betoogd dat het bij de huiszoeking verkregen bewijsmateriaal uitgesloten moet worden van het bewijs omdat uitsluitend is binnengetreden op grond van een MMA melding, die van zes maanden eerder dateerde. Subsidiair is bepleit dat de pleegperiode moet worden bekort.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
[slachtoffer] heeft op meerdere momenten uitvoerig verklaard over de seks die zij met verdachte heeft gehad. Deze verklaringen zijn, met name waar ze zien op de vraag of, en zo ja wanneer, de seks wel of niet vrijwillig was, wisselend en onduidelijk. De rechtbank kan op grond van deze verklaringen niet vaststellen wanneer sprake was van vrijwillige seks en wanneer van onvrijwillige seks en op welke momenten op welke wijze [slachtoffer] door verdachte is gedwongen tot het ondergaan dan wel het uitvoeren van bepaalde seksuele handelingen.
Onafhankelijk (steun)bewijs voor de verklaringen van [slachtoffer] over één incident zou kunnen worden gevonden in de getuigenverklaringen van een vriendin van [slachtoffer] , mevrouw [getuige 1] . [getuige 1] heeft verklaard getuige te zijn geweest van een verkrachting van [slachtoffer] door verdachte, toen zij op een ochtend in de woning van het slachtoffer verbleef. De verkrachting heeft volgens haar plaatsgevonden in de badkamer, terwijl [getuige 1] in de huiskamer was. [getuige 1] heeft geluiden gehoord, die zij heeft geïnterpreteerd als seksuele handelingen en als pijn. Zij heeft gezien dat [slachtoffer] vervolgens huilend de badkamer uitkwam. [slachtoffer] heeft ook verklaard op deze ochtend in de badkamer te zijn verkracht. De verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 1] over dit incident komen echter op belangrijke onderdelen niet overeen, zoals of de douche aanstond en of [slachtoffer] al dan niet onder de douche is verkracht. Het is de rechtbank verder niet duidelijk geworden uit welke geluiden [getuige 1] heeft kunnen opmaken dat er sprake was van dwang. Ook aan het benoemde huilen kan de rechtbank geen doorslaggevende betekenis toekennen, nu [slachtoffer] bij de rechter- commissaris heeft verklaard dat zij ook in het begin van de seksuele relatie soms huilde, terwijl uit haar verklaringen niet kan worden afgeleid dat er toen reeds sprake was van dwang. Verder is niet duidelijk geworden wanneer het incident in de badkamer, waar [getuige 1] bij aanwezig was, heeft plaatsgevonden. Andere bewijsmiddelen die de officier van justitie als steunbewijs aanmerkt duiden op geweld en afpersing, maar kunnen niet aan dit incident – of aan een (andere) verkrachting – worden gelinkt, waardoor de rechtbank ook voor dit incident onvoldoende wettig en overtuigend bewijs ziet.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2015 t/m 27 april 2021 zijn ex-partner [slachtoffer] op enig moment heeft verkracht.
Bewijsmiddelen feiten 2 en 3 [1]
[slachtoffer] is op 28 april 2021 gehoord door de politie. Uit het over dit verhoor opgemaakte proces-verbaal blijkt onder meer het volgende:
Getuige: [slachtoffer] . Woonplaats: [woonplaats] . [2]
V: Hoe lang heb je al een relatie met [verdachte] ?
A: 6 jaar. (…)
V: Hoe is het ontstaan dat hij bij jou is gaan wonen?
A: Hij had geen adres om te wonen, of als hij ruzie had met zijn ouders bleef hij bij mij. (…)
V: Vroeg hij toestemming?
A: Ik had niet veel keus, want ik wil dit niet. Ik wil mijn dochter ook niet het voorbeeld geven door een man in huis te nemen. Een relatie in huis dat wil ik niet. (…) Hij reageerde heel boos en hij accepteerde dit niet. Hij ging met dingen gooien, schreeuwen en mij ook slaan omdat hij dat niet accepteert. [3]
V: Kan je een voorbeeld geven?
A: Hij slaat met spullen. Hij schreeuwt ook tegen mij. (…)
V: Wanneer heeft hij jou voor het eerst geslagen/mishandeld?
A: Ik was buiten. Ik was in het park aan het lopen. (…)
V: Hoe heeft hij jou geslagen?
A: Schoppen, stompen slaan. In mijn buik, op mijn hoofd.
V: Was jouw vriendin daarbij?
A: Ja zij heet [A] .
V: Wanneer ben jij voor het eerst mishandeld?
A: Ik denk, in 2014 heb ik [verdachte] leren kennen, en dan een jaar later. Dus ik denk in 2015. (…) Dat was in Park Transwijk. [4] (…)
V: Het ergste wat jou is overkomen met hem?
A: Ik heb een keer een week niet kunnen lopen. Dat was een keer thuis toen heeft hij mij geduwd en toen ben ik op mijn stuit gekomen en toen had ik zo’n pijn dat ik niet meer kon zitten. (…) Hij duwde mij. Ik weet niet meer dan dat hij mij slaat. Ik probeer te vluchten. Ik probeer mijzelf te beschermen want ik ben klein en hij is groot. (…) Hij duwt mij tegen alles, tegen de deur, tegen de kast, hij sleurt mij ook overal door het huis. Hij duwt mij tegen de muur of de kast. En hij doet dat ook met zijn voet.
V: Hoeveel weeg jij en hoe lang ben jij?
A: 42 kilo, 1.56m. (…)
V: Hoeveel weegt [verdachte] en hoe lang is hij?
A: over de 100 kilo, 1,80m
V: En toen hij jou duwde wanneer was dat?
A: Dat is elke keer. Hij staat op en schreeuwt tegen mij. Hij geeft mij een klap. Hij duwt mij. Hij is boos.
V: Geef jij [verdachte] ook weerwoord?
A: Soms doe ik het wel, maar ik houd vaak mijn mond dicht. Hij is in mijn huis, Ik heb het recht om daar iets van te zeggen. Maar dat mag niet van hem. Hij vindt dat niet goed. Ik moet doen wat hij zegt. Ik moet mijn mond dicht houden.
V: Wat is de meest recente mishandeling?
A: Afgelopen zondag. (…) Hij begon met: “Ja je hebt niets voor mij gehaald. Jij haalt alleen maar dingen voor jezelf. Hij begon te schreeuwen dat het niet kan dat mijn dochter dingen gaat halen. Dat ik dingen moet doen. Hij ging mij uitschelden voor slet. Ik moest koken voor mijn ouders. Mijn vader zou eten komen halen. Ik heb tegen [verdachte] gezegd: “het is mijn geld. Ik hoef geen toestemming aan jou te vragen om boodschappen te doen". Toen werd hij nog meer boos. [verdachte] trok de intercom eruit en die gooide hij naar mij. (…) [verdachte] kwam naar de keuken en begon mij te slaan. (…)Hij begon mij te stompen met zijn knie ging tegen mijn gezicht. (…) Hij stompte mij. Het lijkt het beste op een boksbal, zo slaat hij. Hij sloeg mij met zijn vuist. (…) Hij sloeg mij op mijn bovenlichaam, op mijn gezicht. [5] Ik heb 1 in mijn lip gekregen. Ik had op mijn tong gebeten. Ik had 1 bij mijn neus gekregen. Ik ging gauw mijn gezicht beschermen door beiden armen voor mijn gezicht te houden. Hij heeft mij met zijn knie op mijn rug geslagen. Ik lag namelijk op een gegeven moment met mijn knieën op de grond en met mijn gezicht naar de grond en toen ging hij met zijn voeten schoppen. (…)
Dat geschreeuw tegen mij. En dingen kapot slaan kan heel lang duren. Alles bij mij thuis is kapot. (…)
V: [verdachte] sloeg en schopte jou. Zei hij iets?
A: Hij zei tijdens de mishandeling: “Kankerhoer. Ik neuk je moeder. Ik neuk je vader. Of jij gaat dood of ik ga dood”. Dat roept hij heel vaak. (…)
V: Wat nog meer?
A: Mijn internetkastje trekt hij eruit en gooit hij naar mij toe. (…)
V: Heeft [verdachte] wel eens meebetaald aan de kosten thuis?
A: Nee.
V: Heb jij hem wel eens geld gegeven?
A: Ja hij dwingt mij dat ik geld aan hem moet overmaken. Of hij gaat naast mij staan dat ik geld over moet maken. Hij bekijkt steeds mijn bankrekening. [6] Als ik geen geld overmaak gaat hij van alles gooien en dan gaat hij slaan. Hij blijft mij bellen en appen. Of hij dreigt mij via de telefoon als ik zo thuis kom dan zie je het wel. Soms zit ik weken zonder geld omdat meneer mijn geld op maakt. Hij zegt lenen, lenen maar ik heb nog geen cent terug gekregen. (…)
V: Ben je bij een huisarts geweest?
A: Ik ben nooit naar de huisarts geweest maar ik heb wel gebeld. Hij heeft mij een tafel gegooid. Die kwam op mijn grote teen. Toen bloedde mijn nagel heel erg. En nu is mijn nagel eraf. Hij heeft voor mij de eerste hulp gebeld. (..) En een keer had hij alcohol in mijn ogen gegooid.
[slachtoffer] is op 12 mei 2021 gehoord door de politie. Uit het over dit verhoor opgemaakte proces-verbaal blijkt onder meer het volgende:
Ik heb 500 euro van hem gekregen en moest het meteen pinnen en aan hem terug geven. Verder heeft hij twee keer 300 euro overgemaakt. Dit geld is ook aan hem opgemaakt. (…) Ik moest hem elke dag 50 euro geven. Ik zit nu zonder geld, omdat mijn geld op is.
V: Wat heeft hij jou dan aangedaan?
A: Hij kleineerde. Ik was als een slaaf voor hem.
V: Wat maakt het onmenselijk?
A: Dat iemand jou kan mishandelen of slaan en dat het hem niets deed. (…) Hij gooide dingen met eten en gooide met eieren. Het deed hem helemaal niets. (…) Als ik mijzelf verdedigde moest ik mijn bek dicht houden. (…) Anders werd ie kwijt en begon met dingen te gooien. [7] Twee salontafels met deksels. De krukjes die daar staan. Ik had veel dingetjes die hij kapot heeft gemaakt. Alles werd naar mij gegooid. (…) Hij heeft ook met waterkoker gegooid met heet water erin. (…) Ik loop op eieren in mijn eigen huis. Dit huis is overgenomen door [verdachte] . [verdachte] is de baas in huis geworden. [8] (…)
V: Gisteren heb jij tegen een collega verklaard dat jij door [verdachte] bedreigd werd met een mes. Wat kun je daar over verklaren?
A: Hij legde het mes dwars op mijn keel. Dit deed hij met de snijvlak.
V: Hoe vaak heeft hij dat gedaan?
A: 2 a 3 keer. Dit deed hij als hij geen geld kreeg en werd hij boos. Hij werd boos als ik ook iets tegen hem zei. Ik moest mijn mond houden. Ik mocht niet praten.
V: Welke keer was het heftigste?
A: Toen was mijn dochter erbij. Het was die keer dat ik hem geen geld wilde geven. Mijn dochter was toen in mijn slaapkamer. Hij had mij toen geslagen. Mijn dochter huilde en was verdrietig. Ik ben toen naar haar kamer gegaan en heb geprobeerd om mijn dochter te troosten. [verdachte] had toen een mes gepakt en kwam naar mijn kamer waar mijn dochter bij was. Ik hoorde [verdachte] tegen mij zeggen: “Ik maak jou dood”. (…)
V: Wat deed hij toen hij jou keel vastpakte?
A: Hij kneep mijn keel dicht, zodat ik niet kon ademhalen. Hij riep ook weer: ”lk maak je dood”. Terwijl hij dit deed en zei, tilde hij mij ook op bij mijn keel. Ik kwam met mijn voeten van de vloer. [9] (…)
V: Je hebt de vorige keer verklaard dat [verdachte] een filmpje van jou heeft. Wat staat daar op?
A: Hij heeft filmen en foto’s. Hij heeft blootfoto’s van mij van mijn boven lichaam. Van mijn borsten, mijn buik en mijn gezicht. Hij heeft mij video gebeld. Via de telefoon wilde hij dat ik mijzelf ging aanraken en mijn bovenlichaam bloot liet zien. Hij bleef door dwingen dat ik het deed. En daar heeft hij screenshots van gemaakt. En hij heeft een filmpje. Hij lag op de bank. Wij hadden... Ik was met mijn rug naar hem toe op de bank. Ik zat op zijn lui. Hij had seks met mij op die manier. Toen had ik het gevoeld dat hij filmde. Ik zei waar ben je mee bezig. Hij zei ik heb niets gedaan. En een paar maanden later werd hij kwaad op mij. Hij liet mij foto’s en video zien en toen zei hij als jij mij het huis uit stuurt dan zet ik dit op facebook en dan ziet mijn hele familie en Kanaleneiland mij. [10]
[slachtoffer] is op 3 november 2021 gehoord bij de rechter-commissaris. In het hierover opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd:
V: Was er vanuit uw optiek ook sprake van een liefdesrelatie?
A: Ja, op een gegeven moment wel. ik begon ook wat voor hem te voelen.
V: Er is wel sprake geweest van vrijwillige seks?
A: In het begin is het wel vrijwillig geweest.
Hij heeft even bij zijn zus in huis gewoond en in augustus 2020 is hij weer bij mij gekomen. Het was in de avond en ik wilde niet opendoen voor hem. Hij bleef mij maar berichtjes sturen met dreigementen. [verdachte] stond toen op het balkon aan de achterkant en sloeg hard op de ruiten en schreeuwde dat ik open moest doen. Hij zei dat hij mij anders zou vermoorden en dreigde om naaktfoto's online of op Facebook te zetten van mij en te sturen naar familie. Op een gegeven moment heb ik hem toch binnen gelaten omdat hij op het raam bleef slaan en bleef dreigen. Hij is toen op de bank gaan liggen en is nooit meer weggegaan tot hij is aangehouden op 28 april.
Op 1 mei 2021 hebben verbalisanten [slachtoffer] thuis bezocht. Bij dit bezoek heeft [slachtoffer] een aantal verklaringen afgelegd en screenshots uit haar telefoon met bankafschrijvingen aan de verbalisanten overgelegd. Uit het proces-verbaal van bevindingen dat over dit bezoek is opgemaakt blijkt onder meer het volgende:
[slachtoffer] heeft verklaard: "In totaal heb ik € 1150,- via de bewindvoerder van [verdachte] ontvangen. Maar nadat dit geld op mijn rekening werd gestort moest ik dit van hem direct aan hem overmaken. Dit was onder druk. Ook heb ik, naast bedragen naar hem te hebben overgemaakt onder druk, ook bedragen moeten pinnen en hierna aan hem moeten geven."
Van de overboekingen van [slachtoffer] aan [verdachte] zijn screenshots gemaakt door mij, verbalisant [verbalisant] , en bijgevoegd aan dit proces-verbaal van bevindingen.
REKENINGNUMMERS
[rekeningnummer] - Rekeningnummer van [slachtoffer]
[rekeningnummer] - Rekeningnummer van [verdachte] [11]
Op de screenshots staan overboekingen vermeld naar het rekeningnummer van verdachte in de periode van 7 februari 2020 tot en met 26 april 2021.
De dochter van [slachtoffer] , [getuige 2] , is onder meer op 12 mei 2021 gehoord als getuige. Uit het over dit verhoor opgemaakt proces-verbaal blijkt onder meer het volgende:
V: Als hij boos werd, wat deed hij dan?
A: Hij gooide bijvoorbeeld het eten op mijn moeder of tegen de muur. [12]
V: Wat schreeuwt hij dan?
A: Hij scheldt en hij zegt slechte dingen over mijn moeder. Ook zodat ik het hoor en slecht over haar ga denken.
V: Ik hoorde je net ook zeggen dat hij geld wilde van je moeder. Vertel eens hoe dat ging?
A: Dan gaat hij naar mijn moeder en vraagt eerst zachtjes om geld, zodat ik het niet hoor. Later zegt hij dan harder. Mijn moeder zegt altijd nee. En dan wordt hij weer boos. Als hij dan boos wordt, geeft mijn moeder uiteindelijk wel want anders maakt hij weer allemaal dingen kapot. (…)
V: En het abonnement die hij zelf had, van die Iphone, die betaalde je moeder ook?
A: Ja. Ze werd gedwongen. (…) Hij had filmpjes van haar en als zij niet zou betalen, dan zou hij ze op facebook zetten.
V: Wat heb jij daar zelf van gehoord, dat hij dat zei?
A: Dat zegt hij vaak, vooral als hij gaat schreeuwen. Ik heb dat van hem zelf gehoord. (…)
V: Wat voor filmpjes zijn het?
A: Filmpjes zonder kleren, naakt. (…)
A: Wat ik heb gezien is; als je in de gang staat kon ik zien dat hij wel eens een schroevendraaier in de deur sloeg en tegen mijn moeder zei 'lekker voor je’. Hij gooide dan met dingen. Hij had ook toen de tafel op mijn moeder gegooid. Het tafelblad zit los namelijk. Hij gooide die tegen haar benen aan. (…) Hij sloeg haar wel eens, hij heeft haar ook wel eens in haar buik getrapt. Ik heb het één keer zelf gezien. Hij ging mijn moeder trappen in haar buik en hij schopte haar op haar bovenbeen. Als hij boos wordt, gooit hij eerst met dingen en als hij dan nog bozer wordt, gebeurt zoiets. Ik denk dat hij in de week 1,2 of 3 keer boos wordt. En van die 1,2 of 3 keer is het dan ongeveer 1 of 2 keer dat hij mijn moeder slaat. (…) [13]
V: Wat was de allerergste keer die jij je kan herinneren?
A: Ik was toen in mijn moeders kamer met haar. Hij was weer boos geworden. Ik zat bij mijn moeder. Hij pakte een mes en zei tegen ons dat hij ons dood ging maken. [14]
Uit een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 4 mei 2021 blijkt onder meer het volgende:
23 april 2021, kwam ik [slachtoffer] weer tegen. [15] (…) Vervolgens vroeg ik aan [slachtoffer] hoe het kwam dat zij zo moeilijk liep. Ik hoorde [slachtoffer] tegen mij verklaren dat [verdachte] de dag er voor door het lint was gegaan. [verdachte] zou haar geslagen en geschopt hebben op haar ribben en buik. Ook had hij geprobeerd op haar hoofd te schoppen terwijl zij op de grond lag. [slachtoffer] verklaarde dat zij haar hoofd had beschermd met haar armen. Toen zij mij dit vertelde zag ik, dat zij een blauwe linker pols had. (…) Ik zag dat [slachtoffer] haar linker mouw oprolde. Ik zag dat de kleur van de blauwe plek diep blauw was. Tevens zag ik dat zij ook een blauwe plek had onder haar linkeroog. [16]
Getuige [getuige 3] is op 3 november 2021 aanvullend gehoord bij de rechter-commissaris. Uit het over dit verhoor opgemaakte proces-verbaal blijkt onder meer het volgende:
lk heb haar een keer zelf behandeld. Toen kwam ze op slippers naar het buurthuis en toen vroeg ze of ik haar wilde helpen. Haar teen was helemaal kapot. Ze had aangegeven dat er een tafel op gevallen was. Toen ik bezig was met die teen, zag ik blauwe plekken op haar benen en armen. [17]
Uit een aantal geneeskundige verklaringen die zich in het dossier bevinden blijkt onder meer het volgende:
Spoedpost Utrecht. [slachtoffer] Telefonisch consult 30 augustus 2020. Desinfectie alcohol in beide ogen gekregen [18] .
Utrecht, 2 juli 2021. Datum waarop [slachtoffer] werd onderzocht: 22 juni 2021. Is geslagen op hoofd/rug met deegroller. [19]
Spoedpost Utrecht. 21 maart 2021. [slachtoffer] . Klacht/beloop: tafel met houten deksel bovenop op li grote teen gevallen. Zojuist gebeurd. Nagel zit deels los, bloedt matig. [20]
[getuige 2] heeft geluidsopnamen gemaakt in de woning waar verdachte, [slachtoffer] en zij verbleven. De politie heeft deze geluidsopnamen uitgeluisterd en daarover in een aantal processen-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
NNM = [verdachte]
NNV: Tuurlijk ga ik schreeuwen, jij int mijn geld; tuurlijk ga ik schreeuwen. Waarom zou ik niet schreeuwen? Je hebt mij kaal geplukt. [21] (…) Ik heb 6 jaar geld aan jou gegeven en doet niets voor mij. (…)
NNM: Met je grote bek, kankerslet. Stuur mij geld dan. Hoer. [22] (…)
NNM: Jij bent nog aan het schreeuwen. Is goed. je wil dus een pak slaag. [23] (…)
NNM: Ik heb jou gewaarschuwd: [slachtoffer] . het gaat mis. [slachtoffer] , op een gegeven moment ga ik boos worden [met iets slaan].
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
Ik heb [slachtoffer] in de pleegperiode geduwd en weleens geslagen met de platte hand. Ik ben de mannelijke persoon die is te horen op de door de politie uitgeluisterde geluidsfragmenten. [slachtoffer] heeft meermaals geld naar mij overgemaakt.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen feit 2
Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt onder meer dat verdachte op verschillende momenten met (bedreiging met) geweld geld afhandig heeft gemaakt van [slachtoffer] . Daarbij heeft verdachte gebruikgemaakt van psychisch(e) en fysiek(e) overwicht/druk die verdachte heeft gecreëerd en in stand heeft gehouden door (jarenlang en stelselmatig) geweld en bedreiging met geweld, waardoor er voor [slachtoffer] een situatie is ontstaan waarbij zij zich niet kon verzetten tegen de dwang om geld aan verdachte af te geven. De ten laste gelegde afpersing kan voor wat betreft de afpersing van geld dan ook zonder meer worden bewezen verklaard. Verdachte heeft door dit geweld en de bedreiging met geweld ook bij [slachtoffer] afgedwongen dat hij van haar woning en andere voorzieningen gebruik kon maken. Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario, namelijk dat [slachtoffer] haar geld grotendeels vrijwillig heeft afgestaan aan verdachte zodat verdachte dit kon uitgeven ten behoeve van de gemeenschappelijke huishouding, is niet aannemelijk geworden. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer] de bedragen niet vrijwillig heeft afgegeven. Wat verdachte vervolgens met het geld heeft gedaan en of hij dat (deels) voor de gemeenschappelijke huishouding heeft uitgegeven, acht de rechtbank niet relevant nu dat de strafbaarheid van het afdwingen door geweld en bedreiging met geweld niet wegneemt.
Omdat [slachtoffer] niet duidelijk heeft verklaard vanaf welk moment verdachte haar heeft afgeperst, heeft de rechtbank als startdatum van de pleegperiode gekozen de datum waarop [slachtoffer] blijkens het dossier voor het eerst geld heeft overgemaakt naar verdachte.
Bewijsoverweging feit 3
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] voor zover deze zien op de onder dit feit ten laste gelegde mishandelingen consistent en duidelijk zijn geweest. Deze verklaringen vinden bovendien steun in meerdere, onafhankelijke bewijsmiddelen, op de wijze als hiervoor is weergegeven. De rechtbank acht daarom de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar, gebruikt deze voor het bewijs, en acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen feiten 4 en 5 [24]
In een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 27 januari 2020 is onder meer het volgende gerelateerd:
Op 31 januari 2020 om 08:00 uur stelde ik naar aanleiding van een MMA-melding een onderzoek in op het adres [adres] , [woonplaats] , vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet. (…) Op 3 juli 2020 heeft de pandbeheerster van Mitros aangifte gedaan van diefstal van stroom. In de aangifte is ook de voorgeschiedenis van de meldingen verwerkt. (…) In voornoemde woning werd op woensdag 24 juni 2020 (…) binnengetreden krachtens een op woensdag 24 juni 2020 afgegeven machtiging van de hulpofficier van justitie, [B] . (…) Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij aanwezig was, waarvan de planten kennelijk waren geoogst. In de woning waren geen hennepplanten meer aanwezig. [25] De woning bestaat uit één (1) kamer. Deze kamer was geheel ingericht als hennepkwekerij. In de ruimte zelf waren geen hennepplanten meer aanwezig. Wel lag op de grond meerdere hennepafval. Hiermee wordt bedoeld; hennepstekjes, hennepbladeren, henneptakjes en hennepgruis. Ik rook in de woning een waarneembare hennepgeur. De woning stond vol met hennep gerealiseerde goederen. Ik zag onder andere; koolstoffilters, slakkenhuizen, potten, jerrycans met groeimiddelen, ventilatoren, thermo/hygro meter, knipscharen, potgrond, lampen etc. in de woning lagen. Ook zag ik dat er een ongewone elektriciteitskabel zichtbaar vanuit de gemeenschappelijke meterkast was aangebracht en uitkwam in de woning van de verdachte. Ik zag dat deze kabel uitkwam in kamer [kamernummer] van de [adres] . Deze kabel was bijgemaakt om illegaal stroom af te tappen via de gezamenlijke stroomkabel van alle woningen in het gebouw. (…) Na het binnentreden zag ik het volgende: de woning was helemaal ingericht als kweekruimte. Op het moment van aantreffen was de hennepkwekerij niet in gebruik. Voor de belichting werd gebruik gemaakt van kunstlicht, geschakeld op tijdklokken. Ik zag dat er meerdere assimilatielampen in de woning lagen. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. Voor het kweken van de hennepplanten werd gebruik gemaakt van speciaal verrijkte aarde en potgrond. Voor het kweken van de hennepplanten werd gebruik gemaakt van hydrocultuur met als kweeksubstraat steenwol. (…) In de woning lagen overal hennepresten en gebruikte potgrond. Tevens stonden er 155 lege, zwarte kweekpotten. [26] (…)
Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het resten van hennepplanten waren die ik aantrof in de woning. Ook trof ik in de woning een hennepstekje aan op de grond. Ik constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen hennepresten, delen van hennepplanten waren. (…) De elektriciteitsvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door [fraude-inspecteur] , fraude-inspecteur bij de netbeheerder Stedin Netbeheer, in mijn aanwezigheid. Hierbij werd geconstateerd dat de elektriciteitsvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat in de gemeenschappelijke meterkast was een extra kabel was bij gemaakt. Deze kabel kwam uit in de kamer van [kamernummer] . (…) Als verdachte is aangemerkt: [verdachte] . Sinds 26 februari 2018 stond de verdachte volgens de Gemeenschappelijke basisadministratie ingeschreven op de [adres] (kamer [kamernummer] ).
In een proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens woningbouwvereniging Mitros met bijlagen van 3 juli 2020 is onder meer het volgende gerelateerd:
29 januari 2020, wilde Stedin een meting doen in de meterkast op de achterste verdieping. Ik hoorde dat de medewerker verklaarde dat hij een vermoeden had van criminele activiteiten. (…) Ik hoorde dat de medewerker van Stedin verklaarde dat er vermoedelijk iets speelde in de kamer op [kamernummer] .
In februari kreeg ik een melding van een buurtbewoner dat de bewoner van [kamernummer] vermoedelijk aan het verbouwen was. (…)
De bewoner die daar ingeschreven staat is;
[verdachte] (…)
Buiten zag ik hem(de rechtbank begrijpt: verdachte)
nog met een Ikea kar lopen met bouwmaterialen daarop.
(…)Op 27 mei 2020, kreeg ik van een buurtbewoner een appje met foto's. Hierop was te zien dat er meerdere hennepresten op de grond lagen voor de woning van [kamernummer] . Ik ben hierop de camerabeelden uitgekeken. Ik zag dat [verdachte] uit de lift kwam lopen met nog een jongen. Ik zag dat die jongen iets zwaars en groot in zijn handen had met daarover een doek. Ik zag dat [verdachte] een tas in zijn had. (…) Op 19 juni 2020, kreeg ik een melding van een buurtbewoner dat er sleepgeluiden te horen waren afkomstig vanuit de woning van [kamernummer] . Tevens kreeg ik te horen dat er potgrond op de grond lag voor de woning van [kamernummer] . Deze potgrond lag verspreid door de hele gang tot aan de lift. Op 22 juni 2020, ben ik weer de camerabeelden uit gaan kijken vanuit het pand. Wij hebben camera's hangen beneden die zicht hebben op de liften, in de gemeenschappelijke hal en bij de afvalcontainers. Ik zag op de beelden dat [verdachte] met nog twee jongens uit de lift kwamen lopen. (…) Ik zag dat ze twee winkelwagens en een Ikea kar bij zich hadden. Ik zag dat deze twee winkelwagens en kar helemaal vol zaten met vuilniszakken. Ik zag dat ze vervolgens via de hal naar de afvalcontainers liepen. (…) Ik ben vervolgens naar de containers gelopen. Ik zag direct de eerdergenoemde vuilniszakken liggen. Ik zag dat er potgrond en hennepresten in zaten. Ook zag ik een(l) stekje bovenop liggen. [27] (…) In totaal is er aan elektriciteit 41073 KWH gebruikt t.b.v. deze hennepkwekerij. [28]
In een proces-verbaal van bevindingen van 17 juli 2020 is onder meer het volgende gerelateerd:
Ik heb onderzoek gedaan naar de container waarin de vuilniszakken gegooid zijn. Ik zag dat de container helemaal vol zat en dat er geen andere vuilniszakken bij konden. Ik zag dat de eerder genoemde vuilniszakken helemaal vol zaten met potgrond en resten van hennep. Tevens zag ik bovenop een vuilniszak een hennepstekje liggen. Ik zag dat deze potgrond, resten van hennep en hennepstekje overeen kwamen met de aangetroffen potgrond, resten van hennep en het hennepstekje die ik aangetroffen had in de woning van huisnummer [kamernummer] . [29]
De bewoner van de woning gelegen tegenover de woning waarin de hennepkwekerij is aangetroffen, [getuige 4] , is als getuige gehoord op 30 juni 2020. In het over dit verhoor opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd:
Ik ben woonachtig op de [adres] , kamernummer [kamernummer] . In 2017 kreeg ik een andere buurman in kamer [kamernummer] . [30] (…) Ik zag hem soms voorbijlopen in de hal en op de gang en ik hoorde sloop geluiden. Het klonk alsof er muren werden weggehaald. (…) De laatste keer was ongeveer in januari of februari in 2020. (…) Op een gegeven moment zag ik hem weer voorbijkomen met wat spullen die hij naar een busje bracht. (…) Dit gebeurde ongeveer maart of april in 2020. [31]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 13 december 2021 onder meer het volgende verklaard:
In de onder feit 4 ten laste gelegde pleegperiode huurde ik de woning waarin op 24 juni 2020 door de politie een hennepkwekerij is aangetroffen.
Bewijsoverwegingen feit 4 en 5
Vormverzuim?
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging inhoudende dat op 24 juni 2020 door de politie onrechtmatig is binnengetreden in de woning gelegen aan de [adres] , kamernummer [kamernummer] . Uit de bewijsmiddelen volgt dat na de MMA-melding van 28 januari 2020 diverse meldingen zijn gedaan waaruit een redelijk vermoeden van schuld aan een Opiumwet-feit kon volgen. Anders dan door de verdediging is betoogd, is de woning binnengetreden met een machtiging tot binnentreden van de hulpofficier van justitie [B] . Hiermee is sprake geweest van een rechtmatige doorzoeking. Nu de rechtbank in tegenstelling tot de verdediging niet van oordeel is dat er in het kader van de doorzoeking vormverzuimen zijn begaan, behoeft het verzoek van de verdediging tot bewijsuitsluiting geen verdere bespreking, en kunnen de feiten 4 en 5 op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend worden bewezen.
Telen, bereiden, bewerken en verwerken hennep
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de woning in gebruik had gegeven aan iemand anders en dat verdachte pas in april 2020 heeft ontdekt dat er een hennepkwekerij in de woning was aangebracht. De rechtbank acht deze verklaring in het licht van de bewijsmiddelen niet aannemelijk. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in de tenlastegelegde periode meerdere keren bij de woning is geweest en dat hij degene is geweest die de hennepkwekerij heeft opgebouwd. Meerdere getuigen hebben hem immers met bouwmaterialen gezien. Verder zijn er foto's waaruit blijkt dat hij zelf - samen met iemand anders - de hennep heeft opgeruimd. Hieruit kan niet anders worden afgeleid dan dat verdachte de hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt.
Diefstal stroom
Uit de bewijsmiddelen die hiervoor zijn weergegeven leidt de rechtbank af dat verdachte in een woning die hij huurde een hennepkwekerij heeft opgezet, ingericht en onderhouden. Niet is gebleken dat een ander dan verdachte hiervoor (mede) verantwoordelijk was. De hennepkwekerij was voorzien van een illegale elektriciteitsaansluiting die de hennepkwekerij van de noodzakelijke stroom voorzag. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden het niet anders kan zijn dan dat verdachte degene is geweest die de elektriciteit heeft gestolen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 2
op tijdstippen in de periode van 20 februari 2020 tot en met 27 april 2021 te Utrecht telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen en het toestaan van het gebruik van haar woning en het nuttigen/gebruiken van in de woning van die [slachtoffer] aanwezige etenswaren en nutsvoorzieningen, toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, meermalen,
- die [slachtoffer] heeft geslagen en gestompt in/op/tegen het gezicht en op/tegen het lichaam en heeft geduwd op/tegen het lichaam waardoor zij tegen een muur/voorwerp aan kwam en/of op de grond viel en heeft geschopt en getrapt tegen het lichaam (terwijl zij op de grond lag) en spullen en/of meubels heeft gegooid tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij, verdachte, naaktafbeeldingen van die [slachtoffer] zou verspreiden aan haar familie en/of kennissen als zij hem geen geld zou geven en/of geld aan hem zou overmaken en
daarbij gebruik heeft gemaakt van psychisch(e) en fysiek(e) overwicht/druk welke verdachte heeft gecreëerd en in stand heeft gehouden door stelselmatig geweld en bedreiging met geweld te plegen tegen [slachtoffer] waardoor er voor haar een situatie is ontstaan waaraan zij zich niet kon verzetten tegen de aanwezigheid van verdachte in haar woning en de dwang om geld/goederen aan hem af te geven;
Feit 3
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 27 april 2021 te Utrecht zijn levensgezel [slachtoffer] , heeft mishandeld door
- haar meermalen, te slaan en te stompen in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen de buik en/of rug en/of arm(en) en/of elders op/tegen haar lichaam en
- haar meermalen te schoppen en te trappen, (ook terwijl zij op de grond lag) op/tegen haar buik en/of rug en/of be(e)n(en) en/of elders op/tegen haar lichaam en
- haar meermalen, te duwen tegen het lichaam waardoor zij ten val is gekomen en/of tegen een muur en/of meubel(s) is gekomen/gevallen en
- zijn, verdachtes, knie(ën) (met kracht) op/tegen haar nek te zetten/houden (terwijl zij op de grond lag) en
- een alcoholhoudende substantie in haar ogen te spuiten en
- een tafel en/of andere voorwerpen op/tegen haar voet te gooien;
Feit 4
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 24 juni 2020 te Utrecht opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, (in een pand aan de [adres] , kamer [kamernummer] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 155 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 5
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 24 juni 2020 te Utrecht een hoeveelheid elektriciteit (te weten 41.073 kWh), die toebehoorde aan Stedin en/of Mitros, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel verbreking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 2
afpersing, meermalen gepleegd;
Feit 3
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd;
Feit 4
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 5
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van het voorarrest;
- een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contact- en locatieverbod met [slachtoffer] voor de duur van 5 jaren, per overtreding te vervangen door één maand hechtenis, met een maximum van zes maanden hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis in augustus 2021 beter gaat met verdachte. Verdachte heeft een baan en woont sinds kort bij zijn nieuwe partner. Verdachte draagt daarnaast de zorg voor zijn ernstig zieke vader. Mocht de rechtbank komen tot het opleggen van bijzondere voorwaarden, dan is het nadrukkelijke verzoek om een eventueel locatieverbod te beperken tot de straat waarin het slachtoffer woonachtig is, om verdachte in staat te stellen zijn thuisgebonden vader en overige familieleden te bezoeken. Verdachte is bereid om mee te (blijven) werken aan reclasseringstoezicht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zijn ex-partner [slachtoffer] gedurende meerdere jaren stelselmatig mishandeld door haar onder meer over haar hele lichaam te slaan en te schoppen, een alcoholhoudende substantie in haar ogen te spuiten en meubels tegen haar aan te gooien. Ook heeft verdachte [slachtoffer] gedurende ruim een jaar onder gebruikmaking van geweld dan wel onder bedreiging met geweld gedwongen tot de afgifte van geldbedragen, het toestaan van het gebruik van haar woning en het gebruik maken van in de woning van die [slachtoffer] aanwezige etenswaren en nutsvoorzieningen.
Dit zijn ernstige en nare strafbare feiten waarbij verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbaarheid van [slachtoffer] , en een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . De rechtbank neemt het verdachte bovendien kwalijk dat hij de minderjarige dochter van [slachtoffer] deelgenoot heeft gemaakt van de mishandelingen en het overige (verbale) geweld dat hij tegenover haar moeder heeft gepleegd. Het leven van [slachtoffer] is, nota bene in haar eigen woning, door verdachte langdurig ontwricht geweest en de feiten hebben op haar een grote impact gehad. Dit is gebleken uit de door haar advocaat ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring, en het bij de vordering tot schadevergoeding gevoegde behandelplan van Altrecht, waaruit blijkt dat [slachtoffer] door de bewezenverklaarde feiten een posttraumatische stressstoornis (PTSS) heeft opgelopen.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 24 september 2021. Hieruit blijkt dat verdachte zich in de vijf jaren voorafgaand aan de onderhavige feiten niet heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten. De rechtbank weegt het uittreksel daarom niet in het nadeel van verdachte mee.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van en rekening gehouden met een rapportage Pro-Justitia van 13 september 2021, opgemaakt door S.A. Moonen, GZ-psycholoog. De psycholoog overweegt – kort samengevat – dat verdachte (deels) als gevolg van jeugdervaringen een wat zwak gestructureerde man lijkt te zijn, die in de daarvoor cruciale jaren onvoldoende is toegekomen aan het ontwikkelen van een eigen identiteit. De persoonlijkheid van betrokkene imponeert nog weinig uitgekristalliseerd, waarbij afgezien van enkele antisociale gedragingen (getuige antecedenten, gebrek aan verantwoordelijkheid en enige parasitaire neigingen) vooral een beeld naar voren komt van een emotioneel beperkt draagkrachtige en weinig daadkrachtige man die zich als slachtoffer kan presenteren en onder stress met boosheid kan reageren. Er is sprake van een beperkt doorzettingsvermogen en van een gebrekkige coping, waarbij verdachte stress en/of onvrede vooral heeft gedempt met softdrugsgebruik. In diagnostisch opzicht zijn er geen aanwijzingen voor een patroon van pathologisch disfunctioneren, waardoor niet gesproken kan worden van een psychische stoornis. Naast zwakbegaafdheid vallen in de persoonlijkheid van verdachte zoals gezegd enige antisociale gedragingen op, een beperkte (emotionele) draagkracht en copingvaardigheden, maar deze zijn niet van een dusdanige omvang dat gesproken kan worden van een persoonlijkheidsstoornis.
Omdat bij verdachte geen psychische stoornis is vastgesteld is het advies om verdachte bij een bewezenverklaring volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen. Er kunnen door de deskundige geen geïndividualiseerde uitspraken worden gedaan die zien op het recidiverisico. Bij afwezigheid van een stoornis onthoudt de deskundige zich bovendien van een advies voor behandeling en/of begeleiding in een juridisch kader.
Reclasseringswerker S. Derks heeft namens de reclassering op 26 november 2021 een schriftelijk advies uitgebracht. Hieruit blijkt – kort samengevat – dat de reclassering het noodzakelijk acht om de nog bestaande onduidelijkheden nader te kunnen onderzoeken (financiële drijfveer, sociaal netwerk, houding, middelengebruik, emotieregulatie), zodat op termijn een zorgvuldige risicotaxatie kan worden opgemaakt met vervolgens inzet van passende interventies. Het alleen doorverwijzen naar vrijwillige hulpverlening lijkt, in geval van bewezenverklaring van onderhavige feiten, gezien de bestaande zorgen onverantwoord. De recidiverisico’s en risicofactoren zijn, in lijn met het NIFP-onderzoek, niet voldoende adequaat in te schatten door de grotendeels ontkennende houding van verdachte. Er bestaat daarnaast teveel onduidelijkheid over de proceshouding van betrokkene, zijn inzicht in eigen gedragingen, zijn sociale netwerk (mogelijk crimineel circuit) en huidige financiële constructies als werk, een uitkeringsaanvraag en schulden. De reclassering maakt zich, in geval van schuldigverklaring, wel zorgen over mogelijk grensoverschrijdend gedrag in de toekomst, wanneer verdachte zijn problematiek niet leert (h)erkennen en veranderen. In het geval van een veroordeling adviseert de reclassering het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met een viertal bijzondere voorwaarden, namelijk een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod met mevrouw [slachtoffer] en de verplichting tot medewerking aan schuldhulpverlening. De reclassering geeft de rechtbank hierbij in overweging dat deze bijzondere voorwaarden ook kunnen worden gekoppeld aan een (hernieuwd) bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Het toezicht kan dan, ook bij eventueel hoger beroep, direct worden opgestart.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder de ernst van de bewezenverklaarde feiten laten meewegen. Er is sprake geweest van ernstig huiselijk geweld waarbij mishandeling en afpersing gedurende een lange periode aan de orde van de dag zijn geweest. Verdachte heeft zich parasitair gedragen door met misbruik van de kwetsbaarheid van het slachtoffer gebruik te maken van de spullen van het slachtoffer. De dochter van het slachtoffer is met al dit geweld geconfronteerd geweest. Gelet daarop kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij de beoordeling van de vraag wat een passende duur is van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank ten aanzien van de feiten 2 en 3 allereerst rekening gehouden met straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval en de persoon van de verdachte lopen de straffen in de rechtspraak uiteen, maar in de meeste vergelijkbare gevallen lijkt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen een aantal maanden en een aantal jaren te worden opgelegd. De rechtbank houdt er in strafverminderende zin rekening mee dat er tot op zekere hoogte sprake is van eendaadse samenloop. Immers, de onder feit 3 bewezenverklaarde mishandelingen zijn tevens geweldshandelingen waarmee verdachte [slachtoffer] heeft afgeperst (feit 2).
De rechtbank heeft ook geconstateerd dat verdachte in de onder feit 3 bewezen pleegperiode van zes jaren een aantal jaren niet bij [slachtoffer] woonachtig was. Gedurende die tijd was [slachtoffer] niet de levensgezel van verdachte. Er is ook een periode geweest waarin hij haar niet heeft bezocht en dus ook niet heeft mishandeld. De rechtbank is evenwel van oordeel dat deze omstandigheid de strafwaardigheid van het handelen van verdachte niet vermindert, gelet op de ernst van de feiten die resteren, namelijk jarenlange, stelselmatige mishandeling van zijn levensgezel en het afpersen van haar.
Voor het telen van 150 planten hennep noemt het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) een oriëntatiepunt van een taakstraf van 120 uren in combinatie met een maand voorwaardelijke gevangenisstraf. Voor de diefstal van elektriciteit bestaan geen oriëntatiepunten. Alles afwegende neemt de rechtbank voor de feiten 4 en 5 als uitgangspunt een gevangenisstraf van drie tot vijf maanden.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf ook rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 1 juli 2021 is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk. Omdat het hier gaat om andersoortige feiten die in ernst aanzienlijk verschillen van de feiten waarvoor voornoemde taakstraf is opgelegd, leidt toepassing van de voorschriften van artikel 63 Wetboek van Strafrecht in dit geval niet tot een matiging van de straf.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek en met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de reclassering, passend en geboden. Deze straf wijkt behoorlijk af van de eis van de officier van justitie, wat grotendeels te maken heeft met het feit dat de rechtbank feit 1, in tegenstelling tot de officier van justitie, niet bewezen acht.
Gelet op de aard (huiselijk geweld), ernst en duur van de feiten acht de rechtbank het noodzakelijk dat er een langere proeftijd dan gebruikelijk aan de voorwaardelijke straf wordt gekoppeld. Wat betreft het verzoek van de verdediging om wijziging aan te brengen in het door de reclassering geadviseerde locatieverbod, overweegt de rechtbank als volgt. Gesteld noch gebleken is dat het locatieverbod zoals dat sinds augustus 2021 als bijzondere voorwaarde is gekoppeld aan het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis, voor problemen heeft gezorgd. De rechtbank is ook ambtshalve op de hoogte van mogelijke complicaties bij de uitvoerbaarheid van een locatieverbod indien een rechterlijke instantie daarin, zonder consultatie van de reclassering, wijziging aanbrengt. De rechtbank zal het locatieverbod om deze redenen opleggen conform het reclasseringsadvies. De rechtbank is van oordeel dat een contact- en locatieverbod als bijzondere voorwaarde volstaat en zal deze niet (ook) als vrijheidsbeperkende maatregel opleggen.

9.BESLAG

9.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat:
- de rookwaar wordt onttrokken aan het verkeer;
- het blikje Red-Bull wordt teruggegeven aan de rechthebbende;
- de Huawei en HTC-telefoons worden teruggegeven aan [slachtoffer] , subsidiair aan de rechthebbende;
- de iPhone wordt teruggegeven aan verdachte;
- de ring en trui worden teruggegeven aan de rechthebbende(n).
9.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om alle in beslag genomen telefoons terug te geven aan verdachte nu deze aan hem toebehoren. De goederen die zijn aangetroffen in de woning waar de hennepkwekerij is aangetroffen, dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende.
9.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen fust onttrekken aan het verkeer nu uit de over de fust opgemaakte kennisgeving van inbeslagneming (KVI) blijkt dat de fust hennepgerelateerd is. De in beslag genomen rookwaar zal worden teruggegeven aan de rechthebbende. Uit de KVI’s van deze rookwaar blijkt dat het om sigaretten gaat. De in beslag genomen iPhone zal worden teruggegeven aan verdachte. De overige telefoons, de trui en de ring zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende(n).

10.VOORLOPIGE HECHTENIS

De verdediging heeft de rechtbank verzocht om in dit vonnis te gelasten de voorlopige hechtenis, die thans is geschorst tot het moment van de uitspraak, opnieuw te schorsen. Aan die schorsing kunnen vervolgens de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Hiermee wordt voorkomen dat de positieve ontwikkelingen die verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft doorgemaakt, worden doorkruist of tenietgedaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De voorlopige hechtenis is geschorst tot aan de uitspraak, wat betekent dat verdacht direct na de uitspraak zijn gevangenisstraf zal moeten uitzitten. Aan het verzoek van de verdediging om de hechtenis opnieuw te schorsen, gaat de rechtbank voorbij. Verdachte wordt veroordeeld tot een aanzienlijke, grotendeels onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de feiten waarvoor dit (geschorste) bevel is afgegeven. Het maatschappelijk belang bij een spoedige en doeltreffende executie van de gevangenisstraf prevaleert in dit geval, met name gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, ten opzichte van het persoonlijk belang van verdachte om de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in vrijheid af te wachten. Er zijn geen bijzondere, zwaarwichtige persoonlijke belangen van verdachte aangevoerd of anderszins gebleken die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.

11.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 13.291,69. Dit bedrag bestaat uit € 3.291,69 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder feiten 1 t/m 3 ten laste gelegde feiten.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering integraal toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, indien en voor zover de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering, de rechtbank wat betreft de materiële schade verzocht de benadeelde partij voor de gevorderde lening-, wasmachine- en bankkosten niet-ontvankelijk te verklaren. De intercomkosten kunnen worden toegewezen nu verdachte heeft bekend hiermee te hebben gegooid. De overige materiële schadeposten dienen te worden gematigd omdat de benadeelde partij nog geen rekening heeft gehouden met afschrijving. De immateriële schade komt, ook bij bewezenverklaring van de feiten 1 t/m 3 hoog voor en dient te worden gematigd.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten ‘Ikea opbergtafeltjes’ en ‘Intercom’ ter hoogte van in totaal € 899,49 komt voor integrale vergoeding in aanmerking. Ook de schadeposten ‘glazen en borden’, ‘waterkoker’, ‘tv-meubel’ en de verfspullen komen voor vergoeding in aanmerking. Verdachte heeft met servies en meubels gegooid, waarbij blijkens het dossier in ieder geval de lak van een deur is beschadigd. Het is aannemelijk dat door de jaren heen meer lakschade is ontstaan. De rechtbank zal op een aantal schadeposten schattenderwijs een correctie "nieuw voor oud" toepassen omdat door de benadeelde partij in de vordering geen rekening is gehouden met afschrijvingskosten.
De rechtbank is van oordeel dat het niet nakomen van een tussen verdachte en de benadeelde partij kennelijk overeengekomen lening geen grond vormt voor toewijzing van materiële schadevergoeding. Ten aanzien van de wasmachine en de bank overweegt de rechtbank dat de gevorderde schade in een te ver verwijderd verband staat van de bewezenverklaarde feiten om als rechtstreekse schade te kunnen worden aangemerkt. De benadeelde partij is wat betreft voornoemde schadeposten niet-ontvankelijk.
Dit komt er op neer dat de rechtbank de volgende schadevergoeding zal toewijzen:
€ 809,59 Intercom deurbel
€ 50,00 Ikea (opbergtafeltjes)
€ 75,00 glazen en borden (schatting)
€ 25,00 waterkoker
€ 150,00 tv-meubel (schatting)
€ 15,28 Action (verfspullen waaronder voor herstel deur)
€ 72,97 Praxis (verfspullen)
Totaal: € 1.197,84
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek maakt een benadeelde partij onder meer aanspraak op immateriële schadevergoeding indien hij of zij op ‘andere wijze’ in de persoon is aangetast. Van de onder een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Uit de vordering tot schadevergoeding, meer specifiek het daaraan gevoegde behandelplan van Altrecht, volgt dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feiten 2 en 3 bewezen verklaarde, geestelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van een PTSS-stoornis. Hiervoor zal zij in de toekomst psychologisch worden behandeld. De benadeelde partij maakt daarom terecht aanspraak op een immateriële schadevergoeding.
De rechtbank heeft bij de vaststelling van de hoogte van de immateriële schadevergoeding aansluiting gezocht bij de bedragen in categorie twee en drie van de Letsellijst van 1 augustus 2021 van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De rechtbank betrekt daarbij dat zij wel bewezen verklaart dat de benadeelde partij jarenlang stelselmatig is mishandeld, maar niet bewezen acht dat de benadeelde partij het slachtoffer is geweest van verkrachting. De rechtbank zal de vordering voor zover deze ziet op immateriële schade alles overwegende toewijzen tot een bedrag van € 3.000,00.
Concluderend zal de rechtbank de vordering tot het bedrag van € 4.197,84 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 april 2021 tot de dag van volledige betaling. Ten aanzien van de wettelijke rente overweegt de rechtbank dat deze ingaat vanaf het moment dat de schade is ingetreden. Bij een bewezenverklaring als de onderhavige waarbij er sprake is van mishandeling gedurende vele jaren en daarnaast van afpersing van recentere data kan niet zonder meer aangenomen worden dat de volledige schade vanaf het begin is ingetreden. De rechtbank zal met het oog op de bewezenverklaring de wettelijke rente over toewijzen vanaf het moment dat de afpersing en de mishandeling zijn gestopt.
Niet-ontvankelijk deel
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.197,84 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 april 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 51 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 55, 57, 63, 300, 304, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder
feit 1ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feiten 2 tot en met 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van
de gevangenisstraf een gedeelte van 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van drie jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland meldt op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door forensische zorginstelling de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met mevr. [slachtoffer] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De Politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* zich niet bevindt in een straal van 500 meter vanaf de [straat] te [woonplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De Politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod;
* meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
-
heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp
onttrokken aan het verkeer:
1 fust (G2649926);
- gelast de
teruggave aan verdachtevan het volgende voorwerp:
1 kapot telefoontoestel (G2813295)
- gelast de
teruggave aan de rechthebbendevan de volgende voorwerpen:
  • 1 rookwaar (G2649923);
  • 1 rookwaar (G2649924);
  • 1 kapot telefoontoestel (G2813295, Huawei);
  • 1 ring (G2816127, Zilver);
  • 1 trui (G2816125, Geel/rood);
  • 1 telefoontoestel (G2813296, HTC);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 4.197,84;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 4.197,84 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 51 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M. Spelt, voorzitter, mrs. S.M. Schothorst en A.A.T. Werner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 december 2021.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 27 april 2021 te Utrecht (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of mond van die [slachtoffer] en/of
- het laten betasten/aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] welk geweld en/of feitelijkhe(i)d(en) en/of welke bedreiging met geweld en/of feitelijkhe(i)d(en) hierin bestond(en) dat hij, verdachte, (telkens) in voornoemde periode, meermalen, althans éénmaal,
- die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam en/of heeft geduwd op/tegen het lichaam waardoor zij tegen een muur/voorwerp aan kwam en/of op de grond viel en/of heeft geschopt en/of getrapt op/tegen het lichaam (ook terwijl zij op de grond lag) en/of spullen en/of meubels heeft gegooid op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij, verdachte, naaktafbeeldingen van die [slachtoffer] zou verspreiden aan haar familie en/of kennissen als zij niet mee zou werken en/of
- op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
- de (onder)kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
- zijn hand over de mond van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of
- die [slachtoffer] heeft bedreigd haar te mishandelen als zij niet mee zou werken / zich zou verzetten tegen de seks, in elk geval die [slachtoffer] heeft bedreigd met fysiek geweld als zij niet aan verdachtes seksuele wensen/eisen zou voldoen en/of
(daarbij) gebruik heeft gemaakt van psychisch(e) en/of fysiek(e) overwicht/druk welke verdachte heeft gecreëerd en in stand heeft gehouden door (jarenlang en stelselmatig) geweld en/of bedreiging met geweld te plegen tegen [slachtoffer] waardoor er voor haar een situatie is ontstaan waaraan zij zich niet kon onttrekken en/of kon verzetten tegen de seksuele gemeenschap en/of seks met hem, verdachte;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 1 januari 2015 tot en met 27 april 2021 te Utrecht (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van één of meer geldbedrag(en) en/of het toestaan van het gebruik van haar woning en/of het nuttigen/gebruiken van in de woning van die [slachtoffer] aanwezige etenswaren en/of nutsvoorzieningen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, meermalen, althans éénmaal,
- die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam en/of heeft geduwd op/tegen het lichaam waardoor zij tegen een muur/voorwerp aan kwam en/of op de grond viel en/of heeft geschopt en/of getrapt op/tegen het lichaam (terwijl zij op de grond lag) en/of spullen en/of meubels heeft gegooid op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij, verdachte, naaktafbeeldingen van die [slachtoffer] zou verspreiden aan haar familie en/of kennissen als zij hem geen geld zou geven en/of geld aan hem zou overmaken en/of
(daarbij) gebruik heeft gemaakt van psychisch(e) en fysiek(e) overwicht/druk welke verdachte heeft gecreëerd en in stand heeft gehouden door (jarenlang en stelselmatig) geweld en/of bedreiging met geweld te plegen tegen [slachtoffer] waardoor er voor haar een situatie is ontstaan waaraan zij zich niet kon verzetten tegen de aanwezigheid van verdachte in haar woning en/of de dwang om geld/goederen aan hem af te geven;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 27 april 2021 te Utrecht zijn levensgezel [slachtoffer] , heeft mishandeld door
- haar meermalen, althans éénmaal, te slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen de buik en/of rug en/of arm(en) en/of elders op/tegen haar lichaam en/of
- haar meermalen, althans éénmaal, te schoppen en/of trappen (ook terwijl zij op de grond lag) op/tegen haar buik en/of rug en/of be(e)n(en) en/of elders op/tegen haar lichaam en/of
- haar meermalen, althans éénmaal, te duwen op/tegen het lichaam waardoor zij ten val is gekomen en/of tegen een muur en/of meubel(s) is gekomen/gevallen en/of
- zijn, verdachtes, knie(ën) (met kracht) op/tegen haar nek te zetten/houden (terwijl zij op de grond lag) en/of
- een alcoholhoudende substantie in haar ogen te gooien/spuiten en/of
- een tafel en/of andere voorwerpen op/tegen haar voet en/of lichaam te gooien;
(artikel 304 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht) ( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 24 juni 2020 te [woonplaats] opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] , kamer [kamernummer] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 155 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet )
5
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 24 juni 2020 te Utrecht een hoeveelheid elektriciteit (te weten 41.073 kWh), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Stedin en/of Mitros, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 29 april, 7 mei en 10 juli 2021, genummerd PL0900-2021096956, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, onderverdeeld in drie dossiers, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 246. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 36.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 37.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 38.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 39.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 40.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 167.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 168.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 169.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 173.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 101.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 187.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 189.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 190.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 127.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 129.
17.Een proces-verbaal van verhoor van de rechter-commissaris, inhoudende een verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 3 november 2021.
18.Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring d.d. 30 augustus 2020, opgemaakt door [C]
19.Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring d.d. 2 juli 2021, opgemaakt door [D] , huisarts, p. 183 van proces-verbaal nr. PL0900-2021096956.
20.Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring d.d. 2 juli 2021, opgemaakt door [E] .
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 224.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 226.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 229.
24.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 april 2021, genummerd PL0900-2021132091, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 100. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
25.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 3.
26.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 4.
27.Proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens Mitros, p. 33.
28.Bijlage ‘Berekening van het verbruik hennepruimte’ bij het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens Mitros, p. 36.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 37.
30.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 43.
31.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 44.