ECLI:NL:RBMNE:2021:6235

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
16.070634.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met bijl en mes in Hilversum

Op 24 december 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 maart 2021 in Hilversum heeft geprobeerd zijn ex-vrouw's partner, aangeduid als [slachtoffer], te doden. De verdachte heeft de [slachtoffer] in zijn woning opgewacht en hem met een bijl op het hoofd geslagen en met een mes gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, aangezien hij zich had voorbereid door wapens mee te nemen en een nagemaakte sleutel van de woning van de [slachtoffer] te gebruiken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot moord en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, is deels toegewezen, met een totaalbedrag van € 7.600,15, inclusief immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de kosten van de benadeelde partij en heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.070634.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadslieden, mr. W.J. Ausma en
mr. I.E.M.M. Haenen, beiden advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en zijn advocaat, mr. N. Durdabak, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1 primair:op 11 maart 2021 te Hilversum opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden door die [slachtoffer] met een bijl op zijn hoofd te slaan en hem met een mes te steken,
subsidiairten laste gelegd als poging tot doodslag,
meer subsidiairten laste gelegd als het opzettelijk en met voorbedachten rade toebrengen van zwaar lichamelijk letsel,
meest subsidiairten laste gelegd als het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
feit 2:
op 11 maart 2021 te Hilversum een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integraal vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 primair [1]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 10 december 2021, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn vrouw en ik hebben al vaak ruzie gehad over de stressvolle situatie met haar ex-man, de heer [slachtoffer] (hierna: aangever), met wie zij een dochter, [dochter 1] , heeft. Op een avond, één of twee weken vóór 11 maart 2021, escaleerde het tussen mijn vrouw en mij toen ik hoorde dat zij een soort testament had opgemaakt over de zorg voor de kinderen. Het hield in dat als zij dood zou gaan, ik voor onze dochter [dochter 2] moest zorgen en [dochter 1] naar haar vader (aangever) zou gaan, maar dat ze wilde dat [dochter 1] en [dochter 2] elkaar zouden blijven zien. Dit was voor mij de druppel, ik moest nu echt iets doen.
Ik ben op donderdag 11 maart 2021 naar het huis van aangever in Hilversum gegaan. Ik weet dat hij op donderdag alleen thuis is, nadat hij [dochter 1] bij ons heeft gebracht. Ik heb daarover nagedacht. Op 10 maart 2021 had ik voorbereidingen getroffen. Ik heb mijn fietstas en oude kleding in de schuur gelegd. Ik wilde namelijk niet dat mijn vrouw wist dat ik naar zijn woning zou gaan. Ik heb een mes en schoonmaakhandschoenen in mijn rugzak gedaan. Daar zaten ook plastic zakken in. Op 11 maart 2021 heb ik nog een bijl meegenomen. Ook zat er een kapotte
taserin de tas. Ik heb toen de oude kleding aangedaan. Ik ben vervolgens naar het huis van aangever gefietst. Ik had mijn telefoon niet bij me. Ik kwam rond 17:30 uur bij de woning aan. Ik ben zijn woning ingegaan. Ik had de sleutel van het huis van aangever. Deze had ik een aantal jaren daarvoor nagemaakt, voor het geval [dochter 1] daar alleen thuis zou zijn. Ik heb op hem gewacht in zijn woning. Ik had de schoonmaakhandschoenen nog aan. Ik wilde geen sporen achterlaten. Ik heb de spullen uit de tas gehaald toen ik in de woning was. De bijl hield ik in mijn hand. Ik wachtte in de kamer van [dochter 1] . Ik hoorde aangever binnen komen. Ik heb toen aangever de woning in kwam en in de gang stond met de scherpe kant van de bijl op het hoofd van aangever geslagen. Tijdens een daarop volgende worsteling is een mes gebruikt.
Aangever heeft aangifte gedaan en heeft in die aangifte verwezen naar zijn eerdere verhoor als verdachte. Uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor,opgemaakt op 12 maart 2021, volgt, zakelijk weergegeven:
Ik heb mijn dochter bij mijn ex-vrouw gebracht. Ik ben naar huis gegaan en ik was rond 18.20 uur bij mijn voordeur. [2] Ik stapte mijn woning in, zette twee stappen de hal in en werd van achteren aangevallen. Ik voelde een harde klap op mijn achterhoofd. Ik viel door deze klap op de grond. Verdachte stond in de deuropening van de kamer van mijn dochter. Dit is de kamer meteen links in de hal. Ik zag verdachte niet staan toen ik een klap kreeg, de eerste klap was van achteren. Ik keek om en zag verdachte staan en kreeg meerdere klappen in mijn gezicht. Een van die klappen was met de bijl, het handvat. Hij probeerde vervolgens nog een keer met de bijl te slaan. Ik zag de bijl op mij afkomen en heb hem van mij afgeduwd. Er ontstond toen een worsteling tussen ons en toen viel verdachte achterover in de kamer van mijn dochter. Ik zag toen dat het verdachte was. Tijdens de worsteling in de kamer van mijn dochter zag ik dat verdachte een mes pakte vanaf zijn lichaam. Verdachte had toen de bijl in zijn rechterhand vast en ik hield zijn hand waarmee hij de bijl vast had tegen om te voorkomen dat hij mij nog een keer raakte hiermee. Hij pakte vervolgens met zijn linkerhand een mes. Dit mes heb ik ook afgeweerd en hierdoor heb ik meerdere snijwonden op mijn handen. [3] Verdachte droeg een mondmasker. [4]
Ik heb een snee in mijn hoofd van een bijl. Ik heb ongeveer vier snijwonden op mijn handen. Ik ben geslagen op mijn neus met het handvat van de bijl. [5]
Een
schriftelijk bescheid, te weten de Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Gooi en Vechtstreek, opgemaakt op 30 maart 2021 door J. Sleven, forensisch arts FMG, voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
SEH diagnose: fors bloedende wond op achterhoofd, divers huidletsel (oppervlakkige snijwonden), gezwollen en scheefstaande neus.
Onderzoek: links op achterhoofd: forse met 6 krammen gehechte huidwond, lengte ongeveer 7 cm. De neus is gezwollen en lijkt wat scheef te staan. Op de binnenzijde van de rechterhandpalm, ter hoogte van de overgang naar de pols, bevindt zich een streepvormige huidwond van ongeveer 2 cm bedekt met een korst.
Beoordeling: Het huidige tijdsinterval past bij de ouderdom van het letsel. De gemelde toedracht (een flinke klap (met de bijl) links op zijn achterhoofd
gekregen en met een mes belaagd) past zeer goed bij het letsel.
Het waargenomen letsel is in lijn met het door betrokkene vertelde verhaal. [6]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair
Bewijsuitsluitingsverweer:
De verdediging heeft bepleit dat en waarom de eerste verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd, dient te worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank heeft voor het bewijs echter het meest directe bewijsmiddel gebezigd, te weten de verklaring die verdachte ter terechtzitting tegenover de rechtbank heeft afgelegd. Daarom behoeft dit verweer verder geen inhoudelijke bespreking.
Voorbedachten rade en opzet op de dood
De verdediging heeft betwist dat bij de verdachte sprake was van boos opzet, laat staan van voorbedachten rade om aangever van het leven te beroven. De intentie van verdachte was slechts om aangever te dwingen naar hem te luisteren.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachten rade gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Uit de bewijsmiddelen maakt de rechtbank op dat verdachte en zijn echtgenote jarenlang problemen ervoeren met aangever, de ex-partner van de vrouw van verdachte. Verdachte heeft op enig moment de gedachte gehad dat ‘hij echt iets moest gaan doen’. Verdachte heeft toen de dag vóór het geweldsincident een tas met een mes en oude kleding in zijn schuur klaargezet. Op de dag van het incident is verdachte met een tas, met daarin plasticzakken, handschoenen, een
taser, een mes en een bijl, naar de woning van aangever gefietst (een afstand van ongeveer 45 minuten fietsen). Verdachte is vervolgens met een nagemaakte sleutel het huis van aangever binnengegaan en heeft aangever in diens huis opgewacht met een bijl in zijn hand. Ook de andere meegebrachte spullen waren in die woning uit de tas gehaald en lagen klaar in die woning om eventueel gebruikt te worden. Uit de verklaring van aangever volgt dat verdachte hem, zodra hij binnenkwam, direct en onverhoeds van achteren met de bijl op zijn hoofd heeft geslagen. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij aangever bij binnenkomst eerst bij diens naam heeft aangeroepen waarna deze zich omdraaide, maar de rechtbank gaat daaraan voorbij; aangever heeft op dit punt duidelijk en consistent verklaard en die verklaring is ook in lijn met de letselrapportage.
De rechtbank overweegt dat de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen van verdachte wijst op de uitvoering van een tevoren gemaakt plan om aangever van het leven te beroven. Verdachte heeft immers al de dag van tevoren spullen – waaronder een mes – klaargezet en heeft op de dag van het incident nog meer wapens verzameld en in een tas gestopt. Ook heeft hij maatregelen genomen om te zorgen dat hij ongemerkt naar de woning van aangever kon gaan (zijn vrouw vertelde dat hij naar zijn werk ging, zijn telefoon had thuisgelaten, zijn jas had verwisseld en de fiets had gepakt in plaats van met de auto te gaan [7] ) en heeft hij spullen meegenomen om ongemerkt de woning van aangever binnen te komen (een nagemaakte sleutel) en om geen sporen achter te laten (plastic handschoenen). Verdachte heeft vervolgens 50 minuten in de woning op de komst van aangever gewacht. Hij heeft daarbij de wapens uit zijn rugzak gehaald en de bijl in zijn handen gehouden. Verdachte heeft aldus voldoende gelegenheid gehad zich gedurende die tijd in de woning te beraden op de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Uit het feit dat hij niettemin direct bij binnenkomst van aangever deze met een bijl van achteren op het hoofd heeft geslagen, volgt dat die klap niet in een ogenblikkelijke gemoedsbeweging is gegeven maar het resultaat was van kalm beraad en rustig overleg.
Van enige contra-indicaties, die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, is de rechtbank niet gebleken. Verdachte en de verdediging hebben een uitleg gegeven over de intentie van verdachte, te weten dat zijn bedoeling slechts was om – onder dreiging met geweld – aangever tot een gesprek te dwingen. Die beweerde intentie kan echter niet in overeenstemming worden gebracht met de hiervoor vastgestelde feitelijke gang van zaken, in het bijzonder niet met het direct bij binnenkomst van achteren slaan met de bijl, zonder enige poging tot een gesprek.
Uit het voorgaande volgt ook dat verdachte de rechtstreekse opzet heeft gehad op de dood van de aangever en dat zijn handelen, te weten het slaan met de bijl en het steken met het mes, daarop gericht was.
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot moord, zoals hierna onder 5 uiteen is gezet, wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak feit 2
Verdachte heeft erkend dat hij op 11 maart 2021 te Hilversum een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad. Dit stroomstootwapen is door de politie onderzocht. Uit het proces-verbaal dat ziet op het onderzoek van dit stroomstootwapen volgt dat de betreffende verbalisant het wapen niet werkbaar kreeg. Ook volgt uit dit proces-verbaal niet dat dit wapen alsnog gemakkelijk werkbaar gemaakt zou kunnen worden. Een defect hoeft er op zichzelf niet aan in de weg te staan dat het voorwerp kan worden aangemerkt als een handwapen waarmee personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht. Echter, uit de stukken in het dossier kan thans niet worden opgemaakt dat met dit stroomstootwapen dat verdachte voorhanden had personen weerloos kunnen worden gemaakt of dat hiermee pijn kan worden toegebracht. De rechtbank zal verdachte dan ook van het hem onder 2 tenlastegelegde vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair:
op 11 maart 2021 te Hilversum, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer]
- met kracht met een bijl tegen zijn neus en tegen het hoofd heeft geslagen en
- meermalen met een mes in de handen heeft gestoken,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
poging tot moord

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van beide feiten, verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Hierbij heeft de verdediging aangevoerd dat de rol van het slachtoffer neigt naar culpa in causa. Voorts wordt met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf het gezin van verdachte, alsmede zijn werkgever, onevenredig zwaar getroffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft de ex-man van zijn vrouw geprobeerd te vermoorden. Hij was de overtuiging toegedaan dat hij iets moest doen aan de problemen die zijn vrouw en daarmee zijn gezin ervoeren met het slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer opgewacht in diens woning en hem direct toen het slachtoffer binnen stapte van achteren met kracht met de scherpe kant van een bijl op zijn hoofd geslagen. Daarna heeft verdachte het slachtoffer met een mes gestoken, waarbij het slachtoffer de messteken heeft kunnen afweren met zijn handen. Het slachtoffer had door voornoemde handelingen het leven kunnen laten.
De rechtbank acht het bijzonder verontrustend en schokkend dat verdachte tot dit – als bizar, maar uiterst gewelddadig te bestempelen – handelen is gekomen en dit kennelijk als enige uitweg zag in een conflict tussen het slachtoffer en de vrouw van verdachte. Daarbij komt dat het slachtoffer de ex-man van zijn vrouw is en tevens de vader zijn stiefdochter. Indien het slachtoffer dodelijk zou zijn getroffen, had zijn stiefdochter zonder vader moeten opgroeien en was haar leed onmetelijk groot geweest, te meer nu haar stiefvader daarvoor verantwoordelijk zou zijn geweest. Maar ook nu zal zij moeten leven met de wetenschap wat haar stiefvader haar vader heeft aangedaan. Dit moet voor haar zeer belastend en mogelijk traumatiserend zijn. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft voor het slachtoffer een angstaanjagende, levensgevaarlijke situatie geschapen en geen blijk gegeven respect te hebben voor andermans leven, veiligheid en goederen. Slachtoffers van dit soort strafbare feiten kunnen lange tijd ernstige psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Dat het handelen van verdachte daadwerkelijk grote impact heeft op het slachtoffer blijkt uit zijn afgelegde slachtofferverklaring ter terechtzitting.
De rechtbank neemt voorts in overweging dat een poging tot het begaan van een levensdelict, zoals dat door de verdachte is gepleegd, ernstige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweegbrengt. Dit geldt voor de samenleving in het algemeen en in het bijzonder (ook) voor de personen in de nabijheid van het slachtoffer.
Het misdrijf moord behoort tot de ernstigste delicten uit het Wetboek van Strafrecht. De wetgever heeft de ernst van dit feit tot uitdrukking gebracht door een levenslange of tijdelijke gevangenisstraf (van 30 jaren) als strafmaximum te stellen. In dit geval is sprake van een poging tot moord, hetgeen betekent dat het strafmaximum een derde lager is.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
- een Pro Justitia rapport d.d. 8 juli 2021, opgemaakt door P.K.J. Ronhaar, psychiater;
- een Pro Justitia rapport d.d. 9 juli 2021, opgemaakt door G.J.W. Pol, GZ-psycholoog;
- een reclasseringsrapport van 29 juli 2021, opgemaakt door C.P.M. Cruijen, reclasseringswerker;
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 16 augustus 2021.
Het bewezen verklaarde feit wordt, nu uit de Pro Justitia rapportages van de deskundigen Ronhaar en Pol niet anders is gebleken, volledig aan verdachte toegerekend.
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte blijkens voornoemd uittreksel uit de justitiële documentatie niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De op te leggen straf
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen kan, mede in verband met een juiste normbevestiging, vergelding en generale preventie, niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of minder zware straf dan een gevangenisstraf van een lange duur. De door de officier van justitie gevorderde straf doet naar het oordeel van de rechtbank recht aan de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en is in lijn met de oplegging van gevangenisstraffen die voor poging tot moord plegen te worden opgelegd. De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen redenen om van die vordering van de officier van justitie af te wijken. Ook de omstandigheid dat verdachte, anders dan door de officier van justitie gevorderd, van feit 2 zal worden vrijgesproken, is geen reden om van de door haar gevorderde straf af te wijken.
De rechtbank acht dan ook het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren passend en geboden. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op deze gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van poging tot moord. Gelet op de ernst van dit feit wegen de strafvorderlijke belangen bij het hervatten van de thans geschorste voorlopige hechtenis zwaarder dan de persoonlijke belangen van de verdachte die voortduring van een schorsing zouden kunnen rechtvaardigen. Redenen voor die schorsing waren onder meer om verdachte gelegenheid te geven bepaalde zaken, zoals zijn werk, te regelen. Dat is nu niet langer aan de orde. De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 14.050,15. Dit bedrag bestaat uit € 9.050,15 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak van verdachte, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van de materiële schade het volgende aangevoerd:
- het verzoek tot vergoeding van de kosten betreffende het eigen risico van de zorgverzekering komt niet voor vergoeding in aanmerking, nu spoedhulp valt onder de basisverzekering;
- het verzoek tot vergoeding van de kosten voor het vervangen van het huisslot is geen rechtstreekse schade, dan wel dient deze schadepost te worden gematigd;
- het verzoek tot vergoeding van de kosten van een nieuwe bril dient niet te worden toegewezen, nu de nieuwwaarde van de bril wordt gevorderd;
- het verzoek tot vergoeding van de kosten voor nieuwe kleding dient te worden gematigd, nu de nieuwwaarde hiervan wordt gevorderd;
- het verzoek tot vergoeding van de kosten voor een nieuwe kast en stoel is geen directe schade, dan wel dient deze schadepost te worden gematigd nu in de vordering de nieuwwaarde wordt gevorderd;
- het verzoek tot vergoeding van de reinigingskosten van de kleden dient niet te worden toegewezen, nu deze kosten niet gemaakt zullen worden gezien de staat en ouderdom van de kleden;
- het verzoek tot vergoeding van de begrote kosten van een neuscorrectie is gebaseerd op een offerte. Er ontbreekt een onderbouwing waarom de neuscorrectie niet in een ziekenhuis en onder dekking van een ziektekostenverzekering zou kunnen plaatsvinden. Dit verzoek dient aldus niet te worden toegewezen.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging aangevoerd dat deze
onvoldoende is onderbouwd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
Vast staat dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het primair bewezen verklaarde feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat hij daarnaast in zijn persoon is aangetast en daar psychische schade aan heeft overgehouden, ligt gelet op de aard en de ernst van de gebeurtenissen, zoals hiervoor beschreven, voor de hand. [slachtoffer] komt dan ook in aanmerking voor vergoeding van immateriële schade. De rechtbank begroot deze schade naar billijkheid, met inachtneming van de aard van het letsel, de omstandigheden waaronder de normschending heeft plaatsgevonden en mede gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, op een bedrag van € 5.000,-.
Materiële schade
Ten aanzien van de gestelde materiële schade(posten) overweegt de rechtbank het volgende.
De gevorderde schade voor zover die betrekking heeft op de posten eigen risico zorgverzekering (€ 792,43), het vervangen van het huisslot (€ 833,69), nieuwe bril (€ 300,-), nieuwe kleding (€ 255,-), nieuwe kast en stoel (€ 300,-) en de reinigingskosten van kleden (€ 119,03), komt voor vergoeding in aanmerking. Deze schade is veroorzaakt door het handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft de hoogte van deze schadebedragen voldoende onderbouwd, terwijl de verdediging deze onvoldoende heeft betwist. De rechtbank zal voornoemde materiële schadeposten, een totaalbedrag van € 2.600,15, dan ook toewijzen.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering wat betreft de vergoeding van de kosten van de neuscorrectie. De rechtbank oordeelt dat de noodzaak van een neuscorrectie, zowel in medisch als esthetisch opzicht, onvoldoende is onderbouwd. Niet is komen vast te staan wat het precieze letsel aan de neus is en waar de (kennelijk beoogde) operatie aan de neus op ziet. Dat de ademhaling moeizaam zou zijn is wel gesteld, maar niet voldoende onderbouwd.
De rechtbank waardeert de totale schade op € 7.600,15 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 7.600,15, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 maart 2021 tot de dag van volledige betaling. Indien door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 73 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 (zes) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 7.600,15 (€ 5.000,- vergoeding voor immateriële schade en € 2.600,15 voor materiële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag van
€ 7.600,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2021 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 7.600,15 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 73 (drieënzeventig) dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij [slachtoffer] dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mr. R.P.P. Hoekstra en mr. A.M. Loots, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2021.
De griffier is buiten staat het vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Hilversum, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk en
met voorbedachten rade
van het leven te beroven,
die [slachtoffer]
- meermalen althans eenmaal met kracht met een bijl, althans een zwaar en/of
scherp voorwerp op/tegen zijn linker- en/of rechterslaap en/of neus, althans
op/tegen de schedel, in elk geval op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- meermalen althans eenmaal met een mes, althans een puntig en/of scherp
voorwerp in de hand en/of handen heeft gestoken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Hilversum, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer]
- meermalen althans eenmaal met kracht met een bijl, althans een zwaar en/of
scherp voorwerp op/tegen zijn linker- en/of rechter slaap en/of neus, althans
op/tegen de schedel, in elk geval op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- meermalen althans eenmaal met een mes, althans een puntig en/of scherp
voorwerp in de hand en/of handen, althans de arm(en) heeft gestoken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Hilversum, althans in Nederland,
aan [slachtoffer]
opzettelijk en
met voorbedachten rade
zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere sneeën in de linker- en/of
rechterslaap althans de schedel in elk geval het hoofd en/of een gebroken neus
en/of één of meerdere sneeën in de hand(en) althans arm(en) heeft toegebracht
door
- meermalen althans eenmaal met kracht met een bijl, althans een zwaar en/of
scherp voorwerp op/tegen zijn linker- en/of rechter slaap en/of neus, althans
op/tegen de schedel, in elk geval op/tegen het hoofd te slaan en/of
- meermalen althans eenmaal met een mes, althans een puntig en/of scherp

voorwerp in de hand en/of handen, althans de arm(en) te steken;

meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Hilversum, althans in Nederland,
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere sneeën in de
linker- en/of rechterslaap althans de schedel in elk geval het hoofd en/of een
gebroken neus en/of één of meerdere sneeën in de hand(en) althans arm(en) door
- meermalen althans eenmaal met kracht met een bijl, althans een zwaar en/of
scherp voorwerp op/tegen zijn linker- en/of rechter slaap en/of neus, althans
op/tegen de schedel, in elk geval op/tegen het hoofd te slaan en/of
- meermalen althans eenmaal met een mes, althans een puntig en/of scherp

voorwerp in de hand en/of handen, althans de arm(en) te steken;

2
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Hilversum
een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te
weten een stroomstootwapen van het merk Security Plus,
zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen
weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht
voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 maart 2021, Onderzoek ‘14BONI / MD1R021020’, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 190. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 95.
3.Pagina 94.
4.Pagina 96.
5.Pagina 93.
6.Pagina’s 169 en 170.
7.Pagina 117 en 118