ECLI:NL:RBMNE:2021:6234

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
530141 / HA RK 21-284
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen de rechterlijke macht niet-ontvankelijk verklaard

In deze wrakingszaak heeft verzoeker op 8 november 2021 verzocht om wraking van mr. T. Dopheide, die de behandeling leidde van een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging. Het wrakingsverzoek was niet specifiek gericht op het handelen van de rechter tijdens de zitting, maar op de rechterlijke macht in zijn geheel. De wrakingskamer heeft op 7 december 2021 het verzoek behandeld, waarbij verzoeker en de gewraakte rechter aanwezig waren. Tijdens de zitting heeft verzoeker ook een verzoek tot wraking van de wrakingskamer ingediend, dat op 10 december 2021 niet-ontvankelijk werd verklaard.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een individuele rechter. Verzoeker heeft geen concrete feiten aangedragen die specifiek betrekking hebben op het handelen van de gewraakte rechter, maar heeft zich gericht tegen de gehele rechterlijke macht. Hierdoor is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek.

De wrakingskamer heeft ook opgemerkt dat er al een wrakingsverbod aan verzoeker was opgelegd, wat betekent dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 december 2021, waarbij de griffier en de voorzitter de beslissing hebben ondertekend. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 530141 / HA RK 21-284
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 23 december 2021
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoeker,

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op de zitting van 8 november 2021 verzocht om wraking van mr. T. Dopheide (hierna: de rechter). Die zitting ging over het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichting geestelijke gezondheidszorg (zaaknummer C/16/529323 / FV RK 21-2343). De rechter heeft in verband met het wrakingsverzoek op 8 november 2021 een spoedmaatregel getroffen.
De rechter heeft op 25 november 2021 haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek ingediend.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 7 december 2021 met gesloten deuren behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling zijn verzoeker en de rechter verschenen.
1.3.
Op de zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker een verzoek tot wraking van de wrakingskamer ingediend. Bij beslissing van 10 december 2021 is dit verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast is verzoeker een zogenoemd wrakingsverbod opgelegd in zowel de wrakingszaak als de hoofdzaak.
1.4.
Bij brief van 13 december 2021 is verzoeker bericht dat de wrakingskamer de procedure over het wrakingsverzoek tegen de rechter zal voortzetten in de stand waarop het zich bevond toen het wrakingsverzoek van 7 december 2021 is gedaan. Dit betekent dat er geen nieuwe zitting zal worden gehouden en de rechtbank uiterlijk 24 december 2021 op het wrakingsverzoek zal beslissen.
1.5.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek naar voren gebracht dat de rechterlijke macht partijdig en bevooroordeeld is. Dit blijkt ook uit internet. Wraking is volgens verzoeker het enige middel om te laten blijken dat het niet eerlijk gaat. Uit cijfers blijkt dat veel verzoeken tot verlenen van een zorgmachtiging worden toegewezen. Volgens verzoeker betekent dat dat hij lange tijd niet uit de psychiatrie zal komen. Het staat ook in het boek ‘Dubieuze zaken’. Hieruit blijkt volgens verzoeker ook de partijdigheid.
2.2.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat verzoeker geen concrete feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht die specifiek zien op het handelen van de rechter tijdens de zitting, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de rechter vooringenomen was of dat daar zwaarwegende aanwijzingen voor waren. Door de wraking is aan een inhoudelijke behandeling niet toegekomen.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de zaak behandelt. De gronden die verzoeker aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, zijn uitsluitend gericht tegen de rechtspraak in het geheel. Alle rechters zijn volgens verzoeker partijdig en bevooroordeeld. Verzoeker heeft geen gronden aangevoerd die zijn gericht op het handelen van de rechter tijdens de zitting op 8 november 2021. Omdat de wet niet de mogelijkheid biedt van wraking van een rechtscollege in zijn geheel, zoals door verzoeker in feite is verzocht, wordt verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek.
3.2.
Ten overvloede merkt de wrakingskamer op dat in de beslissing van de wrakingskamer van 10 december 2021 aan verzoeker al een wrakingsverbod is opgelegd. Dit betekent dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedure met zaaknummer C/16/529323 / FV RK 21-2343, niet in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team civiel, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/529323 / FV RK 21-2343 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. A.M. Crouwel en mr. P.J.M. Mol als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.S. Smits, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.