ECLI:NL:RBMNE:2021:620

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
C/16/499828 / FO RK 20-407
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag vader en wijziging zorgregeling tussen vader en kind

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 23 februari 2021, is de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.J.P. Liefting, in een procedure tegen de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Crans, een verzoek ingediend om de zorgregeling te wijzigen en het gezag van de vader te beëindigen. De rechtbank heeft eerder op 27 juli 2020 een tussenbeschikking gegeven waarin een voorlopige zorgregeling werd vastgesteld, waarbij de gecertificeerde instelling (GI) de frequentie en opbouw van het contact tussen de vader en de minderjarige, geboren in 2006, bepaalde. De moeder verzocht om de omgang met de vader te beëindigen, omdat de vader niet meewerkte aan een structurele zorgregeling en de huidige regeling niet in het belang van de minderjarige zou zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader niet bereid is om een vaste zorgregeling te accepteren en dat dit in strijd is met de belangen van de minderjarige. De rechtbank concludeert dat de vader onvoldoende zorg en verantwoordelijkheid draagt voor het geestelijk welzijn van het kind. De rechtbank heeft daarom besloten om het gezag van de vader te beëindigen en de moeder alleen met het gezag te belasten. De rechtbank heeft ook bepaald dat de ouders hun eigen proceskosten moeten betalen. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan, voor zover definitief, worden aangevochten bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/499828 / FO RK 20-407
Gezag en omgang
Beschikking van 23 februari 2021
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. C.J.P. Liefting,
tegen
[de man] ,
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. P. Crans.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND, gevestigd in [vestigingsplaats] , hierna te noemen de GI.

1.Inleiding

1.1.
Deze zaak gaat over
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats] . De rechtbank moet nog beslissen op de verzoeken van de moeder om de zorgregeling te wijzigen, in die zin dat de omgang tussen [voornaam van minderjarige] en de vader stopt, en het gezag van de vader te beëindigen en haar voortaan alleen met het gezag over [voornaam van minderjarige] te belasten. Op 27 juli 2020 heeft de rechtbank in deze zaak zal al een tussenbeschikking gewezen. In die tussenbeschikking heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling vastgesteld tussen [voornaam van minderjarige] en de vader, die inhoudt dat de GI de frequentie en de opbouw van het contact tussen [voornaam van minderjarige] en de vader bepaalt. De definitieve beslissing op de verzoeken van de moeder over het gezag en de omgang zijn uitgesteld, in afwachting van het verloop van de voorlopige zorgregeling en de ondertoezichtstelling.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • de brief van de moeder van 8 december 2020 met bijlagen;
  • de brief van de vader van 12 januari 2021;
  • de brief van de GI van 26 januari 2021.
1.3.
Er heeft niet opnieuw een zitting plaatsgevonden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank zal de beschikking van 26 juni 2018 en het aangehechte ouderschapsplan wijzigen, in die zin dat er geen zorgregeling tussen [voornaam van minderjarige] en de vader meer zal gelden. Daarnaast zal de rechtbank het gezag van de vader beëindigen en de moeder voortaan alleen met het gezag over [voornaam van minderjarige] belasten. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
De zorgregeling met de vader
2.2.
Een vaste zorgregeling met de vader is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de zwaarwegende belangen van [voornaam van minderjarige] . In de afgelopen maanden heeft de GI geprobeerd met de ouders te komen tot structurele omgang tussen [voornaam van minderjarige] en de vader. De vader heeft daaraan niet meegewerkt. Zelfs de bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van de GI door de kinderrechter op 26 november 2020 heeft niet tot structurele omgang tussen [voornaam van minderjarige] en de vader geleid. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat de vader alsnog gaat meewerken aan structurele omgang met [voornaam van minderjarige] .
2.3.
De vader blijft vasthouden aan zijn standpunt dat hij geen vaste zorgregeling met [voornaam van minderjarige] wil. Eerder zei de vader dat [voornaam van minderjarige] teveel spanningen veroorzaakt binnen zijn nieuwe gezin. Om die reden overwoog de rechtbank in haar tussenbeschikking dat in eerste instantie in één op één contact buitenshuis geïnvesteerd moest worden. Nu zegt de vader dat het opleggen van een vaste zorgregeling stress bij [voornaam van minderjarige] zal veroorzaken en dat [voornaam van minderjarige] tevreden is met de huidige, flexibele regeling. Het is de rechtbank daarbij onduidelijk wat die flexibele regeling in de praktijk inhoudt. De GI geeft in haar reactie aan dat de vader een ander beeld schetst dan de GI bekend is. Tijdens het gesprek met de rechter op 13 juli 2020 gaf [voornaam van minderjarige] aan dat hij zijn vader af en toe met verjaardagen ziet. Wat daar ook van zij, de vader gaat met deze opstelling naar het oordeel van de rechtbank voorbij aan het belang van [voornaam van minderjarige] . [voornaam van minderjarige] heeft belang bij een volwaardig plekje binnen het nieuwe gezin van de vader, net als zijn broer [A (voornaam)] en zijn halfbroertje [B (voornaam)] . Een volwaardig plekje binnen het nieuwe gezin krijgt [voornaam van minderjarige] niet als hij alleen af en toe langs mag komen. De vader lijkt dat niet te willen inzien. Door te stellen dat [voornaam van minderjarige] tevreden is met de huidige, flexibele regeling verliest de vader bovendien uit het oog dat [voornaam van minderjarige] mogelijk met loyaliteitsproblemen kampt en dat hij tegen de rechter heeft verklaard dat hij graag de helft van de tijd bij de vader wil zijn. Ook tegen de GI heeft [voornaam van minderjarige] meerdere keren gezegd dat hij de vader vaker wil zien.
2.4.
Het handhaven van de huidige zorgregeling of het vastleggen van een nieuwe, vaste zorgregeling zal ertoe leiden dat [voornaam van minderjarige] steeds opnieuw wordt geconfronteerd met dat de vader de regeling niet nakomt. [voornaam van minderjarige] zal daarmee steeds opnieuw teleurgesteld worden.
Dat brengt het risico met zich dat [voornaam van minderjarige] zich afgewezen gaat voelen door de vader, voor zover dat nog niet het geval is. Om die reden is een vaste zorgregeling dan ook niet langer wenselijk. Het ‘flexibele’ contact met de vader moet er naar het oordeel van de rechtbank wel met enige regelmaat zijn, zodat [voornaam van minderjarige] een band kan behouden met de vader en zijn broers die in het nieuwe gezin van de vader opgroeien.De rechtbank vindt deze conclusie evenwel triest voor [voornaam van minderjarige] en had hem iets anders gegund.
2.5.
Er ligt nu een grote taak voor de ouders om, met de hulp van de GI, [voornaam van minderjarige] te ondersteunen in om te gaan met het feit dat hij niet zoveel omgang met de vader heeft als hij graag zou willen en dat zijn broers wel met elkaar opgroeien, maar hij niet met hen. Het is daarbij vooral belangrijk dat [voornaam van minderjarige] niet het gevoel krijgt dat het zijn schuld is. [voornaam van minderjarige] kan er tenslotte niets aan doen dat het nu zo gaat. Het betekent voor [voornaam van minderjarige] , die vanwege zijn aangeboren afwijking al de nodige uitdagingen heeft, een extra uitdaging in zijn proces naar volwassenheid. De rechter heeft tijdens het kindgesprek een vriendelijke, bescheiden maar ook sterke jongen gezien en zij heeft er vertrouwen in dat hij ook deze uitdaging met de juiste hulp op een goede manier aan kan gaan.
Het gezag over [voornaam van minderjarige]
2.6.
Een wijziging van het gezag is in het belang van [voornaam van minderjarige] noodzakelijk. In de tussenbeschikking van 27 juli 2020 heeft de rechtbank uiteengezet hoe de situatie op dit moment is. De ouders oefenen weliswaar samen het gezag over [voornaam van minderjarige] uit, maar feitelijk neemt de moeder alle beslissingen. De ouders communiceren niet met elkaar. De vader wil alleen contact met de moeder via de post of via derden (zoals [voornaam van minderjarige] zelf of de GI). De rechtbank heeft de ouders de opdracht gegeven om met de GI te gaan onderzoeken hoe zij een modus kunnen vinden om samen hun verantwoordelijkheid te nemen voor [voornaam van minderjarige] . Bijvoorbeeld door middel van een traject als Parallel Ouderschap. Niet gebleken is dat op dit punt enige vooruitgang is geboekt.
2.7.
De vader zegt het gezag over [voornaam van minderjarige] graag te willen behouden. De vader miskent naar het oordeel van de rechtbank dat het gezag niet alleen rechten, maar ook plichten met zich mee brengt. Daaronder vallen de zorg en verantwoordelijkheid voor het geestelijk welzijn van het kind en het bevorderen van de ontwikkeling van het kind. De rechtbank is van oordeel dat de vader die zorg en verantwoordelijkheid onvoldoende draagt, door de hiervoor geschetste houding ten opzichte van [voornaam van minderjarige] , die niet goed is voor zijn geestelijk welzijn en zijn ontwikkeling. Niet gebleken is dat de vader bereid is om de stappen te nemen die nodig zijn om deze verantwoordelijkheid in de toekomst wel te nemen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de vader door de beperkte rol die hij in het leven van [voornaam van minderjarige] speelt niet in staat is om zijn gezag daadwerkelijk in te vullen. Hij is niet goed op de hoogte van hoe het met [voornaam van minderjarige] gaat en kan om die reden niet de beslissingen nemen die in [voornaam van minderjarige] ’s belang zijn. Dit alles maakt dat de rechtbank dan ook van oordeel is dat een wijziging van het gezag in het belang van [voornaam van minderjarige] noodzakelijk is. Als de vader echt wil dat [voornaam van minderjarige] zijn betrokkenheid blijft ervaren, dan is het hebben van frequent contact met [voornaam van minderjarige] zelf daarvoor een meer aangewezen route dan het behouden van het gezamenlijk gezag met de moeder.
De proceskosten
2.8.
De rechtbank zal het verzoek van de vader de moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure afwijzen omdat daartoe geen aanleiding bestaat. Ieder moet de eigen proceskosten betalen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 26 juni 2018 en het ouderschapsplan dat aan die beschikking is gehecht, in die zin dat er geen zorgregeling tussen [voornaam van minderjarige] en de vader meer zal zijn;
3.2.
beëindigt het gezag van de vader over
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats] ;
3.3.
bepaalt dat de moeder voortaan alleen met het gezag over
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats] , is belast;
3.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
bepaalt dat de ouders hun eigen proceskosten betalen;
3.6.
wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Dit is de beslissing van (kinder)rechter mr. T. Dopheide, tot stand gekomen in samenwerking met mr. F. de Kleijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2021.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.