ECLI:NL:RBMNE:2021:6182

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
C/16/522761 / KL ZA 21-135
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over schorsing tenuitvoerlegging verstekvonnis met betrekking tot loonspecificaties

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 december 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde]. [Eiseres] vorderde de schorsing van de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin zij was veroordeeld om loonspecificaties aan [gedaagde] te verstrekken. [Eiseres] stelde dat er sprake was van een kennelijke misslag in het vonnis en dat er nieuwe feiten waren die de schorsing rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde echter dat [eiseres] niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een juridische of feitelijke misslag en dat de nieuwe feiten niet voldoende waren om de tenuitvoerlegging te schorsen. De vordering van [eiseres] werd afgewezen, evenals de vordering in reconventie van [gedaagde] om de dwangsom te verhogen. De proceskosten werden toegewezen aan de zijde van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/522761 / KL ZA 21-135
Vonnis in kort geding van 22 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. A.H.H.M. Roelofs te Nuland,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. R. Kuizenga te Almere.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de op 7 juni 2021 betekende dagvaarding met producties;
  • de wijziging van eis met producties;
  • de (voorwaardelijke) eis in reconventie met producties
  • de mondelinge behandeling op 10 december 2021;
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 1 juli 2019 is tussen [gedaagde] en [onderneming 1] B.V. (hierna: [onderneming 1] ) een arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden tot stand gekomen. Op dezelfde dag hebben zij, samen met [onderneming 2] B.V. (hierna: [onderneming 2] ), een addendum op de arbeidsovereenkomst gesloten. In dit addendum staat dat [onderneming 2] [gedaagde] per 1 juli 2019 als werknemer heeft overgenomen van [onderneming 1] .
2.2.
Op 12 november 2019 is [onderneming 1] ontbonden. Op 2 september 2020 is [onderneming 2] ontbonden.
2.3.
Enig aandeelhouder en bestuurder van [onderneming 1] en [onderneming 2] was [eiseres] . [onderneming 1] en [onderneming 2] waren dochtermaatschappijen van [eiseres] .
2.4.
Op 8 november 2019 heeft [eiseres] een brief aan [gedaagde] toegestuurd, waarin staat dat het dienstverband zal eindigen:

In opdracht van de heer [A] , deel ik u middels dit schrijven mee dat uw arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet zal worden verlengd. Uw dienstverband eindigt van rechtswege op 31 december 2019’.
2.5.
Op 19 februari 2021 heeft [gedaagde] een dagvaarding aan [eiseres] laten betekenen. De procedure is aanhangig gemaakt bij de rechtbank Noord-Holland. [gedaagde] heeft in die procedure - kort gezegd - gevorderd dat [eiseres] de loonspecificaties over de periode van juli 2019 tot en met december 2019 aan hem verstrekt. [eiseres] is niet verschenen in de procedure.
2.6.
Op 17 maart 2021 heeft de rechtbank Noord-Holland vonnis gewezen (hierna: ‘het vonnis’). [eiseres] is bij verstek - kort samengevat en voor zover relevant in deze procedure - veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de loonspecificaties over de periode van 1 juli 2019 tot 1 januari 2020 aan [gedaagde] te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel met een maximum van € 5.000,00.
2.7.
[eiseres] heeft geen verzet aangetekend of hoger beroep ingesteld tegen het vonnis.
2.8.
Op 28 april 2021 en op 27 oktober 2021 heeft [gedaagde] het vonnis laten betekenen aan [eiseres] .
2.9.
[eiseres] heeft niet alle gevraagde loonspecificaties aan [gedaagde] verstrekt.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiseres] vordert, na wijziging van eis, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van 17 maart 2021 voor onbepaalde tijd te schorsen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, dan wel,
[gedaagde] te verbieden het verstekvonnis van 17 maart 2021 ten uitvoer te leggen (voor wat betreft de daaruit mogelijk voortvloeiende dwangsommen) en hem te gelasten een eventueel reeds aangevangen tenuitvoerlegging te staken en gestaakt te houden, althans te schorsen, totdat onherroepelijk zal zijn beslist op het door [gedaagde] ingestelde bezwaar, beroep of hoger beroep tegen het UWV (in het kader van zijn WIA-uitkering), op straffe van verbeurte van een dwangsom, dan wel,
deze procedure op grond van artikel 438 lid 3 Rv te verwijzen naar de bevoegde rechtbank, met bepaling van de dag waarop deze procedure op de rol moet komen,
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
In voorwaardelijke reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert - in het geval de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen - in reconventie om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[eiseres] te veroordelen om aan [gedaagde] een bedrag van € 5.000,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 december 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
het bij het verstekvonnis van 17 maart 2021 van de rechtbank Noord-Holland sector kanton, locatie Alkmaar, bepaalde maximum van de dwangsommen van € 5.000,00 vast te stellen op € 25.000,00, de reeds verbeurde dwangsommen daaronder niet begrepen;
[eiseres] te veroordelen in de proceskosten.
3.4.
[eiseres] voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van het geschil.
4.2.
In een kort geding over de tenuitvoerlegging van een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, geldt dat de schorsing alleen kan worden uitgesproken als de (verdere) tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren. Dat kan het geval zijn als het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust. Of als de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
De vordering tot schorsing of staking van de tenuitvoerlegging van het vonnis
4.3.
In deze zaak heeft [eiseres] gesteld dat sprake is van een juridische en/of feitelijke misslag in het vonnis. De reden die [eiseres] voor deze stelling aanvoert, is dat zij formeel geen partij was bij de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] . [eiseres] is daarom ten onrechte veroordeeld de loonspecificaties te verstrekken en kan ook geen dwangsommen verbeurd hebben. Verder heeft [eiseres] gesteld dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die de schorsing of staking van de tenuitvoerlegging van het vonnis rechtvaardigen. Ter onderbouwing van deze stelling voert [eiseres] aan dat [gedaagde] geen loonspecificaties meer nodig heeft. De Belastingdienst heeft volgens [eiseres] het loon inmiddels vastgesteld en is met [gedaagde] tot een definitieve aanslag inkomstenbelasting 2019 gekomen. Ten slotte stelt [eiseres] dat zij de loonspecificaties niet kán verstrekken vanwege de ontbinding van [onderneming 2] .
De beslissing
4.4.
In het licht van het hiervoor geschetste kader is wat door [eiseres] is aangevoerd, onvoldoende om de tenuitvoerlegging te schorsen of te staken. De vordering van [eiseres] zal daarom worden afgewezen. Dat betekent ook dat [eiseres] de proceskosten in conventie moet betalen. Hierna wordt deze beslissing uitgelegd.
De toelichting
4.5.
Allereerst wordt overwogen dat een kort geding bedoeld is om een voorlopige voorziening te treffen. Alleen al om deze reden kan de vordering in conventie onder 1 - namelijk schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis
voor onbepaalde tijd- niet worden toegewezen.
4.6.
Ten tweede is - anders dan [eiseres] stelt - geen sprake van een kennelijke misslag in het vonnis. Van een kennelijke misslag is sprake bij een fout die, ook bij oppervlakkige beschouwing van het vonnis, evident is. Dat is hier niet aan de orde. In het vonnis is [eiseres] veroordeeld tot afgifte van de loonspecificaties, terwijl zij geen partij was bij de arbeidsovereenkomst. [gedaagde] heeft terecht aangevoerd dat het niet evident was dat hij [eiseres] niet kon aanspreken. [eiseres] deed immers de salarisbetalingen en heeft ook per brief van 8 november 2019 - in opdracht van de heer [A] , die [onderneming 1] en [onderneming 2] rechtsgeldig vertegenwoordigde bij het sluiten van de overeenkomsten - geschreven dat het dienstverband niet verlengd zou worden. Daarmee heeft [eiseres] ten minste de schijn gewekt dat zij betrokken was bij het dienstverband van [gedaagde] . Het vonnis berust gelet hierop niet op een kennelijke misslag.
4.7.
De stelling van [eiseres] , dat sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die rechtvaardigen dat de tenuitvoerlegging van het vonnis geschorst of gestaakt wordt, slaagt niet. Voorop staat dat [eiseres] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij als gevolg van nieuwe feiten en omstandigheden in een noodtoestand komt te verkeren. Bovendien is niet aannemelijk geworden dat [gedaagde] geen belang meer heeft bij de loonspecificaties. In deze procedure is gebleken dat [gedaagde] weliswaar afspraken heeft gemaakt met de Belastingdienst, maar dat het UWV niet wil meewerken aan bijstelling van het SV-loon. Tegen de beslissing van het UWV loopt nu een bezwaarprocedure, waarin de loonspecificaties van belang kunnen zijn.
4.8.
Ten slotte kan de stelling van [eiseres] , dat zij de loonspecificaties niet kán verstrekken, haar in deze procedure niet baten. De voorzieningenrechter kan oordelen over de vraag of misbruik wordt gemaakt van een bevoegdheid door verbeurde dwangsommen te innen. De reden hiervoor kan gelegen zijn in een kennelijke misslag in het vonnis of nieuwe feiten en omstandigheden die een noodtoestand doen ontstaan. Van deze situaties is geen sprake, zoals hiervoor is overwogen. Bovendien is in dit kort geding, gelet op de nadrukkelijke betwisting van [gedaagde] , niet aannemelijk geworden dat [eiseres] de loonspecificaties niet kan verstrekken. Het had op de weg gelegen van [eiseres] haar stelling te onderbouwen. Dit had zij bijvoorbeeld kunnen doen door de verklaring van de boekhouder hierover - waarnaar zij tijdens de mondelinge behandeling verwees - in het geding te brengen. Voor een bewijsopdracht op dit punt, bestaat in kort geding geen ruimte. Verder zijn door [eiseres] geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat de executie van de dwangsommen geschorst moet worden vanwege het ontstaan van een noodtoestand.
4.9.
Voor zover [eiseres] met haar stelling heeft bedoeld dat de opgelegde dwangsom moet worden opgeheven, opgeschort of verminderd wegens de onmogelijkheid aan de veroordeling te voldoen, is de dwangsomrechter op grond van artikel 611d Rv bevoegd hierover te oordelen.
4.10.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen worden afgewezen.
De vordering tot verwijzing naar de bodemprocedure
4.11.
De vordering tot verwijzing van de procedure naar de bevoegde rechtbank zal worden afgewezen. Artikel 438 lid 3 Rv biedt de mogelijkheid de zaak naar de bodemprocedure te verwijzen voor het geval de zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding. Dat is in deze zaak niet aan de orde. Met de voorgaande overwegingen is de zaak in kort geding behandeld.
Proceskosten
4.12.
Omdat [eiseres] in conventie ongelijk krijgt, moet zij de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] betalen. Deze kosten worden begroot op € 309,00 griffierecht en € 1.016,00 salaris advocaat, conform de aanbeveling bij het liquidatietarief in kort geding zaken.

5.De beoordeling in reconventie

5.1.
Met de afwijzing van de vorderingen in conventie is de aan de eis in reconventie verbonden voorwaarde vervuld. Hieronder zullen de vorderingen in reconventie worden beoordeeld.
De vordering tot betaling van € 5.000,00
5.2.
[gedaagde] heeft de betaling van een bedrag van € 5.000,00 gevorderd. Aan die betaling legt hij ten grondslag dat het maximale bedrag aan dwangsommen is verbeurd. Hiervoor is overwogen dat in dit kort geding niet vast staat of het niet verstrekken van de loonstroken voortkomt uit onwil of uit onmacht. Dat betekent dat niet kan worden beoordeeld of de dwangsommen zijn verbeurd.
5.3.
Bovendien heeft [gedaagde] niet gesteld dat hij een spoedeisend belang heeft bij de betaling van de dwangsom van € 5.000,00. Voor het treffen van een voorziening in kort geding is dit wel een vereiste.
5.4.
Gelet op het voorgaande wordt de vordering tot betaling van € 5.000,00 afgewezen.
De vordering tot verhoging van de dwangsom
5.5.
[gedaagde] heeft gesteld dat [eiseres] niet aan het vonnis heeft voldaan en dat het maximale bedrag aan dwangsommen is bereikt. Gelet hierop ontbreekt een prikkel voor [eiseres] om nog na te komen. Daarom vraagt [gedaagde] dat de maximale dwangsom wordt verhoogd met een bedrag van € 25.000,00.
5.6.
In de jurisprudentie is de mogelijkheid om tot verhoging van een opgelegde dwangsom over te gaan aanvaard, in geval sprake is van gewijzigde omstandigheden. Onder gewijzigde omstandigheden wordt mede verstaan het feit dat inmiddels is gebleken dat de eerder opgelegde dwangsom een onvoldoende prikkel heeft gevormd voor nakoming, zoals door [gedaagde] is gesteld.
5.7.
In deze zaak staat niet vast of [eiseres] niet wil of niet kan voldoen aan de haar opgelegde veroordeling. Dat betekent dat niet voorshands aannemelijk is dat de in het vonnis opgelegde dwangsom een onvoldoende prikkel heeft gevormd voor [eiseres] tot nakoming. In het geval [eiseres] immers niet kán voldoen aan het vonnis, zal ook het verhogen van de dwangsom niet tot afgifte van de loonspecificaties leiden. De vraag of [eiseres] in staat is aan de vordering in het vonnis te voldoen, kan op basis van de huidige gegevens niet in kort geding beantwoord worden.
Proceskosten
5.8.
Omdat [gedaagde] in reconventie ongelijk krijgt, moet hij de proceskosten aan de zijde van [eiseres] betalen. Deze kosten worden begroot op € 508,00 (factor 0,5 × tarief € 1.016,00) voor het salaris advocaat, conform de aanbeveling bij het liquidatietarief in kort geding zaken.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.325,00,
in reconventie
6.3.
wijst de vorderingen af;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 508,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Jaarsveld en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: KD (4403)