ECLI:NL:RBMNE:2021:6179

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
C/16/520442 / HL ZA 21-117
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering verklaring voor recht onrechtmatig handelen en verwijzing schadestaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 december 2021 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres] B.V., en een gedaagde, aangeduid als [gedaagde]. De procedure betreft een vordering van [eiseres] om een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die daaruit voortvloeit. De achtergrond van het geschil ligt in het ontslag van [gedaagde] op staande voet op 21 januari 2021, na een dienstverband bij [eiseres] dat in 2020 was aangevangen. In een eerdere procedure bij de kantonrechter had [eiseres] al een schadevergoeding van € 50.388,01 toegewezen gekregen, maar in deze procedure heeft [eiseres] haar eis gedeeltelijk ingetrokken en vraagt nu alleen nog om een verklaring voor recht en een verwijzing naar een schadestaatprocedure.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beschikking van de kantonrechter gezag van gewijsde heeft, wat betekent dat de eerdere uitspraak bindend is voor de partijen. [eiseres] heeft drie onrechtmatige gedragingen van [gedaagde] aangevoerd, waaronder het onrechtmatig gebruik van de bankpas van [eiseres] voor privé-uitgaven. De rechtbank heeft [eiseres] de gelegenheid geboden om zich uit te laten over de schade die zij heeft geleden door deze privé-uitgaven. De rechtbank oordeelt dat er mogelijk meer schade is dan de eerder toegewezen schadevergoeding, maar dat een verwijzing naar een schadestaatprocedure niet nodig is, omdat de schade in deze procedure kan worden begroot. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en de beslissing over de proceskosten is eveneens aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/520442 / HL ZA 21-117
Vonnis van 22 december 2021 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. L.J.P. Duijs te Utrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M. Özgül te Breda.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 april 2021;
  • de akte houdende overlegging producties namens [eiseres] voor de rolzitting van 28 april 2021 inclusief productie 1 tot en met 39;
  • de akte houdende overlegging producties namens [eiseres] voor de rolzitting van 30 juni 2021 inclusief productie 40 tot en met 47;
  • de conclusie van antwoord inclusief productie 1 tot en met 9;
  • de akte houdende vermindering eis namens [eiseres] voor de rolzitting van 20 oktober 2021 inclusief productie 48;
  • de akte aanvullende producties namens [gedaagde] van 2 december 2021 inclusief productie 10 tot en met 18;
  • de brief van 2 december 2021 namens [gedaagde] inclusief 1 productie.
  • de aanvullende productie van 13 december 2021 namens [eiseres] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 december 2021. Partijen zijn samen met hun advocaten verschenen en hebben hun standpunten toegelicht, onder meer aan de hand van spreekaantekeningen.
1.3.
Vervolgens is bepaald dat vonnis wordt gewezen.

2.Het geschil en de beoordeling

Wat is er aan de hand?
2.1.
In de loop van 2020 is [eiseres] opgericht. [gedaagde] heeft tot 21 januari 2021 bij [eiseres] gewerkt. Op 21 januari 2021 is [gedaagde] op staande voet ontslagen.
2.2.
Partijen hebben over het ontslag van [gedaagde] geprocedeerd bij de kantonrechter. In die procedure heeft [eiseres] ook gevorderd dat [gedaagde] € 50.388,01 netto moet betalen aan schadevergoeding. De kantonrechter heeft in de beschikking van 10 mei 2021 (hierna: de beschikking) de vordering van € 50.388,01 netto toegewezen. In rechtsoverweging 4.19 van de beschikking staat dat [gedaagde] deze schade heeft veroorzaakt.
2.3.
De beschikking is in kracht van gewijsde gegaan. [eiseres] heeft daarom een deel van haar eis in deze procedure - de betaling van € 50.388,01 netto - ingetrokken. Zij vordert alleen nog een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor alle daardoor geleden en nog te lijden schade. [eiseres] vraagt ter begroting van de schade een verwijzing naar de schadestaatprocedure.
De standpunten van partijen
2.4.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eiseres] dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en dat zij als gevolg daarvan schade heeft geleden. Dit is door [gedaagde] betwist.
Wat oordeelt de rechtbank?
2.5.
Aan [eiseres] wordt de gelegenheid geboden zich op de rol van 19 januari 2022 bij akte uit te laten over de schade die zij heeft geleden vanwege de privé uitgaven die door [gedaagde] zijn gedaan met de bankpas van [eiseres] . Daarna mag [gedaagde] hierop bij antwoordakte reageren. De overige beslissingen worden aangehouden. Voor deze beslissing geldt de volgende uitleg.
Gezag van gewijsde van de beschikking van de kantonrechter
2.6.
[eiseres] heeft op de mondelinge behandeling een beroep gedaan op het gezag van gewijsde van de beschikking van de kantonrechter. Dit betekent dat het oordeel in de beschikking en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen in deze procedure bindend zijn tussen partijen. De rechtbank kan hiervan niet afwijken.
Grondslag aansprakelijkheid en schade
2.7.
[eiseres] heeft aan de gevorderde verklaring voor recht een drietal gedragingen ten grondslag gelegd, namelijk:
(1) dat [gedaagde] zonder toestemming met de bankpas van [eiseres] privé uitgaven heeft gedaan,
(2) dat [gedaagde] zichzelf meer loon heeft laten uitbetalen dan waar zij recht op had,
(3) dat [gedaagde] de handtekening van mevrouw [A] (bestuurder van [eiseres] ) heeft vervalst en zo de leasecontracten voor auto’s die [gedaagde] en haar partner reden op rekening van [eiseres] heeft gezet. Waarbij zij de kosten voor rekening van [eiseres] heeft laten komen.
2.8.
Deze gedragingen zijn ook onderdeel van geschil geweest bij de kantonrechter. Tussen partijen staat door het gezag van gewijsde vast dat [gedaagde] als gevolg van de drie genoemde gedragingen aansprakelijk is voor de schade van € 50.388,01 netto.
2.9.
De gedragingen kwalificeren als onrechtmatig, zo volgt ook uit het oordeel van de kantonrechter. Het is echter de vraag of [eiseres] een voldoende belang heeft bij een verklaring voor recht hiervan. In dat kader is relevant of [eiseres] aannemelijk heeft gemaakt dat zij mogelijk meer schade heeft geleden dan de al toegewezen schadevergoeding van € 50.388,01 als gevolg van de door haar gestelde onrechtmatige gedragingen.
2.10.
[eiseres] heeft niet gesteld dat er mogelijk nog extra schade voortvloeit uit het teveel betaalde salaris aan [gedaagde] en de leasecontracten. Dit is ook niet aannemelijk. Het is immers inmiddels bijna een jaar geleden dat [gedaagde] is ontslagen door [eiseres] . Sinds dat moment kon [gedaagde] zichzelf niet meer loon uitbetalen en kon [eiseres] maatregelen treffen ten aanzien van de leasekosten. Dit betekent dat er geen reden is om [eiseres] in de gelegenheid te stellen in een schadestaatprocedure of deze procedure haar schade te onderbouwen. Dit betekent dat er ook geen (zelfstandig) belang is bij de gevorderde verklaring voor recht voor zover deze betrekking heeft op het teveel aan salaris dat door [gedaagde] zou zijn ontvangen en de leasecontracten.
2.11.
[eiseres] heeft op de mondelinge behandeling desgevraagd enkel geantwoord dat er mogelijk meer schade voortvloeit uit de door [gedaagde] gedane privé uitgaven met de bankpas van [eiseres] . [eiseres] heeft de bankafschriften waaruit de privé uitgaven volgen in bezit, maar heeft deze nog niet allemaal door kunnen nemen. Gelet hierop bestaat de mogelijkheid dat er sprake is van meer schade aan de zijde van [eiseres] voortvloeiend uit de privé uitgaven, zodat er reden is deze schade te begroten.
De begroting van de schade
2.12.
[eiseres] heeft ter begroting van haar schade verwijzing naar de schadestaatprocedure gevorderd. In artikel 612 Rv staat dat de rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt, deze schade - voor zover dit mogelijk is - begroot in het vonnis. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij de beschikking heeft over de bankafschriften waaruit eventuele schade vanwege de privé uitgaven voortvloeit. Gelet hierop kan de omvang van de schade in de onderhavige procedure worden begroot. Een verwijzing naar de schadestaatprocedure is niet nodig.
2.13.
Om de schade te kunnen begroten, wordt [eiseres] in de gelegenheid gesteld zich uiterlijk vier weken na de datum van dit vonnis bij akte uit te laten over de schade. Het gaat dan om de schade die [eiseres] heeft geleden als gevolg van gedane privé uitgaven door [gedaagde] met de bankpas van [eiseres] , voor zover de schade niet reeds is inbegrepen in het door de kantonrechter toegewezen bedrag van € 27.881,44 voor de privé uitgaven. Uit de akte dient te blijken uit welke privé uitgaven de schade bestaat en waaruit blijkt dat de privé uitgaven door [gedaagde] zijn gedaan. In de akte moet [eiseres] verder inzichtelijk maken welke privé uitgaven reeds hebben geleid tot toewijzing van de schade van
€ 27.881,44 en welke privé uitgaven daarnaast in deze procedure nog moeten worden beoordeeld.
2.14.
Nadat de akte door [eiseres] is ingediend, zal de zaak weer op de rol worden gezet. [gedaagde] krijgt dan de gelegenheid zich ook binnen vier weken uit te laten bij antwoordakte.
De proceskosten
2.15.
De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden, zodat rekening kan worden gehouden met de uitkomst na de te nemen akten.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verwijst de procedure naar de rol van 19 januari 2021 voor het nemen van een akte door [eiseres] zoals overwogen in punt 2.13.
3.2.
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken op
22 december 2021