ECLI:NL:RBMNE:2021:6146

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
16.024095.21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van overvallen op belwinkels met ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een veroordeelde die betrokken was bij twee overvallen op belwinkels van Vodafone. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, samen met twee medeverdachten, de feitelijke overvallers heeft aangestuurd. Na een tussenvonnis is er een persoonlijkheidsonderzoek uitgevoerd, waarbij de rechtbank het advies voor toepassing van het adolescentenstrafrecht heeft overgenomen. De rechtbank heeft rekening gehouden met strafverzwarende omstandigheden zoals geweld, bedreiging met een wapen, en de kwetsbaarheid van de slachtoffers. De opgelegde straf bestond uit 18 maanden jeugddetentie, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden.

De ontnemingsvordering is behandeld op de terechtzitting van 31 augustus 2021, met heropening op 14 september 2021 en hervatting op 7 december 2021. De officier van justitie, mr. E. Wiersma, heeft gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat is geschat op €8.400,00, door de rechtbank wordt vastgesteld. De verdediging heeft betoogd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel gematigd moet worden, en heeft een bedrag van €1.900,00 voorgesteld, dat door drieën gedeeld zou moeten worden.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op basis van de bewijsstukken €8.400,00 bedraagt. De rechtbank heeft geoordeeld dat het voordeel door drieën moet worden gedeeld, gezien de betrokkenheid van een derde persoon. Uiteindelijk heeft de rechtbank de betalingsverplichting voor de veroordeelde vastgesteld op €2.800,00, met een gijzeling van maximaal 56 dagen als de betaling niet wordt voldaan. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.024095.21 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[veroordeelde],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te Forensisch Centrum Teylingereind,
hierna te noemen: veroordeelde.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 31 augustus 2021. Het onderzoek is (vanwege de samenhang met de strafzaak) heropend op 14 september 2021. De inhoudelijke behandeling is hervat op 7 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie, mr. E. Wiersma, en van hetgeen veroordeelde en mr. D.A.W. Dekker, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voor de heropening van het onderzoek het volgende aangevoerd.
Het totaal verkregen wederrechtelijk voordeel van de buit bedraagt €8.400,00. Er kan niet worden vastgesteld hoe de buit precies is verdeeld. Er bestaat geen aanleiding om te veronderstellen dat [veroordeelde] en [A] gezamenlijk hebben geprofiteerd van het hele bedrag. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht bij het toe te rekenen voordeel daarom uit te gaan van een pondspondsgewijze verdeling.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat, vaststelt op € 4.200,00. De officier van justitie heeft gevorderd de betalingsverplichting ook vast te stellen op dat bedrag. De officier van justitie heeft aangevoerd dat zij geen reden ziet om in het bedrag te betrekken dat er mogelijk een derde persoon betrokken is bij dit feit.
Na heropening van het onderzoek – nu ondertussen ook [B] is veroordeeld – heeft de officier van justitie gevorderd het wederrechtelijk voordeel van de buit wel door drieën te delen. Dat betekent dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, evenals de
betalingsverplichting, vastgesteld moet worden op € 2.800,00. De duur van de gijzeling moet worden bepaald op 56 dagen.
2.2
Het standpunt van de verdediging
Voor de heropening heeft de raadsman bepleit, bij bewezenverklaring van de feiten 3 en/of 4, het wederrechtelijk verkregen voordeel te matigen. Er moet in de eerste plaats worden uitgegaan van 22 weggenomen telefoons (en niet 23). Ook heeft de raadsman verzocht de aanwezigheid van [B] in de berekening te betrekken. De raadsman heeft, op grond van de berichten in de telefoon van [veroordeelde] , bepleit uit te gaan van een opbrengst van
€ 5.400,00. De kosten van € 3.500,00 (betaald aan de overvallers) moeten hier van af worden getrokken. Het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel (€ 1.900,00) moet dan door drie worden gedeeld.
Indien de rechtbank zich onvoldoende voorgelicht acht over de rol van [B] als derde persoon, heeft de raadsman verzocht de behandeling van de ontnemingsvordering aan te houden, eventueel tot het moment dat er uitspraak wordt gedaan in de strafzaak tegen [B] .
Na de heropening heeft de raadsman gepersisteerd bij voornoemd standpunt, in die zin dat als de vordering wordt toegewezen, er gedrieën moet worden gedeeld.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

3.1
De grondslag van de vordering
De rechtbank heeft veroordeelde in de onderliggende strafzaak bij vonnis van 21 december 2021 ter zake van onder meer de navolgende strafbare feiten veroordeeld:
de voortgezette handeling van:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De grondslag voor de ontnemingsvordering is de veroordeling voor een strafbaar feit. Voor de ontnemingsvordering betekent dit dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden gelet op voordeel afkomstig uit de strafbare feiten die veroordeelde heeft begaan. Gelet op de inhoud van het vonnis in de hoofzaak van 21 december 2021, is voldoende aannemelijk geworden dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten door middel van de strafbare feiten ter zake waarvan hij bij voornoemd vonnis is veroordeeld.
3.2
Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Uit het in het dossier gevoegde ontnemingsrapport [1] blijkt het volgende:
Voornamen: [voornamen]
Achternaam: [veroordeelde]
Geboortedatum: [2002] [2]
3.3.1.
Periode
De onderzoeksperiode is vastgesteld van 17 november 2020 tot 29 november 2020 omdat de overval plaatsvond op 17 november 2020. [veroordeelde] en [A] zijn op 29 november 2020 aangehouden. [3]
3.2.1
Opbrengst
De telefoons die zijn weggenomen bij de overval op 17 november 2020, zijn nooit teruggevonden. [4] Uit een chatgesprek vlak na de overval van 17 november 2020 blijkt dat er telefoons door [A] te koop worden aangeboden. In een chatgesprek tussen [A] en een onbekend gebleven persoon stuurt [A] een foto van een lijst met daarin een opsomming van een aantal iPhones. In de notities van de telefoon van [A] wordt vervolgens een lijst gevonden waarin een opsomming staat van 23 iPhones. Dit blijken dezelfde typen en aantallen telefoons te zijn als de telefoons die zijn gestolen bij de overval op het filiaal van [winkel] van 17 november 2020. Deze lijst staat ook in de telefoon van [veroordeelde] .
In de telefoon van [veroordeelde] worden audioberichten aangetroffen. Deze zijn 1,5 uur na de overval opgenomen. In deze audiogesprekken wordt er door [veroordeelde] gepraat over het verkopen van iPhones en dat ze wel 8000 of 8500 kunnen fixen.
Tevens wordt er in de telefoon van [veroordeelde] een lijst aangetroffen met daarin een opsomming van 23 iPhones. Dit blijkt om dezelfde typen en aantallen telefoons te gaan als gestolen bij het filiaal van [winkel] op 17 november 2020. Deze lijst staat ook in de telefoon van [A] . [5] De rechtbank constateert dat uit deze lijst blijkt dat deze 23 telefoons te koop zijn aangeboden. Daarom gaat de rechtbank voor de opbrengst uit van dit aantal.
3.2.2.
Kosten
[C] heeft verklaard dat hij € 1.500,00 zou krijgen voor het plegen van de overval. Hij heeft € 200,00 euro gekregen. De overige € 1.300,00 is door een vriend van [C] opgehaald. [D] heeft verklaard dat hij € 1.000,00 zou krijgen. Dit geld heeft hij daadwerkelijk ontvangen. [6]
3.2.3
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het is het onderzoeksteam niet duidelijk geworden welk bedrag precies is ontvangen voor de verkoop van de telefoons, aangezien hier geen uitsluitsel over is gegeven door [veroordeelde] en [A] . Hierom hanteert het onderzoeksteam de verkoopprijs van de ontvreemde goederen in combinatie met de prijzen die zijn aangetroffen op de verkooplijsten op de telefoon van [A] . [7]
Deze prijzen zijn vergeleken met de waardes die genoemd worden in de lijst die [winkel] heeft aangeleverd. In de lijst van [A] staat geen prijs achter de 4 Apple iPhone 12 Mini 64 GB genoemd. Na vergelijking blijkt dat alle telefoons in de lijst van [A] gemiddeld voor € 200,00 tot € 250,00 euro minder worden verkocht dan de nieuwwaarde als gesteld in de lijst van [winkel] . Uit de lijst van [winkel] blijkt dat de iPhone 12 64 GB Mini een waarde van € 809,00 vertegenwoordigt. Hierdoor is er gerekend met een bedrag van € 600,00 euro voor de iPhone 12 Mini 64 GB; € 210,00 euro lager dan de verkoopwaarde. De berekening is, afgaande van de aangetroffen lijst, als volgt:
iPhone 12 mini 64gb
iPhone 11 64gb
iPhone SE 128gb
iPhone 8 64gb
iPhone SE 64gb
iPhone XR 64 gb
iPhone 7 32 gb
iPhone 12 128GB
iPhone 12 64Gb
Totaal
4x €600,00 = € 2.400,00
6x €500,00 = € 3.000,00
2x €350,00 = € 700,00
2x €300,00 = € 600,00
3x €350,00 = € 1.050,00
1x €350,00 = € 350,00
1x €250,00 = € 250,00
3x €650,00 = € 1.950,00
1x €600,00 = € 600,00
______________________
23 €10.900,00
Hierdoor komt het totale bedrag dat de lijst in de telefoon van [A] vertegenwoordigt op een bedrag van €10.900,00. [8] Gelet op het bovengenoemde is er naar het oordeel van de rechtbank geen grond om de opbrengst te baseren op berichten in de telefoon van [veroordeelde] .
Tijdens het onderzoek is niet gebleken dat [veroordeelde] en [A] enige kosten hebben moeten maken voor het plegen van de overval, buiten de € 2.500 euro die zij totaal hebben betaald aan de overvallers zelf.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt op basis van het vorenstaande:
Opbrengst €10.900,00
Af Kosten €2.500,00
Wederrechtelijk verkregen voordeel €8.400,00 [9]
Voor de berekening van de opbrengsten en kosten neemt de rechtbank tot uitgangspunt wat is opgenomen in het ontnemingsrapport. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het totaalbedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 8.400,00.
3.3
Toerekening van het voordeel
Gelet op de bewijsmiddelen genoemd in het vonnis in de hoofdzaak van 21 december 2021, gaat de rechtbank ervan uit dat [veroordeelde] en [A] als opdrachtgevers te werk zijn gegaan en een gelijkwaardige rol hadden. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat er een derde persoon ( [B] ) betrokken was bij de organisatie van deze overval, die inmiddels ook is veroordeeld. De rechtbank gaat ervan uit dat zij gedrieën de winst hebben gedeeld. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel door drie te delen.
3.4
Betalingsverplichting
De rechtbank stelt het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 2.800,00.
De rechtbank stelt het bedrag dat door veroordeelde dient te worden betaald aan de staat eveneens vast op € 2.800,00.

4.TOEGEPAST WETSARTIKEL

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 2.800,00;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 2.800,00 aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 56 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mr. D.S. Terporten-Hop en mr. R.F. van Aalst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Fortuin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2021.
Mr. Fortuin is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex
2.Pagina 3
3.Pagina 4
4.Pagina 5
5.Pagina 6
6.Pagina 7
7.Pagina 7
8.Pagina 8
9.Pagina 11