Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
besluit: medisch onderzoek, voorlopig geen rijbewijs), waarin staat dat verdachte een medisch onderzoek moet laten doen, dat het rijbewijs van verdachte wordt geschorst en dat verdachte zijn rijbewijs zo snel mogelijk naar het CBR moet opsturen. [13]
onderdeel dossier ‘brief met stukken CBR’, ongenummerd) niet heeft ontvangen, en dat verdachte daardoor niet wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs was geschorst.
onderdeel dossier ‘brief met stukken CBR’, ongenummerd). Uit de e-mail van het CBR van 17 december 2019 blijkt dat verdachte het bedrag voor het onderzoek op 19 juli 2018 heeft overgemaakt naar het CBR. Bij de overboeking staan dossiernummer [.] en het betalingskenmerk [..] genoemd (
onderdeel dossier ‘E-mail CBR d.d. 17-12-2019 n.a.v. vordering 126nd lid 6 Sv’, ongenummerd).
verontschuldigbareonmacht was geen sprake.
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
de voortgezette handeling van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
overtreding van artikel 9, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
9.BESLAG
10.BENADEELDE PARTIJ
11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
- 5, 6, 9, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
12.BESLISSING
gevangenisstraf van twee (2) maanden;
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
taakstraf van veertig (40) uren;
- ontzegtverdachte ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
zes (6) maanden; - bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest;
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2018 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.