ECLI:NL:RBMNE:2021:614

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
16/125916-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval veroorzaakt door bestuurder met geschorst rijbewijs en epilepsie

Op 18 februari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 juli 2018 in Naarden een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die lijdt aan epilepsie, had eerder al twee ongevallen gehad als gevolg van zijn aandoening en was op het moment van het ongeval in het bezit van een geschorst rijbewijs. Tijdens de zitting op 4 februari 2021 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging gehoord. De verdachte heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de schorsing van zijn rijbewijs en dat hij tijdens het ongeval een epileptische aanval heeft gehad. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte, ondanks zijn medische situatie, bewust de keuze heeft gemaakt om te rijden, wat als zeer onvoorzichtig werd aangemerkt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het veroorzaken van het ongeval, waarbij twee fietsers lichamelijk letsel hebben opgelopen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij, die als gevolg van het ongeval schade heeft geleden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/125916-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 februari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.J. Lambers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. Çiçek, advocaat te Breda, alsmede de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1 primair:op 17 juli 2018 te Naarden als bestuurder van een personenauto zich
zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht dan wel zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
feit 1 subsidiair:op 17 juli 2018 te Naarden als bestuurder van een personenauto zich
zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt dan wel het verkeer werd gehinderd, waardoor [slachtoffer 1] (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen;
feit 2: op 17 juli 2018 te Naarden als bestuurder van een personenauto zich
zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt dan wel het verkeer werd gehinderd, waardoor [slachtoffer 2] lichamelijk letsel heeft opgelopen;
feit 3:op 17 juli 2018 te Naarden een personenauto heeft bestuurd, terwijl
hij wist of behoorde te weten dat zijn rijbewijs was geschorst.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het rijgedrag van verdachte als zeer onvoorzichtig moet worden beschouwd voor wat betreft de mate van schuld van verdachte. Het letsel van [slachtoffer 1] kan volgens de officier van justitie worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 primair en feit 3 vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Met betrekking tot feit 1 primair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het ongeluk werd veroorzaakt door een epileptische aanval, waardoor verdachte tijdens het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde en van schuld in de zin van artikel 6 WVW niet kan worden gesproken. Met betrekking tot feit 3 heeft hij aangevoerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde niet wist dat zijn rijbewijs was geschorst.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte, vanwege de epileptische aanval ten tijde van het ten laste gelegde, moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 en feit 3
Het ongeval
Op 17 juli 2018 omstreeks 17:35 uur vond er op de [straatnaam] te [plaatsnaam] een ongeval plaats. Verdachte is als bestuurder van zijn personenauto, een Dacia met kenteken [kenteken 1] , aan de rechterzijde van de straat over het vrijliggende fietspad gaan rijden. Op het fietspad heeft verdachte fietser [slachtoffer 2] tegen haar heup geraakt met zijn linkerbuitenspiegel. [2] Daarna botste verdachte met de linkervoorzijde van zijn auto tegen de rechterachterzijde van fietser [slachtoffer 1] . Door deze aanrijding kwam [slachtoffer 1] met zijn lichaam en hoofd op de voorruit [3] en is hij hard op het wegdek terechtgekomen. De auto van verdachte is tegen een geparkeerde Seat met kenteken [kenteken 2] tot stilstand gekomen. Deze auto is doorgerold en tot stilstand gekomen tegen de geparkeerde auto erachter, te weten een BMW met kenteken [kenteken 3] . [4]
De omstandigheden
De [straatnaam] te [plaatsnaam] betreft een openbare weg binnen de bebouwde kom waar een maximumsnelheid geldt van 50 kilometer per uur. [5] Uit het rapport van de dienst Verkeersongevallenanalyse blijkt dat de [straatnaam] een rijbaan is met aan weerszijden langsparkeerstroken. Aan weerszijden van de langsparkeerstroken is een fietspad aangebracht. Tussen de langsparkeerstroken en het fietspad ligt een afscheidingsstrook. Tussen de afscheidingsstrook en de langsparkeerstroken ligt een verhoogde trottoirrand. Aan de rechterzijde van het fietspad is een trottoir aangebracht. [6]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij over het fietspad aan de rechterzijde hard werd ingehaald door een voertuig. De bestuurder van het voertuig nam geen gas terug op het moment dat hij ter hoogte van de fietsers kwam. De auto reed vol achterop een van de fietsers, waardoor de fietser de lucht in vloog. [7]
Het slachtoffer, [slachtoffer 2] , heeft verklaard dat zij op haar fiets over het fietspad langs de [straatnaam] reed. Ze werd ingehaald door een personenauto die haar rechts, half op het fietspad en half op het trottoir, inhaalde. De auto reed gigantisch hard en raakte haar met zijn linkerbuitenspiegel tegen haar rechterheup. Ze schatte de snelheid van de auto op 80 kilometer per uur. Voor haar fietste een man die vol van achteren aangereden werd door de auto. De fietser vloog door de lucht en kwam hard op de grond terecht. De auto kwam tot stilstand tegen een geparkeerde auto. [8]
Epilepsie
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij twee jaar geleden ook een verkeersongeval heeft gehad. Hij kreeg een black-out en botste achterop een auto op de snelweg. Daarna is verdachte medisch onderzocht. Uit dat onderzoek bleek dat hij een lichte vorm van epilepsie heeft. Drie maanden geleden heeft hij opnieuw een verkeersongeval gehad. Hij werd aangereden door een Nissan Micra en kreeg toen direct een black-out. Zijn voertuig stond in de cruise-control waardoor hij automatisch doorreed en hij achterop een Peugeot botste. [9]
Verdachte is als gevolg van deze ongelukken in de periode van 2016 tot en met 2018 meerdere malen door dr. [A] onderzocht. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij in 2016 bij dr. [A] het advies heeft gekregen om geen auto te rijden. Dit advies heeft verdachte toen overgenomen; hij heeft toen een periode niet gereden. [10]
Uit neurologisch onderzoek op 24 augustus 2016 en 23 november 2016 blijkt dat bij verdachte sprake was van idiopathische epilepsie met lage aanvalsfrequentie. Uit later onderzoek door neuroloog [B] blijkt dat het ongeval op 17 juli 2018 waarschijnlijk ook het gevolg is geweest van een recidief (partieel-complex) epileptisch insult. [11]
Geschorst rijbewijs
Het rijbewijs van verdachte is van 24 mei 2018 tot en met 14 november 2018 geschorst geweest. [12] Op 24 mei 2018 heeft het CBR een brief naar verdachte gestuurd (onderwerp:
besluit: medisch onderzoek, voorlopig geen rijbewijs), waarin staat dat verdachte een medisch onderzoek moet laten doen, dat het rijbewijs van verdachte wordt geschorst en dat verdachte zijn rijbewijs zo snel mogelijk naar het CBR moet opsturen. [13]
Bij de politie heeft verdachte op 17 juli 2018 verklaard dat hij in de week voorafgaand aan het verhoor een brief van het CBR had ontvangen waarin stond dat hij een uitnodiging zou ontvangen voor een medisch onderzoek. [14] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij in de periode van april tot en met juli 2018 brieven van het CBR over een medische keuring heeft ontvangen, en dat de factuur voor de keuring bij een brief zat. [15]
De gevolgen
Uit de letselrapportage van [slachtoffer 1] van 23 juli 2018 volgt dat sprake was van een enkelfactuur, een hersenschudding, een kneuzing van de nek, gekneusde ribben en pijn in de rug. De geschatte duur van de genezing van de zichtbare letsels werd door de arts gesteld op vier weken; die van de overige letsels op twee maanden. [16]
Uit de letselrapportage van [slachtoffer 2] van 23 mei 2019 volgt dat zij last heeft gehad van pijnscheuten en krachtsverlies van haar rechterarm en pijn bij het liggen op haar rechterheup. De fysiotherapeut heeft een slijmbeursontsteking in de rechterheup en een ontsteking van de pezen in de rechterschouder geconstateerd. Het traject dat het slachtoffer daarvoor volgt, kan een jaar duren. [17]
4.3.2
Bewijsoverweging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor feit 1 primair en feit 3. De rechtbank zal eerst het verweer met betrekking tot feit 3 bespreken.
Ten aanzien van feit 3
Wetenschap van geschorst rijbewijs
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte de brief van het CBR van 24 mei 2018 met het onderwerp ‘besluit: medisch onderzoek, voorlopig geen rijbewijs’ (
onderdeel dossier ‘brief met stukken CBR’, ongenummerd) niet heeft ontvangen, en dat verdachte daardoor niet wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs was geschorst.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
De brief, die niet alleen inhield dat het rijbewijs van verdachte is geschorst, maar ook dat verdachte een medisch onderzoek moet laten doen, is verstuurd naar het adres waarop verdachte staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Het dossiernummer van deze brief is [.] . Aan deze brief is een factuur voor betaling van de kosten van het medisch onderzoek gehecht. Het betalingskenmerk van de factuur is [..] (
onderdeel dossier ‘brief met stukken CBR’, ongenummerd). Uit de e-mail van het CBR van 17 december 2019 blijkt dat verdachte het bedrag voor het onderzoek op 19 juli 2018 heeft overgemaakt naar het CBR. Bij de overboeking staan dossiernummer [.] en het betalingskenmerk [..] genoemd (
onderdeel dossier ‘E-mail CBR d.d. 17-12-2019 n.a.v. vordering 126nd lid 6 Sv’, ongenummerd).
Verdachte heeft verklaard dat hij voor het ongeval van 17 juli 2018 correspondentie van het CBR heeft ontvangen over een medische keuring en dat de door hem betaalde factuur bij een brief zat.
Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte de factuur, die gevoegd was bij de brief van het CBR van 24 mei 2018, betaald heeft. Zowel het betalingskenmerk als het dossiernummer genoemd bij de betaling komen immers overeen met het kenmerk en dossiernummer in de brief van het CBR van 24 mei 2018. De rechtbank concludeert op basis hiervan dat het niet anders kan dan dat verdachte de brief van 24 mei 2018 over de schorsing van zijn rijbewijs heeft ontvangen en dat verdachte daarom op 17 juli 2018 wist dat zijn rijbewijs was geschorst.
Ten aanzien van feit 1 primair
Verontschuldigbare onmacht
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte als gevolg van de epileptische aanval in verontschuldigbare onmacht verkeerde en dat daarom niet kan worden gesproken van schuld in de zin van artikel 6 WVW. De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte heeft twee keer eerder tijdens het besturen van een auto last gehad van wegrakingen, vermoedelijk ten gevolge van een epileptische aanval. Beide keren was sprake van een ongeval waarbij meerdere andere auto’s betrokken waren. Na het eerste ongeval is, in november 2016, door neuroloog [A] vastgesteld dat sprake is van epilepsie met een lage aanvalsfrequentie. Na het tweede ongeval in april 2018 heeft het CBR het rijbewijs van verdachte geschorst. Ondanks de twee ongevallen in nog geen twee jaar tijd, de bevindingen van de neuroloog en de schorsing van het rijbewijs, is verdachte blijven autorijden. Gelet hierop is het naar het oordeel van de rechtbank verdachte zelf geweest die zich in de situatie heeft gebracht dat hij in het verkeer als bestuurder van een auto een epileptische aanval heeft gehad. Er was bij het onderhavige ongeval weliswaar sprake van onmacht, door de epilepsie, maar van
verontschuldigbareonmacht was geen sprake.
Mate van schuld: zeer onvoorzichtig
Op grond van vaste jurisprudentie gaat het bij de vaststelling of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen: aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend, zeer onvoorzichtig/onoplettend en roekeloos rijgedrag.
Zoals hiervoor omschreven, heeft verdachte twee keer eerder een ongeluk gehad, waarbij hij een wegraking heeft gehad. Sinds dat eerste ongeval stond hij onder controle bij een neuroloog, die had vastgesteld dat bij verdachte sprake was van epileptische aanvallen. Bovendien is verdachte gaan rijden, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs geschorst was. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte, gelet op wat hij op dat moment wist over zijn medische situatie, serieus rekening moest houden met het optreden van een plotseling bewustzijnsverlies, zoals dit zich ook vlak voor en tijdens het verkeersongeval op 17 juli 2018 heeft voorgedaan. Dat de verdachte toch is gaan rijden, terwijl hij wist dat hij onwel kon worden en daarmee andere verkeersdeelnemers in gevaar kon brengen, acht de rechtbank zeer onvoorzichtig.
Conclusie
De rechtbank is op basis van het geheel van de gedragingen van verdachte van oordeel dat zijn rijgedrag moet worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig. Dit betekent dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW, zodat het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 primair:
op 17 juli 2018 te [plaatsnaam] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een personenauto (merk Dacia gekentekend [kenteken 1] ), daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam] , zijnde een rijbaan met aan weerszijden langsparkeerstroken en afscheidingsstroken en verhoogde trottoirranden en fietspaden en trottoirs, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig terwijl verdachte bekend was dat hij met regelmaat epileptische aanvallen heeft, waardoor hij onwel wordt of buiten bewustzijn raakt, en
- hij meerdere ongevallen heeft gehad (mede) als gevolg van die epileptische aanvallen,
ondanks bovengenoemde omstandigheden is gaan rijden en
- met het door hem bestuurde motorrijtuig op het rechterfietspad en rechtertrottoir te gaan en blijven rijden met een snelheid te hoog voor veilig verkeer ter plaatse en
- zijn snelheid niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
- met onverminderde snelheid tegen de rechterachterzijde van een voor hem op dat fietspad rijdende fietser aan te rijden/botsen waardoor die fietser, te weten [slachtoffer 1] tegen de voorruit terecht is gekomen en vervolgens op de weg terecht is gekomen, en daardoor zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
feit 2:
op 17 juli 2018 te [plaatsnaam] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig, te weten een personenauto (merk Dacia gekentekend [kenteken 1] ), daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam] , zijnde een rijbaan met aan weerszijden langsparkeerstroken en afscheidingsstroken en verhoogde trottoirranden en fietspaden en trottoirs, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, door, terwijl verdachte bekend was dat hij
- epileptische aanvallen heeft, waardoor hij onwel wordt of buiten bewustzijn raakt, en
- hij meerdere ongevallen heeft gehad (mede) als gevolg van die epileptische aanvallen,
ondanks bovengenoemde omstandigheden is gaan rijden en
- met het door hem bestuurde motorrijtuig op het rechterfietspad en rechtertrottoir te gaan en blijven rijden met een snelheid te hoog voor veilig verkeer ter plaatse en
- zijn snelheid niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
- met onverminderde snelheid met de linkerbuitenspiegel van het door hem bestuurde motorrijtuig tegen de heup van een links voor hem op dat fietspad rijdende fietser aan te rijden waardoor die fietser, te weten [slachtoffer 2] , lichamelijk letsel heeft opgelopen en
- vervolgens, nadat hij tegen een andere fietser was aangereden, tegen een geparkeerde personenauto (merk Seat gekentekend [kenteken 2] tot stilstand te komen, welk motorrijtuig tegen een andere geparkeerde personenauto (merk BMW gekentekend [kenteken 3] ) is doorgerold;
feit 3:
op 17 juli 2018 te [plaatsnaam] , terwijl hij wist dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, de [straatnaam] , een motorrijtuig, (personenauto merk Dacia gekentekend [kenteken 1] ), van de categorie of categorieën, waarop de schorsing betrekking had, heeft bestuurd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair en feit 2:
de voortgezette handeling van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 3:
overtreding van artikel 9, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Het gevoerde verweer, inhoudende dat sprake zou zijn geweest van verontschuldigbare onmacht, waardoor verdachte niet strafbaar zou zijn voor overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, wordt verworpen op grond van hetgeen hiervoor onder bewijsoverweging over de verontschuldigbare onmacht is overwogen. Ook overigens is er geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, zodat verdachte strafbaar is voor alle bewezenverklaarde feiten.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 160 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 14 maanden, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de redelijke termijn en dat verdachte, gelet op zijn gezondheidstoestand, niet in staat is een taakstraf uit te voeren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte is, terwijl hij twee keer eerder een ongeluk heeft gehad als gevolg van een absence, toch auto gaan rijden. Door dit onverantwoorde gedrag heeft verdachte een verkeersongeval veroorzaakt waarbij twee fietsers lichamelijk letsel hebben opgelopen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij de veiligheid van anderen in gevaar heeft gebracht, wat zich voor de slachtoffers heeft verwezenlijkt. Beide slachtoffers ondervinden tot op de dag van vandaag nog de negatieve gevolgen van het ongeval.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] is op de voorruit van de auto van verdachte geklapt en op de straat terechtgekomen. Hij heeft daardoor lichamelijk letsel, onder meer een enkelfractuur, ribkneuzingen en een hersenschudding, opgelopen. Uit de ter zitting door [slachtoffer 1] voorgelezen slachtofferverklaring volgt dat hij ernstige lichamelijke klachten en forse beperkingen in zijn dagelijks functioneren heeft ondervonden en deze nog lang zal ondervinden.
Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft aan het ongeluk een slijmbeursontsteking in haar heup en een ontsteking van pezen in haar schouder overgehouden.
Bij de strafoplegging neemt de rechtbank ook in aanmerking dat verdachte het voertuig heeft bestuurd terwijl zijn rijbewijs was geschorst. De reden voor de schorsing was volgens het CBR dat, gelet op de medische situatie van verdachte, werd getwijfeld aan zijn geschiktheid om te rijden. Om die reden neemt de rechtbank het verdachte zeer kwalijk dat hij toch is gaan rijden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 31 december 2020, waaruit blijkt dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. De weegt de rechtbank niet ten voordele of ten nadele van verdachte mee.
De rechtbank heeft ook gelet op het reclasseringsadvies van 17 maart 2020, opgesteld door [C] , reclasseringswerker. De reclassering acht verdachte voldoende in staat de risico’s zelfstandig te minimaliseren en acht daarom een reclasseringstoezicht niet noodzakelijk. De reclassering adviseert een geheel voorwaardelijke straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden, mede vanwege het feit dat een werkstraf of gevangenisstraf tot fysieke problemen zou leiden.
De straf
Op grond van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) wordt als uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval met ernstige schuld met lichamelijk letsel ten gevolge, een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden gehanteerd.
Bij het bepalen van de op te leggen straf overweegt de rechtbank dat de straf enerzijds recht moet doen aan de ernst van het feit en de gevolgen die het heeft gehad voor de slachtoffers, en anderzijds passend moet zijn gelet op de fysieke beperkingen van verdachte.
Gezien de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat, in afwijking van het reclasseringsadvies, niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf.
De rechtbank acht de oplegging van een taakstraf passend. Omdat de uitvoering van een taakstraf voor verdachte een zwaardere belasting vormt dan voor de gemiddelde persoon, zal een lagere taakstraf worden opgelegd dan door de LOVS als uitgangspunt wordt genomen. Gelet op de fysieke beperkingen van verdachte acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 60 uren in beginsel passend. De taakstraf zal echter worden gematigd, omdat deze strafzaak niet binnen redelijke termijn is afgerond. Deze termijn is aangevangen op het moment waarop verdachte is aangehouden en door de politie is gehoord, te weten op 17 juli 2018. Tussen die datum en de datum van het vonnis – 18 februari 2021 – ligt een periode die de redelijke termijn met ruim een half jaar overschrijdt. Dit tijdsverloop is niet aan verdachte te wijten, terwijl hij de negatieve consequenties ervan wel heeft moeten ondervinden. Om die reden zal de rechtbank strafvermindering toepassen en een taakstraf voor de duur van 40 uren opleggen.
De rechtbank zal, vanwege de vrees voor herhaling van een ongeval, daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden opleggen. De verdachte lijkt niet in te zien hoe onverstandig het was om in de auto te stappen. Om diezelfde reden zal de rechtbank, in lijn met de oriëntatiepunten, een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van zes maanden.

9.BESLAG

Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten van het in beslag genomen voorwerp, te weten de USB-stick (memorykaart), aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert
€ 1.985,33 materiële schade en een door de rechtbank vast te stellen bedrag voor immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.580,32, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Meer subsidiair zou de vordering volgens de raadsman moeten worden gematigd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het bewezen verklaarde feit 2 rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft in totaal € 1.137,33 gevorderd ter zake van eigen risico voor ziektekosten, en daarnaast tweemaal € 771,00 voor de jaarlijkse premie van een aanvullende ziektekostenverzekering over de periode 2019-2020.
De schade die betrekking heeft op de schadepost aanvullende verzekering over het jaar 2019, ter hoogte van in totaal € 771,00, komt voor vergoeding in aanmerking. De benadeelde partij heeft voldoende onderbouwd dat zij zich als gevolg van het bewezen verklaarde feit onder behandeling heeft laten stellen van een fysiotherapeut en daarvoor voor het jaar 2019 een aanvullende verzekering heeft afgesloten. Het toe te wijzen bedrag dient te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 juli 2018 tot de dag van volledige betaling.
De overige materiële schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Bij het eigen risico zijn weliswaar facturen verstrekt, maar deze geven geen inzicht in de opbouw het gehele jaarlijkse eigen risico, zodat niet kan worden vastgesteld welk deel hiervan verband houdt met het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft een door de rechtbank vast te stellen bedrag voor immateriële schade gevorderd. Omdat sprake is van letsel komt de benadeelde partij in aanmerking voor toekenning van immateriële schadevergoeding.
De rechtbank acht, gelet op vergelijkbare zaken en de omstandigheden van het geval, een bedrag van € 250,00 billijk en waardeert de schade op dat bedrag. De rechtbank zal de vordering dan ook tot een bedrag van € 250,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 juli 2018 tot de dag van volledige betaling.
Totaal
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 1.021,00 toewijzen.
Proceskosten
Verdachte en de benadeelde partij zijn beiden te beschouwen als de (gedeeltelijk) in het ongelijk gestelde partij. Om die reden zullen de kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.021,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 juli 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 5, 6, 9, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van twee (2) maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van veertig (40) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis;
  • ontzegtverdachte ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde
    de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
    zes (6) maanden;
  • bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende voorwerp: 1 STK USB-stick (memorykaart);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.M. Blom, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Broere, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 februari 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 17 juli 2018 te Naarden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een personenauto (merk Dacia gekentekend [kenteken 1] ), daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam] , zijnde een rijbaan met aan weerszijden langsparkeerstroken en/of afscheidingsstroken en/of verhoogde trottoirranden en/of fietspaden en/of trottoirs, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend terwijl verdachte bekend was dat hij
-met regelmaat epileptische aanvallen heeft, waardoor hij onwel wordt of buiten bewustzijn raakt, en
-één of meerdere aanrijdingen of ongevallen heeft gehad (mede) als gevolg van die epileptische aanvallen,
- in elk geval bekend was met (een vorm van) epilepsie ondanks bovengenoemde omstandigheden is gaan rijden en blijven rijden en/of
- met het door hem bestuurde motorrijtuig op het rechterfietspad en/of rechtertrottoir te gaan en/of blijven rijden met een snelheid te hoog voor veilig verkeer ter plaatse en/of
- zijn snelheid niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- ( met onverminderde snelheid) tegen de (rechter)achterzijde van een voor hem op dat fietspad rijdende fietser aan te rijden/botsen waardoor die fietser, te weten [slachtoffer 1] op/tegen de voorruit terecht is gekomen en/of (vervolgens) op de weg terecht is gekomen, en/of (daardoor) zwaar lichamelijk letsel, te weten een zware hersenschudding en/of een grote snee op het voorhoofd (waarvoor 10 hechtingen nodig waren) en/of een snee op het achterhoofd (waarvoor 4 hechtingen nodig waren) en/of schaafwonden op de rug en/of de armen en/of de knieën en/of een gebroken rib en/of enkel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juli 2018 te Naarden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig, te weten een personenauto (merk Dacia gekentekend [kenteken 1] ), daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam] , zijnde een rijbaan met aan weerszijden langsparkeerstroken en/of afscheidingsstroken en/of verhoogde trottoirranden en/of ietspaden en/of trottoirs, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd door terwijl verdachte bekend was dat hij
-met regelmaat epileptische aanvallen heeft, waardoor hij onwel wordt of buiten bewustzijn raakt, en
-één of meerdere aanrijdingen of ongevallen heeft gehad (mede) als gevolg van die epileptische aanvallen,
- in elk geval bekend was met (een vorm van) epilepsie ondanks bovengenoemde omstandigheden is gaan rijden en blijven rijden en/of
- met het door hem bestuurde motorrijtuig op het rechterfietspad en/of rechtertrottoir te gaan en/of blijven rijden met een snelheid te hoog voor veilig verkeer ter plaatse en/of
- zijn snelheid niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- ( met onverminderde snelheid) tegen de (rechter)achterzijde van een voor hem op dat fietspad rijdende fietser aan te rijden/botsen waardoor die fietser, te weten [slachtoffer 1] op/tegen de voorruit terecht is gekomen en/of (vervolgens) op de weg terecht is gekomen, en/of (daardoor) (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij op of omstreeks 17 juli 2018 te Naarden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig, te weten een personenauto (merk Dacia gekentekend [kenteken 1] ),
daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam] , zijnde een rijbaan met aan weerszijden langsparkeerstroken en/of afscheidingsstroken en/of verhoogde trottoirranden en/of fietspaden en/of trottoirs, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd door terwijl verdachte bekend was dat hij
-met regelmaat epileptische aanvallen heeft, waardoor hij onwel wordt of buiten bewustzijn raakt, en
-één of meerdere aanrijdingen of ongevallen heeft gehad (mede) als gevolg van die epileptische aanvallen,
- in elk geval bekend was met (een vorm van) epilepsie ondanks bovengenoemde omstandigheden is gaan rijden en blijven rijden en/of
- met het door hem bestuurde motorrijtuig op het rechterfietspad en/of rechtertrottoir te gaan en/of blijven rijden met een snelheid te hoog voor veilig verkeer ter plaatse en/of - zijn snelheid niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- ( met onverminderde snelheid) met (de linkerbuitenspiegel van) het door hem bestuurde motorrijtuig tegen de heup, althans het lichaam van een (links)voor hem op dat fietspad rijdende fietser aan te rijden/botsen waardoor die fietser, te weten [slachtoffer 2] lichamelijk letsel heeft opgelopen en/of
- ( vervolgens) (nadat hij tegen een andere fietser was aangereden/gebotst) tegen een geparkeerde personenauto (merk Seat gekentekend [kenteken 2] tot stilstand te komen, welk motorrijtuig tegen een andere geparkeerde personenauto (merk BMW gekentekend [kenteken 3] ) is doorgerold;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
3
hij op of omstreeks 17 juli 2018 te Naarden, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, de [straatnaam] , een motorrijtuig, (personenauto merk Dacia gekentekend [kenteken 1] ), van de categorie of categorieën, waarop de schorsing betrekking had, heeft bestuurd;
( art 9 lid 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2018206542, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 126. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal aanrijding misdrijf van 28 februari 2019, p. 1.
3.Een proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse van 8 november 2018, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 113.
4.Een proces-verbaal aanrijding misdrijf van 28 februari 2019, p. 1.
5.Een proces-verbaal aanrijding misdrijf van 28 februari 2019, p. 1.
6.Een proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse van 8 november 2018, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 77.
7.Een proces-verbaal verhoor getuige [getuige] van 17 juli 2019, p. 34.
8.Een proces-verbaal verhoor betrokkene [slachtoffer 2] van 17 juli 2018, p. 30.
9.Een proces-verbaal verhoor verdachte van 17 juli 2018, p. 58.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 februari 2021.
11.Een geschrift, te weten een onderzoek ten behoeve van het CBR, uitgevoerd door dr. [B] , neuroloog, p. 124-127.
12.Een geschrift, te weten een uitdraai NL-RDW, p. 70.
13.Een geschrift, te weten een besluit schorsing rijbewijs van het CBR van 24 mei 2018, onderdeel dossier ‘brief met stukken CBR’, ongenummerd.
14.Een proces-verbaal verhoor verdachte van 17 juli 2018, p. 58.
15.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 februari 2021.
16.Een geschrift, te weten een letselrapportage van [slachtoffer 1] van 23 juli 2018, opgemaakt door [D] , forensisch arts, p. 55.
17.Een geschrift, te weten een letselrapportage van [slachtoffer 2] van 23 mei 2019, opgemaakt door [E] , forensisch arts, tweede aanvullend procesdossier, ongenummerd.