ECLI:NL:RBMNE:2021:6130

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/16/530266 / KG ZA 21-625
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over huurrecht en zorgregeling tussen ex-partners

In deze zaak, die op 21 december 2021 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De vrouw, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, heeft een verzoek ingediend om de man te verplichten de huurovereenkomst van hun gezamenlijke woning op te zeggen. De man, gedaagde in conventie en eiser in reconventie, vordert op zijn beurt dat de vrouw de sleutels van de woning aan hem overhandigt en meewerkt aan het wijzigen van de automatische huurincasso.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw en de man gezamenlijk huurder zijn van de woning en dat de vrouw inmiddels is verhuisd naar een sociale huurwoning. De vrouw heeft financiële zorgen over de huurbetalingen, terwijl de man stelt dat hij de huur kan betalen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat de man in de woning kan gaan wonen, en heeft de vrouw opgedragen de sleutels uiterlijk op 31 december 2021 aan de man te overhandigen. Tevens moet de vrouw binnen 24 uur na het vonnis meewerken aan het wijzigen van de huurincasso.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de man voor het opleggen van een dwangsom afgewezen, omdat er geen reden is om aan te nemen dat de vrouw zich niet aan het vonnis zal houden. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke procedures. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk moeten worden uitgevoerd, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die de vrouw zou kunnen aanwenden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer / rolnummer: C/16/530266 / KG ZA 21-625
Vonnis in kort geding van 21 december 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonend in [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. L.A.M. Hartman,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A.S. Bodha.

1.De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter heeft de volgende stukken ontvangen:
  • de dagvaarding van 26 november 2021 met producties;
  • de fax van de vrouw van 3 december 2021 met producties;
  • de conclusie van antwoord en eis in reconventie met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling (zitting) vond plaats op 7 december 2021. Daarbij waren partijen en hun advocaten aanwezig. Op de zitting heeft de advocaat van de vrouw een pleitnota overgelegd en voorgedragen. In deze pleitnota wordt ook ingegaan op de reconventionele vordering van de man.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De voorgeschiedenis

2.1.
Partijen zijn op [trouwdatum] 2011 in [plaatsnaam 1] getrouwd. De vrouw heeft een verzoek tot echtscheiding bij deze rechtbank ingediend. De echtscheidingsprocedure loopt nog. Zij zijn de ouders van twee kinderen, van de leeftijd van 15 jaar en 14 jaar.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk huurder – zij zijn contractueel medehuurder (ook wel samenhuur genoemd) – van de woning aan de [adres] in [plaatsnaam 1] (hierna: de woning). De maandelijkse huurprijs van de woning is nu € 1.160,-.
2.3.
Bij beschikking van 31 maart 2021 in de voorlopige-voorzieningenprocedure tussen partijen heeft de rechtbank onder meer de kinderen toevertrouwd aan de vrouw, bepaald dat zij gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik van de woning en een zorgregeling tussen de man en de kinderen vastgesteld.
2.4.
De vrouw is op 30 september 2021 een huurovereenkomst aangegaan voor zelfstandige woonruimte. Dit is een sociale-huurwoning. De huurprijs bedraagt
€ 678,66 per maand, exclusief kosten voor nutsvoorzieningen.
2.5.
De vrouw woont op dit moment met de kinderen in de sociale-huurwoning. De man verblijft in een studio van zo’n 30 m2 in [plaatsnaam 2] .

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
- de man gelast binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis de huurovereenkomst te hebben opgezegd bij de verhuurder, dan wel te bepalen dat het in deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de huuropzegging door de man; althans
- zodanige beslissingen te nemen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal menen te behoren; en
- kosten rechtens.
Kennelijk bedoelt zij met het laatste dat de man in haar proceskosten veroordeeld moet worden.
3.2.
De man vraagt de voorzieningenrechter de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans deze af te wijzen. In reconventie vordert hij dat de voorzieningenrechter:
- bepaalt dat de vrouw de sleutels van de echtelijke woning binnen 24 uur na het wijzen van het vonnis aan hem zal afgeven, en, als zij hiermee in gebreke blijft, zij een dwangsom zal verbeuren van € 500,- per dag;
- bepaalt dat de vrouw binnen 24 uur na het te wijzen vonnis meewerkt aan het wijzigen van de automatische huurincasso met ingang van 1 januari 2022 door het betreffende
wijzigingsformulier huurbetalingvan [naam onderneming] te ondertekenen, en als zij hiermee in gebreke blijft zij een dwangsom zal verbeuren van € 500,- per dag; althans
- een zodanige beslissing te nemen die de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
- bepaalt dat de vrouw de door de Raad van Rechtsbijstand opgelegde eigen bijdrage aan hem zal betalen.
Op de zitting heeft de man zijn tweede vordering gewijzigd, in die zin dat hij vordert dat de vrouw meewerkt aan het wijzigen van de automatische huurincasso met ingang van
1 februari 2022 (in plaats van 1 januari 2022). De vrouw heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze wijziging.
3.3.
Partijen betwisten elkaars vorderingen. Op hun stellingen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie

4.1.
De voorzieningenrechter zal bepalen dat de vrouw:
- de sleutels van de woning uiterlijk 31 december 2021 aan de man moet afgeven;
- binnen 24 uur na het wijzen van dit vonnis moet meewerken aan het wijzigen van de automatische huurincasso met ingang van 1 januari 2022 door het ‘wijzigingsformulier huurbetaling’ van [naam onderneming] te ondertekenen.
Verder zullen de proceskosten gecompenseerd worden. Het anders of meer gevorderde wordt afgewezen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot deze beslissing is gekomen.
4.2.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en de vorderingen in reconventie zal de voorzieningenrechter de vorderingen gezamenlijk bespreken.
Ontvankelijkheid
4.3.
De man heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar vordering. Hij stelt dat in de voorlopige-voorzieningenprocedure is bepaald dat zij gerechtigd is tot het gebruik van de woning, en dat de rechtbank in de lopende echtscheidingsprocedure een beslissing moet nemen over het huurrecht van de woning. Het is volgens hem niet aan de voorzieningenrechter nu een beslissing te nemen op de vordering van de vrouw met betrekking tot het meewerken aan de opzegging van de huurovereenkomst.
4.4.
De voorzieningenrechter verklaart de vrouw ontvankelijk in haar vordering. De beslissing in de voorlopige-voorzieningenprocedure is namelijk ingehaald door de tijd, want de vrouw is met de kinderen verhuisd naar een sociale-huurwoning. De woning staat nu leeg. Er is geen wijziging van de voorlopige voorziening ten aanzien van de woning gevraagd, maar de man verzoekt toekenning van het huurrecht als nevenvoorziening in de echtscheidingsprocedure. Daar moet de rechtbank op grond van artikel 7:266 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een beslissing over gaan nemen. [1] Deze beslissing in kort geding is een ordemaatregel voor de tussenliggende periode.
Spoedeisend belang
4.5.
In een kortgedingprocedure is het nodig dat sprake is van een spoedeisend belang. Dat betekent dat de eisende partij op korte termijn een beslissing van de voorzieningenrechter nodig heeft en een beslissing in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Degene die een tegenvordering instelt, moet ook een spoedeisend belang hebben. Een beslissing in kort geding heeft een voorlopig karakter.
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat beide partijen een spoedeisend belang hebben bij hun vordering(en). Omdat de vrouw is verhuisd naar een sociale-huurwoning, moet zij voor twee woningen huur betalen. Zij stelt daar de financiële middelen niet voor te hebben. Verder heeft de man er belang bij snel te weten of hij intrek kan nemen in de woning.
De woning
4.7.
De vrouw wil dat de huurovereenkomst van de woning wordt opgezegd. Zij verblijft namelijk niet meer in de woning, maar de verplichting tot betaling van de huur loopt door. Zij kan de huur niet betalen. Er is inmiddels sprake van een betalingsachterstand van een aantal maanden. De vrouw heeft er op zichzelf geen bezwaar tegen als de man in de woning gaat wonen. De woning is namelijk meer geschikt om de kinderen te ontvangen dan de kleine studio waar de man op dit moment verblijft.
De vrouw zegt dat de man financieel niet in staat de huur te betalen. Zij maakt zich daar vanwege haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de huur zorgen over. Bovendien kan zij een eventuele betaling van de huurschuld niet op hem verhalen, omdat hij geen inkomen en/of vermogen heeft. De vrouw wil dat de man met de verhuurder ( [naam onderneming] ) regelt dat zij niet meer aansprakelijk is voor huurschuld, bijvoorbeeld door de huurovereenkomst op zijn naam te laten zetten.
4.8.
De man voert met verwijzing naar een door de vrouw in het geding gebrachte emailbericht van [naam onderneming] van 5 november 2021 aan dat de verhuurder heeft aangegeven dat het op dit moment niet mogelijk is om een nieuwe huurovereenkomst aan te gaan. Eerst moet de bestaande huurovereenkomst beëindigd worden.
Hij heeft verklaard dat hij de huur “kan” en “zal” betalen. Hij zit nu in de Ziektewet, maar verwacht op korte termijn (januari) weer (deels) te kunnen werken. Daarnaast heeft hij andere mogelijkheden waardoor hij de huur kan betalen, bijvoorbeeld door een lening aan te gaan bij familie of vrienden.
Voor de relatie tussen hem en de kinderen is het goed als hij in de woning kan gaan wonen. De kinderen verblijven nu één weekend per twee weken en een gedeelte van de vakanties bij hem. In de woning hebben ze meer privacy dan in de kleine studio in [plaatsnaam 2] . Daarnaast is de woning dichtbij de sociale-huurwoning waar de vrouw woont, zodat de kinderen makkelijk heen en weer kunnen gaan.
4.9.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Kort gezegd zijn partijen het erover eens dat het voor de uitvoering van de zorgregeling tussen de man en de kinderen beter is als de man in de woning kan gaan wonen. De reden waarom de vrouw er niet mee akkoord gaat, is dat zij meent dat de man de huur niet kan betalen en zij daardoor financiële risico’s loopt.
Partijen hebben beiden de huurovereenkomst van de woning ondertekend en zijn contractueel medehuurder. Zij zijn tegenover de verhuurder hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst, waaronder betaling van de huur. Als één van hen de huur niet betaalt, loopt de ander financiële risico’s. Het feit dat een echtscheidingsverzoek is ingediend, maakt dit niet anders. Anders dan de man meent, is artikel 6:6 lid 2 BW namelijk nog steeds van toepassing. Deze hoofdelijke aansprakelijkheid blijft bestaan, totdat de rechtbank op grond van artikel 7:266 lid 5 BW een beslissing heeft genomen over het huurrecht en, bij toekenning van het huurrecht aan de man, daarbij de dag heeft bepaald van ingang van de huur.
De voorzieningenrechter snapt dat de vrouw zo min mogelijk financieel risico wil lopen, maar dit risico is overzienbaar en niet zo groot is als zij stelt. Het gaat tenslotte om een beperkte periode, namelijk totdat de rechtbank in de echtscheidingsprocedure een beslissing heeft genomen ten aanzien van het huurrecht. Daarnaast stelt de vrouw zich in de echtscheidingsprocedure op het standpunt dat zij het sterke vermoeden heeft dat de man vermogen heeft in Turkije. Hij zou daar bankrekeningen en onroerend goed hebben (productie 4 bij de dagvaarding). De vrouw heeft op die vermogensbestanddelen conservatoir beslag laten leggen. Dit wijkt af van het standpunt van de vrouw in deze kortgedingprocedure, aangezien zij nu stelt dat zij vermoedt dat de man geen inkomen en vermogen heeft. Mocht het trouwens zo zou zijn dat de man dat vermogen door het beslag niet kan aanwenden voor het betalen van de huur, dan ligt dat in de risicosfeer van de vrouw. Het is aan haar het beslag eraf te halen of te beperken.
4.10.
Gelet op het voorgaande en na afweging van alle belangen, vindt de voorzieningenrechter dat de man vanaf 1 januari 2022 gebruik mag gaan maken van de woning. Weliswaar blijkt uit de door hem overgelegde huurovereenkomst dat opzegging voor 1 april 2022 niet mogelijk is, maar tijdens de zitting heeft hij verklaard dat hij met de verhuurder (een bekende van hem) afgesproken heeft dat hij ook nu een opzegtermijn van een maand heeft. Een en ander betekent dat de man in januari 2022 dubbele woonlasten heeft, maar dat weegt volgens de voorzieningenrecht minder zwaar dan het belang van een goede omgang met de kinderen.
De vrouw moet de sleutels aan de man afgeven, zodat hij toegang tot de woning krijgt. De voorzieningenrechter zal bepalen dat de vrouw dat uiterlijk 31 december 2021 moet doen.
Daarnaast zal de voorzieningenrechter bepalen dat de vrouw binnen 24 uur na dit vonnis moet meewerken aan het wijzigen van de automatische huurincasso. De voorzieningenrechter vindt het redelijk dat de huur wordt afgeschreven van de rekening van degene die het recht heeft op het gebruik van de woning; dat is ook degene die [naam onderneming] waarschijnlijk als eerste zal aanspreken bij wanbetaling. Bovendien zou de vrouw anders de huur moeten voorschieten en steeds aan de man moeten vragen of hij terugbetaalt. Aangezien de vrouw de sleutels uiterlijk 31 december 2021 aan de man moet afgeven, zal de voorzieningenrechter de datum van wijziging van de huurincasso bepalen op 1 januari 2022. De man moet dus vanaf 1 januari 2022 de huur betalen. De voorzieningenrechter wijst er nog op dat de man tijdens de zitting meermalen heeft beloofd dat hij de huur zal betalen en hij gaat ervan uit dat de man dat dan ook zal doen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.11.
De man heeft niet gevraagd om een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is. De voorzieningenrechter vindt het – mede vanwege het belang van de kinderen bij een praktisch uitvoerbare zorgregeling – onwenselijk als aanwending van een rechtsmiddel de tenuitvoerlegging van dit vonnis kan opschorten. Daarom zal hij het vonnis in reconventie op de voet van artikel 258 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
Dwangsom
4.12.
De voorzieningenrechter zal de vorderingen van de man voor het opleggen van een dwangsom afwijzen. Hij heeft geen aanleiding te denken dat de vrouw zich niet zal houden aan dit vonnis.
Proceskosten
4.13.
In procedures van familierechtelijke aard is het gebruikelijk de proceskosten tussen partijen te compenseren. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken en zal de proceskosten daarom compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie:
5.1.
wijst de vorderingen af;
in reconventie:
5.2.
bepaalt dat de vrouw de sleutels van de woning aan de [adres] in [plaatsnaam 1] uiterlijk 31 december 2021 aan de man moet afgeven;
5.3.
bepaalt dat de vrouw binnen 24 uur na het wijzen van dit vonnis moet meewerken aan het wijzigen van de automatische huurincasso met ingang van 1 januari 2022 door het ‘wijzigingsformulier huurbetaling’ van [naam onderneming] te ondertekenen;
5.4.
verklaart 5.2. en 5.3. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het anders of meer gevorderde af;
in conventie en reconventie:
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, voorzieningenrechter, in samenwerking met mr. M.J.W. Rietveld, griffier. Het vonnis is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2021.

Voetnoten

1.Dit artikel is ook van toepassing op samenhuur.