In deze zaak, die op 21 december 2021 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De vrouw, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, heeft een verzoek ingediend om de man te verplichten de huurovereenkomst van hun gezamenlijke woning op te zeggen. De man, gedaagde in conventie en eiser in reconventie, vordert op zijn beurt dat de vrouw de sleutels van de woning aan hem overhandigt en meewerkt aan het wijzigen van de automatische huurincasso.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw en de man gezamenlijk huurder zijn van de woning en dat de vrouw inmiddels is verhuisd naar een sociale huurwoning. De vrouw heeft financiële zorgen over de huurbetalingen, terwijl de man stelt dat hij de huur kan betalen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat de man in de woning kan gaan wonen, en heeft de vrouw opgedragen de sleutels uiterlijk op 31 december 2021 aan de man te overhandigen. Tevens moet de vrouw binnen 24 uur na het vonnis meewerken aan het wijzigen van de huurincasso.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de man voor het opleggen van een dwangsom afgewezen, omdat er geen reden is om aan te nemen dat de vrouw zich niet aan het vonnis zal houden. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke procedures. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk moeten worden uitgevoerd, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die de vrouw zou kunnen aanwenden.