ECLI:NL:RBMNE:2021:6115

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
531895 / HA RK 21-327
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen de gehele rechtbank en de behandelend rechter

In deze wrakingszaak heeft verzoeker op 10 december 2021 een wrakingsverzoek ingediend tegen de gehele rechtbank Midden-Nederland en de behandelend rechter, mr. H.J. Bos, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de wrakingskamer. Verzoeker was het niet eens met de beslissing van de wrakingskamer van 10 december 2021, waarin hij niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn wrakingsverzoek tegen mr. H.J. Bos. In zijn tweede wrakingsverzoek heeft verzoeker de rechtbank in zijn geheel gewraakt, maar de wrakingskamer heeft overwogen dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een individuele rechter en niet tegen een rechtscollege als geheel. Daarom werd verzoeker ook voor dit onderdeel van zijn verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft verzoeker de rechter bij voorbaat gewraakt, maar ook dit verzoek werd afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar konden brengen, aangezien de rechter nog niets had gezegd of gedaan in de hoofdzaak na het eerste wrakingsverzoek. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn wrakingsverzoek en dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de procedure met parketnummer 96/024080-21 niet in behandeling zou worden genomen, omdat verzoeker door het indienen van meerdere wrakingsverzoeken de voortgang van de hoofdzaak ernstig belemmert.

De beslissing werd openbaar uitgesproken op 17 december 2021 door de wrakingskamer, bestaande uit mr. R.S. Stijnen als voorzitter en mr. J.G. Nicholson en mr. G.J.J.M. Essink als leden, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen als griffier. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 531895 / HA RK 21-327
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
17 december 2021
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker] ,
wonend in [woonplaats] ,
verder te noemen verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 10 december 2021 een wrakingsverzoek ingediend in de wrakingszaak met zaaknummer 530259 / HA RK 21-258 en in de zaak met parketnummer 96/024080-21.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft zijn verzoek tot wraking gebaseerd op het volgende. Op 9 november 2021 heeft verzoeker in de zaak met parketnummer 96/024080-21 een verzoek tot wraking ingediend tegen de rechter mr. H.J. Bos (hierna: de rechter). Verzoeker is door de wrakingskamer op 10 december 2021 niet-ontvankelijk verklaard in dit wrakingsverzoek. In zijn tweede wrakingsverzoek van 10 december 2021 heeft verzoeker laten weten het niet eens te zijn met deze beslissing en heeft hij de rechtbank Midden-Nederland in zijn geheel gewraakt. Ook heeft hij de rechter op voorhand gewraakt.
De uitspraak van de wrakingskamer van 10 december 2021
2.2.
Het eerste onderdeel van het wrakingsverzoek van verzoeker is gericht op de beslissing van de wrakingskamer van 10 december 2021. Uit het wrakingsverzoek kan worden afgeleid dat verzoeker het niet eens is met die beslissing en dat hij vindt dat de wrakingskamer fouten heeft gemaakt.
2.3.
De wrakingskamer overweegt dat tegen een uitspraak van de wrakingskamer geen rechtsmiddel open staat. Dat betekent dat verzoekers tweede wrakingsverzoek er niet toe kan leiden dat de eerdere uitspraak van de wrakingskamer wordt ingetrokken of komt te vervallen. Verzoeker zal voor dit onderdeel van zijn verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
De wraking van de hele rechtbank Midden-Nederland
2.4.
Op grond van artikel 512 Sv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de zaak behandelt. De wet biedt niet de mogelijkheid van wraking van een rechtscollege in zijn geheel, zoals door verzoeker verzocht. Dat betekent dat verzoeker ook voor dit onderdeel van zijn verzoek niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De wraking bij voorbaat van de rechter
2.5.
Ook voor het onderdeel van het wrakingsverzoek waarbij verzoeker de rechter op voorhand heeft gewraakt, is verzoeker niet-ontvankelijk. De rechter heeft nadat het eerste wrakingsverzoek is afgedaan nog niets gezegd of gedaan in de hoofdzaak. Dat betekent dat er geen (nieuwe) feiten of omstandigheden bestaan waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
Conclusie
2.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in het wrakingsverzoek.
Wrakingsverbod
2.7.
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 515, vierde lid, Sv. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedure met parketnummer 96/024080-21, zal niet in behandeling worden genomen. De reden hiervoor is dat verzoeker door het voortdurend indienen van wrakingsverzoeken de voortgang van de hoofdzaak ernstig belemmert. De voorschriften tot behandeling van wrakingsincidenten wijzen er op dat beoogd is de vertraging van de behandeling van de hoofdzaak zo kort als mogelijk te doen zijn. Gezien de bewoordingen van verzoeker in zijn wrakingsverzoek van 10 december 2021 is het aannemelijk dat verzoeker opnieuw een wrakingsverzoek in zal dienen waarbij hij misbruik maakt van de mogelijkheid van het indienen van een dergelijk verzoek. In het belang van de voortgang van de procedure van de hoofdzaak moet dat voorkomen worden. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedure met het hier bovengenoemde parketnummer, zal dan ook niet in behandeling worden genomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team Strafrecht, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
3.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummer 96/024080-21 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
3.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met het parketnummer 96/024080-21 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.S. Stijnen, voorzitter, en mr. J.G. Nicholson en mr. G.J.J.M. Essink als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.