De Gemeente vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. [gedaagde] veroordeelt om uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan het opstellen, ondertekenen en passeren van de akte van levering waarbij de onroerende zaak kadastraal bekend als de Gemeente [.] , sectie [letteraanduiding] , nummer [nummeraanduiding 2] door [gedaagde] aan de Gemeente in eigendom wordt overgedragen, en hiertoe bepaalt dat haar statutaire bestuurder op een door notaris [A] (hierna: de Notaris), althans een plaatsvervanger, te bepalen tijd op diens kantoor verschijnt en ten overstaan van de Notaris de volmacht ondertekent volgens een door de Notaris juist geachte tekst waarbij of ingevolge waarvan de hier bedoelde eigendomsoverdracht zal plaatsvinden op grond van de door de Notaris op te stellen akte van levering, op straffe van een dwangsom van € 50.000,00, te vermeerderen met € 1.000,00 per dag dat geen medewerking wordt verleend, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag;
II. bepaalt dat dit vonnis op voet van artikel 3:300 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dezelfde kracht heeft als, en in de plaats treedt van, de in wettige vorm op te maken notariële akte strekkende tot eigendomsoverdacht door [gedaagde] aan de Gemeente van het perceel Gemeente [.] , sectie [letteraanduiding] nummer [nummeraanduiding 2] , indien [gedaagde] niet binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis, of een ander door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, aan de vordering onder I heeft voldaan;
III. bepaalt dat de Gemeente uiterlijk één dag voorafgaand aan de eigendomsoverdracht op de kwaliteitsrekening van de Notaris een bedrag stort van € 206.829,05, (primair) verminderd met de bedragen genoemd onder nummers IV en V, (subsidiair) zonder enige verrekening; waarbij de Notaris wordt gemachtigd om dit bedrag zo spoedig mogelijk na de eigendomsoverdracht als bedoeld onder I op een door [gedaagde] te vermelden bankrekeningnummer over te maken;
IV. bepaalt dat de Gemeente gerechtigd is haar vordering op [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 36.500,00 te verrekenen met de vordering van [gedaagde] op de Gemeente tot terugbetaling van de koopprijs van € 206.829.05;
V. bepaalt dat de Gemeente gerechtigd is haar vordering op [gedaagde] tot betaling van de kosten die aan teruglevering zijn verbonden, te verrekenen met de vordering van [gedaagde] op de Gemeente tot terugbetaling van de koopprijs van € 206.829,05;
Zowel primair als subsidiair:
VII. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding, waaronder de kosten van beslaglegging, de nakosten ad € 163,00 dan wel, indien betekening van het vonnis plaatsvindt, een bedrag van € 248,00 met bepaling dat indien deze bedragen niet binnen twee weken na betekening van het vonnis zijn betaald daarover de wettelijke rente vanaf die datum zal zijn verschuldigd.