ECLI:NL:RBMNE:2021:6095

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
16/207960-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksueel binnendringen en ontuchtige handelingen met minderjarige

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1956, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 16 december 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van seksueel binnendringen en ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren in 2015, die aan zijn zorg was toevertrouwd. De tenlastelegging omvatte primair het binnendringen van de vagina en anus van het slachtoffer en subsidiair ontuchtige handelingen. Tijdens de zitting op 2 december 2021 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.J.J.L. Maalsté, terwijl de raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. M.A.J. Kubatsch, ook aanwezig was. De officier van justitie, mr. T. Tanghe, vroeg om een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer niet voldoende kon worden vastgesteld. De rechtbank wees op de jonge leeftijd van het slachtoffer en de mogelijkheid van beïnvloeding door een familieruzie. Hierdoor kon de rechtbank de belastende uitspraken van het kind niet als bewijs gebruiken. Gezien het gebrek aan bewijs sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/207960-19
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1956] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en wonende op het adres:
[adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2021. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.J.J.L. Maalsté, advocaat te Utrecht.
De raadsvrouw van de benadeelde partij [benadeelde] , mr. M.A.J. Kubatsch, was eveneens ter terechtzitting aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. T. Tanghe, en van wat door verdachte en zijn raadsman en door de raadsvrouw van de benadeelde partij naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er kort weergegeven op neer dat verdachte:
primair:
in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 augustus 2018 te De Meern meermalen met zijn vinger is binnengedrongen in de vagina en anus van [benadeelde] , geboren op [2015] , die aan zijn zorg was toevertrouwd;
subsidiair:
in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 augustus 2018 te De Meern ontucht heeft gepleegd met [benadeelde] , geboren op [2015] , die aan zijn zorg was toevertrouwd, door meermalen zijn vinger op of tegen haar vagina en anus te brengen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevraagd van het primair ten laste gelegde seksueel binnendringen, vanwege het ontbreken van voldoende bewijs.
De officier van justitie acht de subsidiair ten laste gelegde ontucht wel wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De verklaring van het slachtoffer, [benadeelde] , zoals bij de politie afgelegd in de kindvriendelijke studio, is betrouwbaar, gedetailleerd en consistent. Deze verklaring wordt ondersteund door getuigen, die verklaren over wat [benadeelde] over verdachte heeft gezegd, of hebben waargenomen hoe [benadeelde] op verdachte of het noemen van verdachte reageerde.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde een contact- en locatieverbod, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De betrouwbaarheid van de verklaring die [benadeelde] bij de politie heeft afgelegd kan niet worden vastgesteld, omdat [benadeelde] slechts drieënhalf jaar oud was toen zij deze verklaring aflegde. Bovendien zou deze verklaring betrekking hebben op een gebeurtenis die op zijn minst tien maanden daarvóór zou hebben plaatsgevonden. In de tussenliggende periode was [benadeelde] getuige en onderwerp van een felle familieruzie tussen verdachte en zijn vrouw aan de ene kant, en de moeder van [benadeelde] en haar moeder aan de andere kant. Dit kan [benadeelde] hebben beïnvloed bij het doen van haar uitspraken. De belastende uitspraken van [benadeelde] zijn dan ook niet voldoende betrouwbaar om als bewijs voor het ten laste gelegde te kunnen dienen.
Naast de uitspraken van [benadeelde] is er geen bewijs in het dossier aanwezig, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde vanwege onvoldoende bewijs. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In tegenstelling tot de officier van justitie en met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de betrouwbaarheid van de belastende verklaring van [benadeelde] niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld. Dit op grond van het volgende.
[benadeelde] was op 5 juni 2019, toen zij haar verklaring bij de politie in de kindvriendelijke studio aflegde, 3 jaar en 8 maanden oud. Op deze leeftijd kunnen kinderen grote moeite hebben fantasie en werkelijkheid van elkaar te scheiden. De rechtbank dient in zijn algemeenheid dan ook zeer terughoudend te zijn in het gebruiken van uitspraken van een kind van deze leeftijd voor strafrechtelijk bewijs. In dit geval zouden de uitspraken van [benadeelde] bovendien betrekking hebben op een gebeurtenis die minimaal ongeveer tien maanden daarvoor, toen zij 2 jaar en 10 maanden oud was, zou hebben plaatsgevonden. Dit dwingt de rechtbank tot een nog grotere behoedzaamheid, omdat bij een kind van deze leeftijd het geheugen doorgaans nog beperkt is ontwikkeld.
De rechtbank is daarnaast van oordeel, in tegenstelling tot de officier van justitie, dat de verklaring van [benadeelde] in de kindvriendelijke studio niet gedetailleerd en niet consistent is. De zinsnedes in deze verklaring die als belastend kunnen worden uitgelegd zijn summier en worden pas na herhaald suggestief aandringen door de verhoorder gezegd. [benadeelde] sluit het verhoor vervolgens af met: “hij heeft niet in mijn poesje geprikt”, wat in lijnrechte tegenspraak is met een uitspraak die zij kort daarvoor heeft gedaan.
Dat [benadeelde] vóór het verhoor in de kindvriendelijke studio tegen anderen zou hebben gezegd dat verdachte in haar poesje heeft geprikt, maakt niet dat haar verklaring in de kindvriendelijke studio hierover als betrouwbaar kan worden aangemerkt. Enerzijds omdat het in alle gevallen zou gaan om de uitspraken van een zeer jong kind. Anderzijds omdat uit het dossier blijkt dat [benadeelde] ten tijde van deze uitspraken onderwerp was van een slepende familieruzie tussen verdachte en zijn vrouw aan de ene kant, en onder meer de moeder van [benadeelde] aan de andere kant. Binnen deze ruzie zijn ook eerdere mogelijke zedendelicten van verdachte onderwerp van gesprek geweest. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet in voldoende mate uit te sluiten dat binnen deze context sprake is geweest van bewuste of onbewuste beïnvloeding van [benadeelde] bij het doen van de betreffende uitspraken.
Nu de betrouwbaarheid van de mogelijk belastende uitspraken van [benadeelde] niet met voldoende zekerheid is vast te stellen, zal de rechtbank deze uitspraken niet als bewijs gebruiken. Omdat deze uitspraken de basis vormen van de verdenking en verder geen concreet bewijs ten aanzien van die verdenking in het dossier aanwezig is, zal verdachte worden vrijgesproken.

5.BENADEELDE PARTIJ

Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het ten laste gelegde, zal de benadeelde partij, [benadeelde] , niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
  • verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mr. G. Perrick en mr. A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van A. van der Zwan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 december 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en
met 31 augustus 2018 te De Meern, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met zijn (stief)kleinkind, althans een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [benadeelde] , geboren op [2015] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , te weten het eenmaal of meermalen brengen en/of prikken van zijn, verdachtes,
vinger(s) in de vagina en/of anus van die [benadeelde] ;
(art 244 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 augustus 2018 te De Meern, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig (stief)kleinkind, althans een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [benadeelde] , geboren op [2015] , door eenmaal of meermalen zijn, verdachtes, vinger(s) in/op/tegen de vagina en/of anus van die [benadeelde] te brengen.
(art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht)