Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 november 2020;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 22 tot en met 31, ontvangen op 2 maart 2021;
- de akte van [gedaagde] met producties 20 tot en met 24 en de vertaling van productie 13, ontvangen op 27 oktober 2021;
- de akte van [eiser] met productie 32, ontvangen op 28 oktober 2021.
2.De feiten
[2003] is door de rechtbank Amsterdam bij beschikking de echtscheiding uitgesproken. De echtscheiding is op [2003] ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand van de gemeente [naam gemeente] .
mr. [A] te [plaatsnaam 1] als notaris om de verdeling te bewerkstelligen en met benoeming van twee onzijdige personen voor het geval één van partijen weigerachtig of nalatig is tot medewerking.
e-mail verstuurd aan [eiser] . Hierin staat het volgende.
Ik wil gerust een half uur met partijen, schijnbaar los van elkaar, een gesprek voeren. Ik heb dit ook telefonisch aan de heer [eiser] gemeld, zojuist heb ik hem even gesproken en hem uitgelegd dat ik slechts hun afspraken vastleg en niet meer dan dat. U kunt voorleggen aan de advocaat van mevrouw dat ik gerust haar standpunt aan wil horen (mag ook telefonisch). Maar als ik uw stukken lees zal dat wel lastig worden vrees ik. Ik ga vooralsnog geen dossier aanleggen en wacht uw bericht even af.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
schulden bij DSB (beleggingsschuld), Fortis (nu ABN Amro, doorlopend krediet met roodstand) en [onderneming 3] / [.] (kosten voor de standplaats van het chalet). [gedaagde] betwist dat [eiser] deze schulden heeft voldaan en dus een regresvordering op haar heeft. Hoewel het op zijn weg lag, heeft [eiser] niet onderbouwd dat hij de schulden volledig of in ieder geval voor meer dan de helft heeft betaald van zijn eigen geld.
15 september 2010 terecht stelt gaat het slechts om een uitkering van € 3.168,76 voor inboedelgoederen en € 1.571,77 voor herstelkosten van de woning. Deze uitkering is ontvangen na de peildatum zoals [eiser] stelt, maar strekt ter vervanging van bestanddelen van de gemeenschap. Daarom kan deze uitkering niet bij voorbaat buiten beschouwing worden gelaten. Voor wat betreft de uitkering voor de inboedelgoederen geldt dat [gedaagde] niet heeft gesteld, laat staan onderbouwd, dat dit bedrag geheel ziet op inboedelgoederen die tot de gemeenschap behoren. De brief van ABN Amro, over de uitkering, dateert van
15 september 2010 en [gedaagde] heeft de woning al op 12 augustus 2002 verlaten. Zij heeft evenmin recht op de helft van het bedrag wat is uitgekeerd op grond van de woonhuisverzekering. Dit bedrag is uitgekeerd met als doel: herstel van de woning. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij steeds het noodzakelijke klein onderhoud aan de woning heeft uitgevoerd. Aangenomen wordt dat dit herstel daar ook onder valt. [eiser] heeft daarom billijkheidshalve recht op de volledige uitkering van de woonhuisverzekering, waarvan hij het herstel aan de gezamenlijke woning heeft kunnen bekostigen. De vordering van [gedaagde] tot betaling van de helft van deze uitkering wordt daarom afgewezen.
5.De beslissing
drie maandenna datum taxatie om het aandeel van [gedaagde] in de woning over te nemen. Als dit lukt zal de woning aan [eiser] worden toebedeeld tegen de door de makelaar getaxeerde marktwaarde, onder de voorwaarde dat [gedaagde] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening;
drie maandenom het aandeel van [eiser] de woning over te nemen. Als dit lukt zal de woning aan [gedaagde] worden toebedeeld tegen de door de makelaar getaxeerde marktwaarde, onder de opschortende voorwaarde dat [eiser] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening;
- de rechtbank bepaalt daarbij dat [gedaagde] de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening als haar eigen schuld voor haar rekening zal nemen;
- de rechtbank bepaalt daarbij voor het geval er overwaarde is dat [gedaagde] de helft van de overwaarde van de woning aan [eiser] , dient te voldoen en dat voor het geval er onderwaarde is, [eiser] de helft hiervan aan [gedaagde] dient te voldoen, waarbij wordt verwezen naar rechtsoverweging 4.15;
vier wekenna afloop van deze termijn door partijen de opdracht tot verkoop van de woning te worden gegeven aan [onderneming 2] in [plaatsnaam 2] , tenzij partijen gezamenlijk anders beslissen. Partijen zullen beiden deze makelaar opdracht geven om de woning te verkopen, waarbij het advies van de makelaar ten aanzien van de vraag- en laatprijs bindend is tussen partijen, tenzij partijen overeenkomen hiervan af te wijken. Partijen zijn gehouden om de instructies van de makelaar over de verkoop van de woning op te volgen;