ECLI:NL:RBMNE:2021:607

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
20/4493
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening zonder toestemming bewindvoerder en connexiteit

Op 17 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker en het dagelijks bestuur van de RDWI, Regionale Sociale Dienst. Verzoeker had een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, nadat zijn uitkering per 1 november 2020 met 100% was verlaagd voor de duur van een maand. In het besluit van 30 november 2020 was deze verlaging vastgesteld. Verzoeker had geen toestemming van zijn bewindvoerder om het verzoek in te dienen, wat in strijd is met de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Burgerlijk Wetboek. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet in staat was om zelfstandig het verzoek in te dienen, aangezien er een bewind was ingesteld over zijn goederen. De rechtbank heeft verzoeker in de gelegenheid gesteld om een schriftelijke verklaring van zijn bewindvoerder over te leggen, maar verzoeker heeft deze termijn ongebruikt laten voorbijgaan. Tevens bleek dat verzoeker geen bezwaar had ingediend tegen het primaire besluit. Gezien het ontbreken van connexiteit heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, in aanwezigheid van griffier mr. A.E. van Gestel, en is uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4493

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 februari 2021 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

en

Het dagelijks bestuur van de RDWI, Regionale Sociale Dienst, verweerder

Procesverloop

In het besluit van 30 november 2020 (primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van verzoeker vanaf 1 november 2020 verlaagd met 100% voor de duur van een maand.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Uit de dossierstukken blijkt dat een bewind is ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan verzoeker en dat een bewindvoerder is benoemd. De bijstandsuitkering van verzoeker valt onder dit bewind.
3. Artikel 8:21, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat natuurlijke personen, onbekwaam om in rechte te staan, in het geding worden vertegenwoordigd door hun vertegenwoordiger naar burgerlijk recht. In artikel 1:441, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek is, voor zover hier van belang, bepaald dat tijdens het bewind de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte vertegenwoordigt.
4. Verzoeker heeft zelfstandig een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Verzoeker heeft bij het indienen van het beroep geen volmacht van zijn bewindvoerder overgelegd.
5. Bij brief van 7 januari 2021 heeft de rechtbank verzoeker in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen twee weken een schriftelijke verklaring van zijn bewindvoerder over te leggen waaruit volgt dat verzoeker toestemming heeft om onderhavige procedure te voeren.
6. Verzoeker heeft deze termijn ongebruikt laten voorbijgaan.
7. Verzoeker heeft verder geen kopie van zijn bezwaarschrift overgelegd. Het is de rechtbank na telefonisch contact met verweerder gebleken dat verzoeker geen bezwaar heeft ingediend tegen het primaire besluit. Het verzoek om voorlopige voorziening zal gelet op het voorgaande niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van connexiteit.
8. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.