Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
‘(b)ij uitdiensttreding drie keer de wettelijke transitievergoeding zoals geldend op 1 juli 2015’bedraagt (bij uitdiensttreding in de loop van de boventalligheidsfase bestaat bij het voortschrijden van de tijd recht op een steeds lagere vergoeding). Dit artikel 4 bepaalt onder c. (‘Aanvullende bepalingen’) sub ii., voor zover in dit geding van belang:
‘De hoogte van de uitkering bij ontslag als bedoeld in artikel 4 onder v (ontslaguitkering) zal zodanig worden vastgesteld, dat over de periode tot het bereiken van de voor de individuele werknemer geldende AOW-gerechtigde leeftijd de som van de uitkomsten uit sociale uitkeringen, pensioen- en/of OVUT-rechten (en) de ontslaguitkering niet meer dan 75% van zijn laatst verdiende inkomen bedraagt (-).’
‘Met uitzondering van de verplichtingen die uit deze overeenkomst voortvloeien, verlenen Partijen elkaar finale kwijting ter zake van al hetgeen Partijen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst en de beëindiging daarvan en/of anderszins van elkaar te vorderen hebben dan wel te vorderen krijgen. De door Werknemer verleende finale kwijting betreft mede alle aanspraken die verband houden met de aan de onderneming van Werkgever gelieerde rechtspersonen.’In de afgelopen periode hebben al enkele honderden ‘pre-mobiele’ werknemers een dergelijke vaststellingsovereenkomst getekend. In de komende tijd zal ook aan een groot aantal andere werknemers die van de vrijwillige vertrekregeling gebruik willen maken een vaststellingsovereenkomst worden voorgelegd. NS wil daarin niet, zoals FNV en VVMC verlangen, ten aanzien van de finale kwijting een voorbehoud maken dat ertoe strekt dat, indien de vakbonden in de aanhangige bodemprocedure onherroepelijk geheel of gedeeltelijk in het gelijk worden gesteld, aan de desbetreffende werknemers alsnog de rechten worden toegekend waarop zij ingevolge de uitkomst van die bodemprocedure recht zouden hebben.
3.De vordering en de standpunten van partijen
‘De verleende finale kwijting heeft geen betrekking op rechten en aanspraken van werknemers op grond van hoofdstuk 10, art. 26 lid 6, en hoofdstuk 11 van de CAO Nederlandse Spoorwegen, totdat de rechter in de hieromtrent aanhangige gerechtelijke procedure hierover een onherroepelijke uitspraak heeft gedaan of deze procedure op een andere wijze onherroepelijk is geëindigd.’FNV en VVMC vorderen dat deze veroordeling wordt versterkt met een dwangsom van € 100,-- per dag per medewerker, voor elke dag dat NS na betekening van het in dit kort geding te wijzen vonnis jegens enige werknemer nalaat dit voorbehoud in de aangeboden vaststellingsovereenkomst op te nemen, zulks met veroordeling van NS in de proces- en nakosten.