ECLI:NL:RBMNE:2021:6063

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
530259 / HA RK 21-258
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende vooringenomenheid in strafzaak

In deze wrakingszaak heeft verzoeker, die in een strafprocedure betrokken is, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. H.J. Bos, de behandelend rechter. Verzoeker stelt dat er sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van de rechter, voortkomend uit eerdere beslissingen en gebeurtenissen in de afgelopen jaren. Het wrakingsverzoek is pas aan het eind van de behandeling van zijn verzoekschrift ingediend, wat volgens de rechtbank niet voldoet aan de vereisten van onverwijld indienen zoals gesteld in artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De wrakingskamer heeft de procedure op 26 november 2021 openbaar behandeld, waarbij verzoeker aanwezig was, maar de gewraakte rechter en de officier van justitie niet.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker de rechter heeft gewraakt na het sluiten van de behandeling van zijn verzoekschrift, en dat hij op de hoogte was van de identiteit van de rechter. De wrakingskamer oordeelt dat verzoeker niet tijdig heeft gewraakt, aangezien hij de rechter pas na de behandeling heeft gewraakt. De wrakingskamer concludeert dat er geen objectieve vrees voor partijdigheid is en verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer op 10 december 2021, waarbij de procedure met parketnummer 96/024080-21 voortgezet dient te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 530259 / HA RK 21-258
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
10 december 2021
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 9 november 2021, waarin het wrakingsverzoek is opgenomen;
- de schriftelijke aanvullingen van verzoeker op het wrakingsverzoek;
- de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van mr. H.J. Bos van 25 november 2021;
- de schriftelijke reactie van verzoeker op de reactie van mr. H.J. Bos van 26 november 2021.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 26 november 2021 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. De rechter is met bericht niet verschenen. De officier van justitie was niet aanwezig.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. H.J. Bos als behandelend rechter (hierna ook te noemen: de rechter), in de zaak met het parketnummer 96/024080-21. In deze procedure behandelt de rechter het verzoek tot vergoeding van door verzoeker gemaakte kosten en geleden schade in verschillende procedures.
2.2.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan zijn wrakingsverzoek.
De rechtbank Midden-Nederland is jarenlang uitgegaan van onjuiste gegevens van de politie en het openbaar ministerie. Dit heeft veel negatieve gevolgen voor verzoeker en zijn gezin gehad. Mr. Bos is één van de rechters die verzoeker door uit te gaan van onjuiste gegevens sterk heeft benadeeld. Zij heeft ten onrechte voertuigen van verzoeker verbeurd verklaard, met welke beslissing zij (financiële) schade voor verzoeker heeft veroorzaakt. Daarnaast heeft verzoeker de rechter eerder voor de rechtbank bij het station van Lelystad aangesproken, omdat hij het niet eens was met een mededeling van de rechtbank. Verzoeker heeft er door deze omstandigheden geen vertrouwen in dat de rechter zijn verzoekschrift zonder vooringenomenheid zal beoordelen.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het volgende standpunt. Verzoeker heeft tijdens de zitting ruim de gelegenheid gehad om zijn verzoekschrift toe te lichten. Toen zij vervolgens de behandeling sloot en mededeelde dat zij over vier weken uitspraak zou doen, gaf verzoeker aan dat hij direct een uitspraak wilde en dat hij moeite had met het feit dat zij de behandelend rechter was. Verzoeker had haar naam op de beeldschermen in de wachtruimte kunnen zien en bij het binnenkomen in de zittingszaal kunnen zien dat zij de behandelend rechter was. Door te wachten met het wrakingsverzoek tot na het sluiten van de behandeling, heeft verzoeker het verzoek niet tijdig gedaan.
Nadat zij door verzoeker bij het station is aangesproken, heeft zij nog twee klaagschriften van verzoeker in de rechtszaal behandeld. Beide keren heeft verzoeker geen bezwaar gemaakt tegen haar als behandelend rechter. Het voorval bij het station en de beslissing in een eerdere zaak, kunnen aldus geen zwaarwegende omstandigheden en objectieve vrees voor partijdigheid opleveren. De mededeling dat zij over vier weken uitspraak doet is een procesbeslissing en bovendien is een termijn van vier weken voor het nemen van de beslissing in dit soort zaken gebruikelijk.
2.4.
De officier van justitie heeft niet gereageerd op het verzoek tot wraking.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Artikel 513 Sv bepaalt dat het verzoek tot wraking wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het proces-verbaal van de zitting van 9 november 2021 vormt voor de wrakingskamer in beginsel de kenbron van al hetgeen op de zitting voorvalt. Uit dat proces-verbaal maakt de wrakingskamer op dat verzoeker de rechter heeft gewraakt na het sluiten van de behandeling en de mededeling dat de uitspraak over vier weken, op 7 december 2021, op schrift wordt gesteld en naar verzoeker wordt gestuurd. Verzoeker stelt dat het proces-verbaal op dit punt onjuist is, omdat de rechter geen uitspraakdatum heeft genoemd. Wat daarvan ook zij, uit het proces-verbaal volgt dat verzoeker de rechter heeft gewraakt nadat het door hem ingediende verzoekschrift was besproken en hij van de geboden gelegenheid om zijn verzoekschrift toe te lichten gebruik had gemaakt. Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker niet kenbaar gemaakt dat de wijze van verslaglegging in het proces-verbaal op dit punt niet juist of onvolledig zou zijn. Uit hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht, blijkt niet dat het handelen van de rechter op of in samenhang met de zitting van 9 november 2021 aanleiding is geweest om de rechter te wraken. Verzoeker stelt dat hij geen vertrouwen heeft in de rechter door wat zich de afgelopen jaren tussen hem, de politie, het openbaar ministerie, de rechtbank Midden-Nederland en de rechter heeft afgespeeld. Verzoeker meent dat de rechter hierdoor persoonlijk vooringenomen is jegens hem. Verzoeker kende de rechter. Hij was er dus bij aanvang van de zitting direct van op de hoogte dat zij de rechter was die zijn verzoekschrift behandelde en daarmee van de feiten en omstandigheden die voor hem aanleiding zijn geweest om de rechter te wraken. Nu hij de rechter pas na het behandelen van zijn verzoekschrift heeft gewraakt, is van het onverwijld doen van het wrakingsverzoek in de zin van genoemd artikel geen sprake. De wrakingskamer zal verzoeker daarom niet-ontvankelijk verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partij(en), alsmede aan de voorzitter van de afdeling Strafrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummer 96/024080-21 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.M. Spelt, voorzitter, en mr. A. van Dijk en
mr. D. Wachter als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.F. van Dam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2021.
de griffier de voorzitter
de griffier is buiten staat deze
beslissing te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.