ECLI:NL:RBMNE:2021:6063
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende vooringenomenheid in strafzaak
In deze wrakingszaak heeft verzoeker, die in een strafprocedure betrokken is, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. H.J. Bos, de behandelend rechter. Verzoeker stelt dat er sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van de rechter, voortkomend uit eerdere beslissingen en gebeurtenissen in de afgelopen jaren. Het wrakingsverzoek is pas aan het eind van de behandeling van zijn verzoekschrift ingediend, wat volgens de rechtbank niet voldoet aan de vereisten van onverwijld indienen zoals gesteld in artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De wrakingskamer heeft de procedure op 26 november 2021 openbaar behandeld, waarbij verzoeker aanwezig was, maar de gewraakte rechter en de officier van justitie niet.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker de rechter heeft gewraakt na het sluiten van de behandeling van zijn verzoekschrift, en dat hij op de hoogte was van de identiteit van de rechter. De wrakingskamer oordeelt dat verzoeker niet tijdig heeft gewraakt, aangezien hij de rechter pas na de behandeling heeft gewraakt. De wrakingskamer concludeert dat er geen objectieve vrees voor partijdigheid is en verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer op 10 december 2021, waarbij de procedure met parketnummer 96/024080-21 voortgezet dient te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.