ECLI:NL:RBMNE:2021:6062

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
530523 / HA RK 21-293
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak niet-ontvankelijk verklaard

In deze wrakingszaak heeft verzoekster een verzoek ingediend tot wraking van mr. I.L. Gerrits, de behandelend politierechter in een strafzaak tegen haar. Het wrakingsverzoek is ingediend op 15 november 2021, maar de wrakingskamer heeft op 10 december 2021 geoordeeld dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de argumenten van verzoekster niet betrekking hebben op het handelen of nalaten van de rechter, maar eerder op de communicatie rondom de oproeping voor de zitting. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij te laat op de hoogte was gesteld van de zitting en dat haar advocaat niet aanwezig kon zijn. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig versturen van oproepingsbrieven ligt bij het Openbaar Ministerie en niet bij de rechter. Bovendien heeft verzoekster niet tijdig haar bezwaren tegen de rechter naar voren gebracht, waardoor deze niet in de beoordeling zijn meegenomen. De wrakingskamer heeft ook opgemerkt dat verzoekster eerder een wrakingsverzoek heeft ingediend tegen dezelfde rechter, wat aanleiding geeft tot de conclusie dat een volgend verzoek niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 530523 / HA RK 21-293
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
10 december 2021
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoekster.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van de politierechter op 15 november 2021;
- het wrakingsverzoek van 15 november 2021;
- de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van mr. I.L. Gerrits van 22 november 2021.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 26 november 2021 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoekster verschenen. Mr. Gerrits is met bericht niet verschenen. De officier van justitie was niet aanwezig.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. I.L. Gerrits als behandelend politierechter (hierna ook te noemen: de rechter), in de zaak met het parketnummer 16.218893.16. In deze procedure behandelt de rechter een door de officier van justitie tegen verzoekster aangebrachte vordering na voorwaardelijke veroordeling.
2.2.
Verzoekster heeft het volgende ten grondslag gelegd aan haar wrakingsverzoek. Verzoekster heeft voor de zitting die op maandag 15 november 2021 zou plaatsvinden op zaterdag 13 november 2021 een brief ontvangen, waarmee zij werd opgeroepen op die zitting aanwezig te zijn. De brief is gedateerd op 9 september 2021. Doordat zij de oproep zo kort voor de zitting heeft ontvangen, heeft zij de zaak niet met haar advocaat kunnen bespreken. Bovendien heeft haar advocaat pas op woensdag 9 november 2021 bericht van de zitting gekregen, kan hij niet aanwezig zijn en is hij over de verkeerde locatie geïnformeerd. Op de zitting van de wrakingskamer heeft verzoekster nog naar voren gebracht dat zij bij een eerdere zitting met mr. Gerrits als rechter twee uur heeft moeten wachten en hij haar vervolgens maar vijf minuten de tijd gaf om haar verhaal te doen. Verzoekster voelt zich benadeeld door de vele fouten die worden gemaakt. Ze wil de misstanden op een volgende zitting aan een andere rechter kenbaar maken. Mr. Gerrits is volgens verzoekster een jonge, niet ervaren rechter en zij heeft er daarom geen vertrouwen in dat hij het goed zal doen.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie stelt hij zich op het standpunt dat hij op geen enkele manier betrokken is bij de oproeping van verzoekster, omdat de oproeping geschiedt door het openbaar ministerie. Inhoudelijk lijkt eerder sprake te zijn van een aanhoudingsverzoek, maar dat verzoek heeft de rechter vanwege het wrakingsverzoek verder niet beoordeeld.
2.4.
De officier van justitie heeft op het verzoek tot wraking geen reactie gegeven.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Verzoekster gaat er ten onrechte vanuit dat de rechter verantwoordelijk is voor het versturen van de oproepingsbrief voor een zitting aan een verdachte of veroordeelde en de advocaat. Het Openbaar Ministerie dient zorg te dragen voor het tijdig versturen van deze brieven en het geven van de juiste informatie over de zitting. Het mogelijk (te) laat ontvangen van deze brieven en de informatie die in die brieven aan een partij wordt gegeven, liggen buiten de invloedssfeer van de rechter. Wat verzoekster aanvoert, heeft geen betrekking op handelen of nalaten van de rechter en kan dus geen grond voor wraking van de rechter vormen. Omdat het verzoek niet ziet op enig handelen van de rechter, is verzoekster
niet-ontvankelijk. Wat verzoekster op de zitting van de wrakingskamer verder nog heeft aangevoerd over een eerdere zitting van de rechter en over zijn leeftijd, laat de wrakingskamer - wat daar ook van zij - hier buiten beschouwing omdat dit eerst op de zitting en daarmee niet tijdig naar voren is gebracht.
3.4.
De wrakingskamer zal verzoekster gelet op wat hiervoor is overwogen
niet-ontvankelijk verklaren in haar wrakingsverzoek.
Wrakingsverbod
3.5.
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 515, vierde lid, Sv.
Een volgend wrakingsverzoek van verzoekster, betrekking hebbend op de procedure met parketnummer 16.218893.16, zal niet in behandeling worden genomen. De reden hiervan is dat verzoekster de rechter in deze procedure voor de tweede keer heeft gewraakt en het voldoende aannemelijk is dat verzoekster mogelijk opnieuw (een) wrakingsverzoek(en) in zal dienen. In het belang van de voortgang van de procedure moet voorkomen worden dat verzoekster door een hernieuwd wrakingsverzoek misbruik maakt van het wrakingsmiddel.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de gewraakte rechter, andere betrokken partij(en), alsmede aan de voorzitter van de afdeling Strafrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met parketnummer 16.218893.16 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
4.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met parketnummer 16.218893.16 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.M. Spelt, voorzitter, en mr. A. van Dijk en
mr. D. Wachter als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.F. van Dam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2021.
de griffier de voorzitter
de griffier is buiten staat deze
beslissing te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.