ECLI:NL:RBMNE:2021:6061

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
531603 / HA RK 21-320
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan individuele grondslag

In deze wrakingszaak heeft verzoeker op 7 december 2021 een verzoek ingediend tot wraking van de wrakingskamer, bestaande uit mr. H.A. Brouwer, als voorzitter, en mr. A.M. Crouwel en mr. P.J.M. Mol als leden. Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek gebaseerd op de stelling dat alle rechters partijdig en bevooroordeeld zijn, en heeft geen specifieke rechters aangewezen. De wrakingskamer heeft besloten om af te zien van een mondelinge behandeling, omdat het verzoek niet voldoet aan de eisen van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit artikel stelt dat een wrakingsverzoek gericht moet zijn tegen een individuele rechter die de zaak behandelt, en niet tegen de rechters in het algemeen.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker in zijn bewoordingen geen onderscheid maakt tussen de rechters en dat hij in feite een wrakingsverzoek indient tegen het rechtscollege als geheel. Dit is niet toegestaan volgens de wet, waardoor verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek. Bovendien heeft de wrakingskamer besloten dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, dat betrekking heeft op andere procedures, niet in behandeling zal worden genomen. Dit is gedaan om te voorkomen dat verzoeker misbruik maakt van de mogelijkheid om wrakingsverzoeken in te dienen, wat de voortgang van de hoofdzaak ernstig belemmert.

De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 december 2021 door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter mr. R.C. Stijnen en de leden mr. R.M. Berendsen en mr. G.J.J.M. Essink, bijgestaan door griffier mr. F.G.T. Russcher-Jansen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 531603 / HA RK 21-320
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 10 december 2021
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonend in [woonplaats]
verder te noemen: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op de zitting van de wrakingskamer op 7 december 2021 een verzoek ingediend tot wraking van de wrakingskamer bestaande uit mr. H.A. Brouwer, als voorzitter, en mr. A.M. Crouwel en mr. P.J.M. Mol als leden (verder: de rechters).
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Verzoeker heeft zijn verzoek tot wraking gebaseerd op het volgende. Na de behandeling van het eerste wrakingsverzoek in de hoofdzaak met zaaknummer C/16/529323 / FV RK 21-2343 heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt. De grond van zijn tweede wrakingsverzoek is dat alle rechters partijdig en bevooroordeeld zijn, dus de wrakingskamer die het eerste wrakingsverzoek behandelt is dat ook.
2.2.
Op grond van artikel 36 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de zaak behandelt. De onderbouwing van het wrakingsverzoek van verzoeker is gericht op de rechtspraak in het geheel. Gelet op zijn bewoordingen maakt het voor hem namelijk niet uit welke rechter zijn zaak behandelt, want alle rechters zijn volgens hem partijdig en bevooroordeeld. Hieruit volgt dat verzoeker hoe dan ook wrakingsverzoeken zal blijven indienen. Omdat de wet niet de mogelijkheid biedt van wraking van een rechtscollege in zijn geheel, zoals door verzoeker in feite is verzocht, zal verzoeker niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn wrakingsverzoek.
2.3.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het bepaalde in onderdeel 2.1.4 in samenhang met onderdeel 2.4.2.e, van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.
2.4.
De wrakingskamer ziet ook aanleiding toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Rv. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de wrakingsprocedure met zaaknummer 530141 / HA RK 21-284 en de hoofdzaak met zaaknummer C/16/529323 / FV RK 21-2343, zal niet in behandeling worden genomen. De reden hiervan is dat verzoeker door het voortdurend indienen van wrakingsverzoeken in diverse procedures de voortgang van de hoofdzaak ernstig belemmert. De voorschriften tot behandeling van wrakingsincidenten wijzen er op dat beoogd is de vertraging van de behandeling van de hoofdzaak zo kort als mogelijk te doen zijn. Gezien de opstelling van verzoeker op de zitting van 8 november 2021 in de hoofdzaak in samenhang met zijn opstelling op de zitting van de wrakingskamer op 7 december 2021 is het aannemelijk dat verzoeker mogelijk opnieuw een wrakingsverzoek in zal dienen waarbij hij misbruik maakt van de mogelijkheid van het indienen van een dergelijk verzoek. In het belang van de voortgang van de procedures van de hoofdzaak en van de wrakingskamer die oordeelt over het eerste wrakingsverzoek, moet dat voorkomen worden. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedures met de hier bovengenoemde zaaknummers, zal dan ook niet in behandeling worden genomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechters tegen wie het verzoek tot wraking is gericht, andere betrokken partijen, en de president van deze rechtbank;
3.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 530141 / HA RK 21-284 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
3.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaken met de zaaknummers 530141 / HA RK 21-284 en C/16/529323 / FV RK 21-2343 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, en mr. R.M. Berendsen en mr. G.J.J.M. Essink als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.