ECLI:NL:RBMNE:2021:6057

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
UTR - 20_4816
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering na eerdere beoordeling; beoordeling van medische situatie en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een WIA-uitkering aan eiseres, die in 2007 arbeidsongeschikt werd verklaard. Eiseres had in 2009 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, maar deze was geweigerd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. In 2019 diende zij opnieuw een aanvraag in, maar het Uwv weigerde deze op basis van het feit dat er geen verergering van haar klachten was binnen de vijf jaar na de eerdere beoordeling. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. Eiseres ging hiertegen in beroep.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting op 1 juni 2021, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Eiseres heeft aanvullende medische stukken ingediend, maar het Uwv stelde dat er geen nieuwe feiten waren die de eerdere beslissing konden onderbouwen. De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig waren opgesteld en aan de vereisten voldeden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de medische situatie van eiseres binnen de relevante periode was verslechterd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, omdat de toename van klachten na de vijf jaar na de eerdere WIA-beoordeling viel. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4816

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. T.J. Roest Crollius),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

Eiseres is in 2007 arbeidsongeschikt geworden voor haar werk als callcentermedewerker voor 20 uur per week. Aansluitend aan de periode van loondoorbetaling door de werkgever heeft eiseres een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ingediend bij het Uwv. Met een besluit van 23 november 2009 heeft het Uwv haar aanvraag per 13 augustus 2009 geweigerd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Om in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering moet iemand minimaal 35% arbeidsongeschikt zijn.
Op 28 februari 2019 heeft eiseres opnieuw een WIA-uitkering aangevraagd. Met een besluit van 2 juli 2019 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres meegedeeld dat zij geen WIA-uitkering kan krijgen, omdat zij niet is verzekerd voor de Wet WIA. Er is volgens het Uwv geen sprake van verergering van de klachten van eiseres binnen 5 jaar na de eerdere WIA-beoordeling per 13 augustus 2009.
Eiseres is het niet eens met het primaire besluit en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het besluit van 3 december 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv dat bezwaar ongegrond verklaard. Het Uwv stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn op basis waarvan nu gesteld kan worden dat de beslissing van 23 november 2009 onjuist was. Ook is er geen reden om aan te nemen dat de medische situatie van eiseres binnen 5 jaar na 13 augustus 2009 is verslechterd.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de digitale zitting via Skype van 1 juni 2021. De gemachtigden van eiseres en het Uwv waren hierbij aanwezig.
Eiseres heeft de gelegenheid gekregen om na de zitting aan de rechtbank nog aanvullende medische stukken van haar behandelaars te overleggen over de periode 13 augustus 2009 tot 13 augustus 2014. Zij heeft nog aanvullende stukken ingediend. Het Uwv heeft hierop een schriftelijke reactie gegeven en partijen hebben ermee ingestemd om geen tweede zitting te houden. Daarop heeft de rechtbank het onderzoek op 13 oktober 2021 gesloten.

Overwegingen

Wat is het toetsingskader?
1. Als iemand minder dan 35% arbeidsongeschikt was en daarom geen recht had op een WIA-uitkering kan voor die persoon later alsnog een recht op een WIA-uitkering ontstaan als – voor zover hier relevant – binnen 5 jaar na de WIA-beoordeling de medische beperkingen van die persoon als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak toenemen en hij hierdoor alsnog meer dan 35% arbeidsongeschikt raakt. [1] Eiseres zou dus alsnog recht kunnen hebben op een WIA-uitkering als zij voor 23 augustus 2014 door een toename van haar klachten als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak uit 2007 meer dan 35% arbeidsongeschikt is geworden.
Waarover gaat het geschil?
2. Eiseres voert aan dat haar klachten binnen 5 jaar na de eerdere WIA-beoordeling in 2009 door dezelfde ziekteoorzaak zijn verslechterd. Zij verwijst hierbij naar een rapport van Altrecht van 25 juni 2008 van het psychologisch onderzoek dat op 11 juni 2008 heeft plaatsgevonden en een brief van het regionaal psychiatrisch centrum Woerden aan haar huisarts van 15 augustus 2011.
Boordeling van het geschil
3. Het Uwv heeft het bestreden besluit gebaseerd op een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv van 26 november 2020. In een rapport van
16 augustus 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog een reactie gegeven op de medische stukken die eiseres na de zitting heeft ingediend.
4. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
De rapporten en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
5. De rechtbank vindt het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig. Hij heeft de dossiergegevens en informatie van de behandelend sector bestudeerd en eiseres telefonisch gesproken. Ook heeft hij in zijn rapporten eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe de beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
6. De rechtbank vindt verder dat het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet onjuist is. Dat zal zij hierna uitleggen.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht het in zijn rapport van 26 november 2020 op basis van wat eiseres aan hem heeft verteld en de op dat moment beschikbare medische informatie aannemelijk dat de klachten van eiseres in 2019 erger waren dan bij de WIA-beoordeling in 2009. Maar uit de periode tussen 23 augustus 2009 en 23 augustus 2014 zijn onvoldoende gegevens aanwezig om zonder twijfel vast te stellen dat de beperkingen toen al waren toegenomen en hoe dit in een functionele mogelijkhedenlijst zou moeten worden vertaald. Eiseres is in 2016 verwezen naar Kwintes en rond eind 2017 traden er psychotische klachten op, maar dat is na de genoemde periode van 5 jaar na de eerdere WIA-beoordeling in 2009.
8. Over de door eiseres na de zitting nog ingebrachte medische informatie licht de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 16 augustus 2021 toe dat uit de brief van het regionaal psychiatrisch centrum Woerden uit 2011 een klachtenpatroon naar voren komt dat in aard en ernst vergelijkbaar is met wat naar voren komt in het rapport van het psychologisch onderzoek uit 2008. De aanmelding van eiseres bij het regionaal psychiatrisch centrum Woerden is ingegeven door het feit dat met de toenmalige behandeling van eiseres in 2011 de klachten niet of onvoldoende verbeterden. Dat de behandeling niet aanslaat betekent echter niet dat de klachten wezenlijk zijn toegenomen. Dit is ook in lijn met eerdere medische informatie van de psychotherapeut [A] van
1 april 2014 en de intakebrief van Altecht van 28 januari 2014 die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn beoordeeld in zijn rapport van 26 november 2020. Ook daarin wordt gesproken over het uitblijven van voldoende effect van de behandeling, maar niet zozeer van een wezenlijke verslechtering van de medische situatie van eiseres in de periode 5 jaar na de eerdere WIA-beoordeling in 2009.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt tot de conclusie dat er aannemelijk sprake is geweest van een toename van de klachten van eiseres ten opzichte van haar klachten in 2009, maar dat het begin van deze verslechtering valt na de periode van 5 jaar na de WIA-beoordeling in 2009. De rechtbank kan deze conclusie volgen.
10. De conclusie van het voorgaande is dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is uitgesproken op 9 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 55, eerste lid, onder b, sub 1, van de Wet WIA.