In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 december 2021 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen de stichting Patrimonium Woonservice en drie gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De eisende partij, Patrimonium, heeft de gedaagden gedagvaard wegens verboden onderverhuur van een woning. De procedure is gestart met een dagvaarding die op 29 januari 2021 is betekend aan de gedaagden, die niet op de dagvaarding hebben gereageerd. Hierdoor is verstek verleend. Patrimonium vorderde onder andere de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, alsook betaling van achterstallige huur en een boete wegens ongeoorloofde onderverhuur.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde [gedaagde sub 1] de woning zonder toestemming van Patrimonium onderverhuurde aan [gedaagde sub 2], wat in strijd is met de huurvoorwaarden. De kantonrechter heeft Patrimonium in het gelijk gesteld en de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming toegewezen, met uitzondering van de gedaagde [A], die niet in de procedure was betrokken. De kantonrechter heeft [gedaagde sub 1] veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en een boete van € 2.500,00 wegens de ongeoorloofde onderverhuur. De vorderingen tegen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn afgewezen, omdat Patrimonium geen partij was bij de onderhuurovereenkomst en niet ontvankelijk werd verklaard in haar vorderingen tegen hen.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van het naleven van huurvoorwaarden en de gevolgen van verboden onderverhuur, vooral in het kader van sociale huurwoningen. De kantonrechter heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning per direct uitgesproken, met een termijn van 14 dagen voor [gedaagde sub 1] om de woning te verlaten.