In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen [eiseres] en [gedaagde]. [Eiseres] heeft van [gedaagde] een kamer gehuurd in [plaatsnaam], met een huurprijs van € 436,33 per maand. Na een uitspraak van de Huurcommissie heeft [eiseres] verzocht om terugbetaling van teveel betaalde huur en servicekosten, alsook de waarborgsom van € 100,00. De Huurcommissie had eerder geoordeeld dat de huurprijs niet verlaagd kon worden, maar [eiseres] stelde dat zij teveel had betaald op basis van de Huurcommissie-uitspraak. [Gedaagde] erkende de vorderingen, maar betwistte de hoogte van het terug te vorderen bedrag. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 oktober 2021 was [gedaagde] niet aanwezig.
De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] recht had op terugbetaling van de teveel betaalde huur en servicekosten, en dat [gedaagde] de waarborgsom moest retourneren. De kantonrechter wees de vorderingen van [gedaagde] af, die schadevergoeding en ontruimingskosten eiste, omdat hij niet had aangetoond dat [eiseres] het gehuurde niet correct had opgeleverd. De kantonrechter concludeerde dat [gedaagde] als verhuurder verantwoordelijk was voor het verschaffen van huurgenot en dat de kosten voor de ontruiming van de kelderbox voor zijn rekening kwamen. Uiteindelijk werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.