4.3.2Bewezenverklaring van de overige feiten
De rechtbank is van oordeel dat wel wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder parketnummer 16/083922-21 feiten 1 tot en met 4, onder parketnummer 16/142162-21 feit 1 primair en feiten 2 tot en met 9, onder parketnummer 16/110524-19, onder parketnummer 16/100083-20 feiten 1, 3 en 4 en onder parketnummer 16/102310-20 feiten 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank legt hieronder per parketnummer uit waarom zij dat vindt.
Parketnummer 16/083922-21
Feit 1
Omdat verdachte ter terechtzitting heeft bekend dat hij het onder feit 1 tenlastegelegde heeft gepleegd en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank voor dit feit niet opschrijven wat er in de bewijsmiddelen staat, maar enkel opsommen welke bewijsmiddelenzij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsmiddelen in het dossier te vinden zijn.
De bewijsmiddelen voor feit 1:
- de aangifte van [slachtoffer 1] van 4 maart 2021;
- de bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 22 november 2021.
Het bewijs voor de feiten 2 en 4
Uit het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 27 oktober 2020 blijkt het volgende:
De bedreigingen van [verdachte] naar [slachtoffer 2] via de chat zijn als
volgt:
Ik verkracht je wel een keer.
Dan kunnen jullie ervan uitgaan dat een van jullie straks niet meer bestaat.
Maar jullie gaan eraan kankerpatiënten.
Het enige wat ik doe is een dot gas geven! Gezegend bij je vader in de hell.
Ik heb niks te verliezen en al helemaal niet zoon mooi meisje als jij.
Weet je wel een blikopener is als ik hem open zet en dichtdapplaten in je gezicht.
Uit het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 27 oktober 2020 blijkt het volgende:
Mijn broer [slachtoffer 1] wordt in berichten via de chat bedreigd, net als ik.
In de berichten valt te lezen:
Dan kunnen jullie ervan uitgaan dat er een van jullie straks niet meer bestaat.
Maar jullie gaan eraan kankerpatiënten.
Ik als je hele kop in elkaar bedoelend sla.
En ik ben vliegensvlug als Valentino Rossi en je broer fak ik die ros die, ik maak
van hem verse rosbief.
[slachtoffer 1] komt wel aan de beurt en bid naar god om hem te komen halen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 26 maart 2021 blijkt het volgende:
Op vrijdag 26 maart 2021, omstreeks 09:15 uur, deed ik onderzoek op internet naar het [instagram-account 1] . Middels dit account werden namelijk diverse bedreigingen verstuurd naar aangever [slachtoffer 2] . Ik zocht via de zoekmachine Google op de accountnaam. Ik kreeg daarbij verwijzingen naar Instagram en Twitter. Beide bleken voor mij niet toegankelijk. Wel zag ik op Twitter een link naar de website Soundcloud. [link]
Ik kwam hierbij op een profiel binnen Soundcloud. Zie bijlage 1 voor een afdruk van
deze webpagina. Ik zag op deze webpagina de accountnaam: [accountnaam] met daarbij
een foto van een persoon.
Ik herkende deze persoon direct als zijnde verdachte [verdachte] omdat ik van
deze verdachte eerder de SKDB foto van deze verdachte bekeken had. Zie bijlage 2 voor een afdruk van deze beide foto's.
Verder zag ik op de webpagina van het genoemde Soundcloud-account (bijlage 1) de
accountgegevens staan. Ik las hier onder andere het volgende: "I was born in [1987] en " [instagram-account 1] . De omschreven geboortedatum is tevens de geboortedatum van verdachte [verdachte]
Met de gevonden informatie wordt aangetoond dat verdachte [verdachte] eigenaar is van het [instagram-account 1] '.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat niet hij de chat-berichten heeft gestuurd, maar iemand anders, ongeloofwaardig. De bedreigende teksten zijn in lijn met de bedreigingen die verdachte via Whatsapp heeft geuit en uit het onderzoek van de politie met betrekking tot het [instagram-account 1] komt tevens naar voren dat verdachte de eigenaar is van het account.
Het bewijs voor feit 3
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 24 maart 2021 blijkt het volgende:
Wij hoorden dat de verdachte uit zichzelf verklaarde dat: "Degene die dit gedaan echt
gaat een probleem krijgen. Ik ga een mes pakken en ik ga hem steken".
Later toen de verdachte de handboeien omgedaan werden hoorden wij hem zeggen: "Ik
weet wie het is. het is mijn neef. Ik ga hem pakken. Ik ga zijn auto in de fik steken
en alles".
Uit het proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 maart 2021 blijkt het volgende:
O: Toen bij jou de handboeien werden omgedaan vanmorgen hebben dezelfde collega's
gehoord dat jij het volgende zou hebben geroepen: " Ik weet wie het is. Het is mijn
neef. Ik ga zijn auto in de fik steken en alles".
V: Welke neef bedoel je?
A: [slachtoffer 1] .
Parketnummer 16/142162-21
Het bewijs voor feiten 1 primair en 2
Uit de verklaring van verdachte ter zitting op 22 november 2021 blijkt het volgende:
Ik had die dag een aansteker in mijn separeercel en ik zat met vuur te spelen.
Uit het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 14 februari 2017 blijkt het volgende:
Op dinsdag 14 februari 2017 , omstreeks 10.15 uur, was ik aan het werk aan de [adres 2] te [plaats] . Ik zag dat [verdachte] vervolgens een geel koord pakte, wat hij om zijn nek had hangen en fungeerde als keykoord. Ik zag dat hij dit met zijn beide handen vastpakte en over een breedte van ongeveer één meter, gespannen vast hield. Ik zag dat hij dit ter hoogte van de voorzijde van mijn gezicht vast hield. Ik zag dat hij mij vervolgens gericht in mijn ogen aan keek en daarna mijn drie collega's, welke zich naast mij in het kantoor bevonden en dat hij hierbij zei: "Ik ga jullie wurgen
Ik zag dat [verdachte] in één van de vier separeercellen ging. Ik zag dat dit de separeercel was, welke in de hoek zit. Ik zag dat deze cel en het bijbehorende matras met kussen op dit moment nog intact waren.
Op bovengenoemde dag en datum, omstreeks 12.50 uur, hoorde ik mijn pieper af gaan. Ik keek op mijn pieper en zag dat deze het alarm van de separeercel aan gaf. Ik hoorde [aangever 1] zeggen dat [verdachte] bezig was om een stuk van zijn matras met een aansteker in de brand te steken. Ik zag dat er op de deur van de cel zwart geblakerde vlekken zaten.
Uit het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens [instelling 2] van 14 februari 2017 blijkt het volgende:
Ik ben werkzaam aan de [adres 2] te [plaats] . Op dinsdag 14 februari 2017 was ik aan het werk. Ik zag en hoorde dat [verdachte] opgefokt was. Ik hoorde dat hij diverse dreigementen uitte in de richting van mijn collega's. Ik hoorde dat hij onder andere zei: "Ik schiet jullie allemaal neer" en "Ik zet een bus voor de deur neer en die laat ik ontploffen".
Omstreeks 12:50 uur, ben ik nog een keer langs de isoleercel van [verdachte] gelopen. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij nu wilde roken. Ik zag dat hij een blauwe aansteker in zijn handen had. Ik zag dat [verdachte] een stuk schuim, van zijn vernielde matras of kussen, pakte en deze bij het vuur van zijn aansteker hield. Ik zag dat het schuimblok begon te smeulen. Ik zag dat het bijbehorende matras en kussen volledig aan stukken was getrokken.
Uit het proces-verbaal van getuige [getuige 2] van 14 februari 2017 blijkt het volgende:
Op dinsdag 14 februari 2017 was ik aan het werk aan de [adres 2] te [plaats] . Ik hoorde dat [verdachte] diverse dreigementen uitte in de richting van mijn collega's. Ik weet niet meer exact wat hij allemaal gezegd heeft, maar hij riep onder andere: "Ik pak jullie wel. Jullie weten niet wie je voor je hebt. Ik kom je nog wel tegen". Hierbij keek hij meerdere collega's aan en had het niet specifiek op een (1) collega gemunt. Ik zag dat het matras en kussen vernield waren en rook een sterke urinelucht.
Bewijsoverweging
Anders dan de officier van justitie komt de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot brandstichting. Verdachte heeft in een separeercel zijn matras en kussen uit elkaar getrokken en heeft geprobeerd delen van het matras in brand te steken. Daardoor is gemeen gevaar voor goederen, te weten de overige goeden in de cel, waaronder de stukken matras en kussen, te duchten geweest. Dat het verdachte niet is gelukt om de matras in brand te zetten en het gevaar zich zodoende niet heeft verwezenlijkt doet daar niet aan af.
Het bewijs voor feit 3
Uit het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens Politie Midden-Nederland van 14 februari 2017 blijkt het volgende:
Ik doe aangifte van vernieling. Het betreft de vernieling van een ophoudcel aan de [adres 3] te [plaats] . Op dinsdag 14 februari zat verdachte [verdachte] ingesloten in het genoemde cellencomplex. Op bovengenoemde dag, datum en tijdstip zag ik dat [verdachte] meerdere keren en met kracht tegen de celdeur begon te trappen. Ik zag dit middels het camerasysteem van zijn cel. Tevens zag ik dat hij meerdere keren in zijn cel begon te urineren en zich begon te masturberen. Ik zag dat hij dit niet in de toilet deed die hij in zijn cel ter beschikking had, maar op de vloer en het matras van zijn cel urineerde. Ook zag ik dat [verdachte] het matras dat in zijn cel lag vernielde door de hoes die hier om heen zat kapot te trekken. Hierdoor ontstonden er diverse gaten in het matras.
Uit de eigen waarneming van de rechtbank op de terechtzitting van 22 november 2021, van foto’s, vastgelegd in de fotobijlage behorende bij het proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2017 blijkt het volgende:
Op de foto’s op pagina 28 tot en met 31 van het proces-verbaal is een donkere verkleuring en een soort plas zichtbaar op de grond van de cel.
Het bewijs voor feiten 4, 5 en 6
Uit het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 5 februari 2018 blijkt het volgende:
Ik ben werkzaam aan de [adres 2] te [plaats] . [verdachte] is een patiënt van onze afdeling. Ik heb hem zelf gisterenavond, 4 februari 2018, platgespoten. Op het moment dat ik de spuit zette zag ik [verdachte] mij recht aankijken. Ik hoorde hem roepen: "Vieze, gore kankerhoer, ik moet helemaal niets, ik ga helemaal nergens heen."
Ik zag en hoorde dat [verdachte] tegen beveiliger [slachtoffer 5] zei: "Ik ga jouw vrouw doodmaken, ik ga jouw kinderen verkrachten, ik ga diep, net zo lang door tot ze pijn hebben, ik pak ze stuk voor stuk." Ik hoorde dat [verdachte] zei: ik pak je, ik doe je wat aan, je bent voor mij, nu helemaal, je bent bang voor me, ik heb mijn doel bereikt. Ik hoorde hem roepen: kankerhoer, jij beslist geen dingen voor mij, ik maak je in, je gaat het voelen.
Vandaag, 5 februari 2018, was het eerste contactmoment met [verdachte] . Ik zag en hoorde dag [verdachte] tegen mij zei "kankerhoer, kijk me aan, ik ga je moeder wat aan doen, want ik weet waar jij vandaan komt, ik ga jou verkrachten als ik de kans krijg, ik sla jou voor je kankerkop, ik sla je helemaal verrot."
Uit het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 7] van 5 februari 2018 blijkt het volgende:
Ik ben werkzaam aan de [adres 2] te [plaats] . Vandaag 5 februari 2018, hoorde en zag ik dat een patiënt genaamd [verdachte] vanuit zijn separeercel mijn college [slachtoffer 4] bedreigde. Toen de celdeur gesloten was hoorde ik dat [verdachte] [slachtoffer 4] begon uit te schelden en te bedreigen. Ik hoorde hem namelijk zeggen: kankerhoer, ik ga je verkrachten, als je buiten tegenkomt ga ik je verkrachten, je moeder is een hoer. Toen wij bij zijn celdeur kwamen en door het glas de cel inkeken zag [verdachte] ons staan waarop hij direct weer tegen [slachtoffer 4] begon te schreeuwen en ik hoorde hem zeggen: ik sla je in elkaar, ik ga je pakken.
Uit het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 8 februari 2018 blijkt het volgende:
Omstreeks 21:10 vroeg de Avond Nacht en Weekendhoofd om te assisteren op de afdeling [afdeling] . Bij Dhr. [verdachte] aan de [adres 2] te [plaats] . Tijdens deze handeling wilde dhr. [verdachte] op 4 februari 2018 niet mee werken. De heer [verdachte] deed uitlatingen waar honden geen brood van lusten. Zoals ik hoorde: ik ga je zoon van 1 jaar verkrachten en je dochter van 5. Tegen de verpleegkundige riep hij dat zei kanker hoeren waren en dat hij de moeders van hun zou gaan verkrachten.
Uit het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 8 februari 2018 blijkt het volgende:
Ik ben werkzaam aan de [adres 2] te [plaats] . Op 4 februari 2018 ben ik ter plaatse gekomen. Tijdens de separatie heeft dhr. [verdachte] dreigementen geuit aan met name het adres van onze beveiliger [slachtoffer 5] . Dhr. [verdachte] deed uitspraken zoals ik hoorde: Ik weet waar je woont. Ik ga je kinderen verkrachten. Deze uitspraak werd meerdere malen door hem herhaald, Hij vertelde dat hij zijn zoon van 1 jaar en dochter van 5 jaar allebei zou verkrachten.
Het bewijs voor feit 7
Uit het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] namens [instelling 2] van 7 december 2016 blijkt het volgende:
Op dinsdag 6 december 2016 omstreeks 19.55 uur, was verpleegkundige [verpleegkundige] aan het werk op de afdeling [afdeling] . Verpleegkundige [verpleegkundige] hoorde lawaai op de gang. Het lawaai zou vanuit kamer [kamer] komen. Kamer [kamer] werd op dat moment bewoond door patiënt [verdachte] . Toen [verpleegkundige] de kamer van [verdachte] opging, zag ze dat er meerdere vernielingen waren gedaan aan het meubilair op de kamer. Ze zag namelijk de volgende vernielingen:
-gat in deur -wc bril afgebroken
-drie wanden bekrast waarbij er diepe groeven zijn ontstaan
-kapotte lichtschakelaar
-kapotte deurstop.
[verpleegkundige] zag dat [verdachte] op zijn kamer aanwezig was. Zij dag dat [verdachte] bloed op zijn handen had. Later op de avond bood [verdachte] zijn excuses aan voor de gepleegde vernielingen.
Uit de eigen waarneming van de rechtbank, van foto’s, vastgelegd in de fotobijlage behorende bij het proces-verbaal van aangifte van 22 december 2016 blijkt het volgende:
Op de foto’s op pagina 7 tot en met 11 van het proces-verbaal is te zien dat op verschillende plekken, te weten op de wanden en de lichtschakelaar, beschadigingen zitten.
Feiten 8 en 9
Omdat verdachte bij de politie en ter terechtzitting heeft bekend dat hij het onder feit 8 en 9 tenlastegelegde heeft gepleegd en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank voor dit feit niet opschrijven wat er in de bewijsmiddelen staat, maar enkel opsommen welke bewijsmiddelen zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsmiddelen in het dossier te vinden zijn.
De bewijsmiddelen voor feiten 8 en 9:
- de aangifte van [aangever 4] namens [slachtoffer 6] van 14 februari 2018;
- het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 6] van 3 april 2018;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] van 6 februari 2018;
- de bekennende verklaring van verdachte van 1 april 2018;
- de bekennende verklaring van verdachte van 22 november 2021.
Parketnummer 16/110524-19
Omdat verdachte bij de politie en ter terechtzitting heeft bekend dat hij het onder dit parketnummer tenlastegelegde heeft gepleegd en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank voor dit feit niet opschrijven wat er in de bewijsmiddelen staat, maar enkel opsommen welke bewijsmiddelen zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsmiddelen in het dossier te vinden zijn.
- de aangifte van [slachtoffer 8] van 27 november 2018;
- de bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 22 november 2021.
Parketnummer 16/100083-20
Omdat verdachte ter terechtzitting heeft bekend dat hij het onder feiten 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft gepleegd en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank voor dit feit niet opschrijven wat er in de bewijsmiddelen staat, maar enkel opsommen welke bewijsmiddelen zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsmiddelen in het dossier te vinden zijn.
De bewijsmiddelen voor feit 1:
- de aangifte van [aangever 5] namens [slachtoffer 1] van 12 april 2020;
- de bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 22 november 2021.
De bewijsmiddelen voor feiten 3 en 4:
- het proces-verbaal van bevindingen van 12 april 2020;
- het proces-verbaal van bevindingen van 12 april 2020;
- het proces-verbaal van bevindingen van 12 april 2020;
- het proces-verbaal van bevindingen van 12 april 2020;
- de bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 22 november 2021.
Parketnummer 16/102310-20
Het bewijs voor feit 1
Uit de gedragsaanwijzing van 14 april 2020 blijkt het volgende:
De officier van justitie beveelt de verdachte [verdachte] zich te onthouden van elke vorm van contact (zowel direct als indirect) met de volgende persoon: [slachtoffer 1] . De gedragsaanwijzing gaat in: met ingang van de dag van uitreiking en blijft van kracht voor een periode van 90 dagen.
Uit de akte van uitreiking van de gedragsaanwijzing van 14 april 2020 blijkt het volgende:
Gedragsaanwijzing – akte van uitreiking.
De gedragsaanwijzing jegens [verdachte] heb ik, ondergetekende, op 14 april 2020 om 13:50 uur uitgereikt aan de geadresseerde in persoon.
Uit het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 14 april 2020 blijkt het volgende:
Vanmiddag om 14:15 uur kreeg ik vijf berichtjes via WhatsApp van [verdachte] .
Uit de verklaring van verdachte ter zitting op 22 november 2021 blijkt het volgende:
Ik mocht na een paar dagen vast te hebben gezeten weer naar huis. De agent had tegen mij gezegd dat ik als ik slim was die brief die ik mee had gekregen zou openmaken.
Bewijsoverweging
Uit de akte van uitreiking van de gedragsaanwijzing blijkt dat verdachte om 13:50 uur de gedragsaanwijzing heeft ontvangen en ten bewijze daarvan zijn handtekening heeft gezet. Op de akte staat duidelijk dat het een gedragsaanwijzing betreft. Bovendien heeft de verbalisant nog tegen hem gezegd dat hij de brief moest lezen. Verdachte heeft de gedragsaanwijzing ontvangen na vrijlating voor de verdenking van een strafbaar feit gepleegd tegen [slachtoffer 1] . Door ervoor te kiezen de gedragsaanwijzing niet te lezen, maar wel diezelfde dag nog opnieuw contact op te nemen met [slachtoffer 1] heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij met deze handeling de gedragsaanwijzing zou overtreden. Verdachte heeft derhalve voorwaardelijk opzet gehad op het overtreden van de gedragsaanwijzing.
Feit 2
Omdat verdachte bij de politie en ter terechtzitting heeft bekend dat hij het onder feit 2 tenlastegelegde heeft gepleegd en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank voor dit feit niet opschrijven wat er in de bewijsmiddelen staat, maar enkel opsommen welke bewijsmiddelen zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsmiddelen in het dossier te vinden zijn.
De bewijsmiddelen voor feit 2:
- de aangifte van [slachtoffer 1] van 14 april 2020;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte van 15 april 2020.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.