ECLI:NL:RBMNE:2021:5953

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
C/16/523642 / HA ZA 21-439
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot verwijzing en voeging in jeugdzorgzaak tussen Gemeente Wijk bij Duurstede en diverse gedaagden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 december 2021 een tussenuitspraak gedaan in een incident dat door de Gemeente Wijk bij Duurstede was ingediend. De Gemeente vorderde verwijzing van de hoofdzaak naar de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, om deze te voegen met een eerder aanhangige zaak. De Gemeente stelt dat zij in de periode van 2015 tot 2021 jeugdzorg heeft ingekocht bij verschillende gedaagden, waaronder [gedaagde sub 5] c.s. en [gedaagde sub 1]. Er zijn misstanden aan het licht gekomen die hebben geleid tot een onderzoek door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. De Gemeente vordert terugbetaling van onverschuldigd betaalde zorggelden en schadevergoeding van de bestuurders van de betrokken gedaagden. De rechtbank oordeelt dat de procedures met elkaar verknocht zijn en dat het in het belang van de rechtspleging is om deze door één rechtbank te laten beslechten. De rechtbank wijst de vordering van de Gemeente toe en veroordeelt de gedaagden in de proceskosten van het incident. De zaak wordt verwezen naar de rechtbank Gelderland, waar deze van rechtswege wordt gevoegd met de eerder aanhangige zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/523642 / HA ZA 21-439
Vonnis in incident van 8 december 2021
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE WIJK BIJ DUURSTEDE,
zetelend te Wijk bij Duurstede,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaten mr. M. Mussche en mr. L.M. Smelik te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. G.J. Verduijn te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. G.J. Verduijn te Utrecht,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. G.J. Verduijn te Utrecht,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verweerder in het incident,
advocaat mr. G.J. Verduijn te Utrecht,
5. de stichting
[gedaagde sub 5],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. L.A.P. Arends te Nijmegen,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 6] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. L.A.P. Arends te Nijmegen.
Eiseres in de hoofdzaak en in het incident wordt hierna de Gemeente genoemd.
Gedaagden 1 tot en met 4 in de hoofdzaak en verweersters in het incident worden gezamenlijk het [gedaagde sub 1] c.s. genoemd. Afzonderlijk worden zij aangeduid als: het [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] .
Gedaagden 5 en 6 in de hoofdzaak en verweersters in het incident worden gezamenlijk [gedaagde sub 5] c.s. genoemd. Afzonderlijk worden zij aangeduid als: [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van de Gemeente van 14 juni 2021 (roldatum 23 juni 2021)
  • de incidentele conclusie tot verwijzing en voeging van de Gemeente
  • de incidentele conclusie van antwoord van [gedaagde sub 5] c.s.
  • de incidentele conclusie van antwoord van het [gedaagde sub 1] c.s.
1.2.
De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen, zodat de Gemeente kon reageren, uitsluitend op het primaire verweer van het [gedaagde sub 1] c.s. in haar incidentele conclusie van antwoord. Op de rol van 15 september 2021 heeft de Gemeente een akte genomen.
1.3.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft op de rol van 15 september 2021 bezwaar gemaakt tegen de akte van de Gemeente. Zij verzocht daarbij de rechtbank de akte te weigeren dan wel toe te staan dat zij zich daarover nog kan uitlaten. De Gemeente heeft, bij gelegenheid van het nemen van de bedoelde akte, verzocht deze ondanks het bezwaar van [gedaagde sub 1] c.s., toe te laten.
1.4.
Op 28 oktober 2021 informeerde de Gemeente de rechtbank per e-mail. Op 29 oktober 2021 verzocht het [gedaagde sub 1] c.s. de rechtbank om het bericht van 28 oktober 2021 buiten beschouwing te laten, waarop de Gemeente diezelfde dag reageerde.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

Beslissingen over de akte van de Gemeente en het bericht van 28 oktober 2021

2.1.
De rechtbank laat de akte van de Gemeente van 15 september 2021 toe. In tegenstelling tot wat het [gedaagde sub 1] c.s. betoogt, strekt de inhoud ervan niet verder dan waartoe de rechtbank gelegenheid had gegeven. Er bestaat daarom ook geen grond om [gedaagde sub 1] c.s. toe te staan nog op de akte te reageren. Het bericht van de Gemeente van 28 oktober 2021 wordt buiten beschouwing gelaten, reeds omdat de inhoud ervan niet van invloed is op de te nemen beslissing op het verwijzings- en voegingsverzoek.
Wat is de achtergrond van dit geschil?
2.2.
In haar dagvaarding stelt de Gemeente het volgende.
In de periode 2015 tot 2021 heeft zij jeugdzorg ingekocht bij, of anderszins overeenkomsten gesloten met [gedaagde sub 5] c.s. en het [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 5] c.s. exploiteert een franchiseformule voor het verlenen van jeugdzorg. Het [gedaagde sub 1] is daarvan een franchisenemer. [gedaagde sub 2] is sinds haar oprichting op 6 december 2016 aandeelhouder en bestuurder van het [gedaagde sub 1] . De heer en mevrouw [achternaam van de gedaagden sub 3 en 4] zijn de bestuurders van [gedaagde sub 2] en dus indirect bestuurders van het [gedaagde sub 1] .
In 2020 kwamen misstanden in het [gedaagde sub 1] aan het licht. Daarnaar is onderzoek gedaan waarin de misstanden werden bevestigd. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Jeugd en Veiligheid onderschreven de conclusies. Ook bij het handelen van franchisegever [gedaagde sub 5] c.s. werden vraagtekens gezet. Tegenover beperkte personele uitgaven stonden zeer aanzienlijke inkomsten. [gedaagde sub 5] c.s. en het [gedaagde sub 1] hebben grote bedragen aan zorggelden ten onrechte van de Gemeente ontvangen. Die zorggelden zijn via dividenduitkeringen en management- en huurvergoedingen door de bestuurders van [gedaagde sub 2] , de heer en mevrouw [achternaam van de gedaagden sub 3 en 4] , weggesluisd. Voor het incasseren van zorggelden voor welbewust niet geleverde of ondermaatse zorg zijn de (indirecte) bestuurders aansprakelijk. De gemeente vordert terugbetaling van het onverschuldigd betaalde aan [gedaagde sub 5] c.s. en het [gedaagde sub 1] en vordert schadevergoeding van de drie bestuurders.
Vordering en verweren in het incident
2.3.
De Gemeente vordert dat de hoofdzaak op grond van artikel 220 Rv. wordt verwezen naar de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, sector civiel, om te worden gevoegd met de eerder bij die rechtbank aanhangig gemaakte zaak met het zaaknummer / rolnummer 388171 / HA ZA 21-257. Die procedure heeft [gedaagde sub 5] c.s. op 26 april 2021 (roldatum 19 mei 2021) ingesteld tegen het [gedaagde sub 1] c.s. (op grond van het franchisenemerschap van [gedaagde sub 1] c.q. op grond van bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde sub 2] en de heer en mevrouw [achternaam van de gedaagden sub 3 en 4] als verantwoordelijke bestuurders), op basis van (grotendeels) dezelfde verwijten als de Gemeente in de onderhavige procedure aan [gedaagde sub 1] c.s. maakt. De bevoegdheid van de rechtbank Gelderland in die procedure berust op het feit dat in de franchiseovereenkomst tussen [gedaagde sub 5] en het [gedaagde sub 1] een forumkeuzebeding is opgenomen, waarbij de rechtbank Gelderland ( [gedaagde sub 5] is in haar rechtsgebied gevestigd) als bevoegde rechtbank is aangewezen.
2.4.
[gedaagde sub 5] c.s. onderschrijft de door de Gemeente genoemde samenhang tussen de twee procedures en redenen van doelmatigheid en procesefficiëntie. [gedaagde sub 5] c.s. heeft daarom geen bezwaar tegen de verwijzing en voeging.
2.5.
Het [gedaagde sub 1] c.s. voert het volgende verweer.
Primair voert zij aan dat de Gemeente in de dagvaarding ter onderbouwing van de relatieve bevoegdheid van de rechtbank Midden-Nederland zelf wijst op het forumkeuzebeding in zogenoemde COB-overeenkomsten met het [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 5] c.s. Het beding wijst als bevoegde rechter aan de rechter in het arrondissement waartoe de Gemeente behoort. De vorderingen van de Gemeente zijn feitelijk en juridisch gegrond op deze overeenkomst. Vanwege dit forumkeuzebeding en artikel 108 lid 1 Rv. is de rechtbank Midden-Nederland bij uitsluiting bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen. [gedaagde sub 1] c.s. kan niet worden afgehouden van deze exclusief bevoegde rechter op grond van andere wettelijke bepalingen die de relatieve bevoegdheid regelen. Subsidiair voert [gedaagde sub 1] c.s. aan dat geen sprake is van verknochtheid. In de procedure bij de rechtbank Gelderland staat de tussen [gedaagde sub 5] c.s. en het [gedaagde sub 1] c.s. gesloten franchiseovereenkomst centraal. In die procedure en bij die overeenkomst is de Gemeente geen partij, zodat een uitkomst in die procedure de Gemeente op geen enkele wijze zal binden. In déze procedure staan de overeenkomsten van de Gemeente met [gedaagde sub 5] c.s. en het [gedaagde sub 1] c.s. centraal. De uitkomst in deze procedure bindt gedaagden onderling niet in hun onderlinge rechtsverhouding. De uitkomst van de procedures hoeft over en weer niet te worden afgewacht, aldus het [gedaagde sub 1] c.s.
De motivering
2.6.
De rechtbank zal de incidentele vordering toewijzen om de volgende redenen.
2.7.
Voor de rechtbank is er geen twijfel over dat deze procedure en de procedure bij de rechtbank Gelderland met elkaar zijn verknocht. Inderdaad gaat het in de procedures om andere partijen die tegenover elkaar staan en zijn er (dus) ook andere rechtsverhoudingen en overeenkomsten die beoordeeld moeten worden. Dat laat onverlet dat de beide procedures grotendeels op dezelfde (gestelde) feiten en omstandigheden zijn gebaseerd. Bovendien strekt de procedure ten overstaan van de rechtbank Gelderland er toe dat [gedaagde sub 5] c.s. de beweerdelijk door haar geleden schade op het [gedaagde sub 1] c.s. kan verhalen en is de veronderstelling gerechtvaardigd dat de desbetreffende schadeplicht, voor zover daarvan sprake zal zijn, (tenminste voor een deel) samenvalt met de schadeplicht die de Gemeente in dit geding jegens het [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] c.s. gezamenlijk pretendeert. De juridische beoordelingen en beslissingen in de beide procedures zijn aldus onderling verweven. Zij dienen met elkaar in lijn te zijn en geen tegenstrijdigheden te behelzen. Bovendien is op die manier dubbel werk, door twee afzonderlijke rechters, te voorkomen. Dit voorkomen van dubbel werk dient een maatschappelijk belang: een doelmatige inzet van de middelen van de rechtspraak.
2.8.
Zoals al is gezegd onderschrijft [gedaagde sub 5] c.s. de samenhang met de procedure bij de rechtbank Gelderland, waarvan zíj, als eiser, de reikwijdte primair bepaalt, en heeft zij geen bezwaar tegen verwijzing en voeging. [gedaagde sub 5] c.s. houdt dus niet vast aan het forumkeuzebeding. Het [gedaagde sub 1] c.s. doet dat wel. Het beding schrijft voor dat een geschil tussen de betrokken contractspartners wordt voorgelegd aan de rechtbank van het arrondissement waarin de Gemeente is gevestigd, in casu Midden-Nederland. Omdat het beding niet aanknoopt bij de woonplaats van de contractspartners van de Gemeente, moet het worden geacht vooral in het belang van de Gemeente in de overeenkomst te zijn opgenomen. Daartoe bestaat temeer aanleiding nu het [gedaagde sub 1] c.s. in zijn franchiseovereenkomst met [gedaagde sub 5] heeft ingestemd met een forumkeuze voor de rechtbank Gelderland, het arrondissement waarin [gedaagde sub 5] is gevestigd. Ook dát beding zal (vooral) zijn overeengekomen in het belang van de wederpartij van het [gedaagde sub 1] c.s. Ook telt hier dat het [gedaagde sub 1] c.s. in de beide procedures betrokken is en dat zij, bij afwijzing van het verwijzingsverzoek, bepaalde proceshandelingen (zoals het bijwonen van de mondelinge behandeling) dubbel zal moeten verrichten, terwijl die proceshandelingen in de beide procedures bij toewijzing van het verzoek kunnen worden geconcentreerd. Van een belang van het [gedaagde sub 1] c.s. bij het vasthouden aan de forumkeuze is ook daarom niet gebleken, integendeel. Afweging van dit een en ander tegen het onder 2.7 omschreven belang de beide rechtszaken door één rechtbank te doen beslechten, leidt tot het oordeel dat het laatstbedoelde belang hier doorslaggevend is. Dat een forumkeuzebeding in beginsel tot de exclusieve bevoegdheid van de aangewezen rechter leidt, zoals het [gedaagde sub 1] c.s. aanvoert, is van onvoldoende gewicht om tot een ander oordeel te leiden. De incidentele vordering van de Gemeente moet daarom worden toegewezen.
2.9.
De verwijzing leidt van rechtswege tot voeging van de beide zaken.
2.10.
Het [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van de Gemeente begroot op € 563,00 aan salaris.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst de vordering toe,
3.2.
veroordeelt het [gedaagde sub 1] c.s. en [gedaagde sub 5] c.s. hoofdelijk in de kosten van het incident, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 563,00,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt, naar de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, sector civiel,
3.5.
stelt vast dat de onderhavige zaak van rechtswege is gevoegd met de bij die rechtbank aanhangige zaak met het zaaknummer / rolnummer 388171 / HA ZA 21-257.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Steenbergen, bijgestaan door mr. F.A.M. van Gils-Buiskool Toxopeus, en is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2021, in aanwezigheid van de rolgriffier.
FvG (4197)