ECLI:NL:RBMNE:2021:5947

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
UTR 21/193
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsvermogen in Wajong-zaak met autismespectrumstoornis en genderdysforie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, geboren in 1998, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een Wajong-uitkering. Eiser, die lijdt aan een autismespectrumstoornis, angstklachten, depressieve klachten, genderdysforie en een jeugdtrauma, heeft meerdere behandeltrajecten doorlopen en woont begeleid. Op 21 oktober 2019 heeft hij een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het Uwv op 28 januari 2020 werd afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond op 1 december 2020. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 3 juni 2021 werd duidelijk dat de rechtbank nadere informatie nodig had van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de behandelmogelijkheden van eiser. Na het indienen van een aanvullend rapport op 14 juli 2021, waarin werd gesteld dat eiser's arbeidsvermogen zich nog kan ontwikkelen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten op 5 oktober 2021. De rechtbank heeft de rapporten van het Uwv beoordeeld en geconcludeerd dat eiser ten minste één uur aaneengesloten kan werken en twee uur per dag belastbaar is, maar dat het ontbreken van duurzaam arbeidsvermogen niet voldoende gemotiveerd was.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv niet voldoende heeft onderbouwd dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiser niet duurzaam is, gezien de combinatie van zijn klachten en de lange duur van de benodigde behandelingen. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/193

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] ,eiser,

(gemachtigde: mr. J. Bel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: W.A. Postma).

Inleiding

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1998 en is op [geboortedatum] 2016 18 jaar geworden. Tijdens de middelbare schoolperiode is eiser gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis in combinatie met angstklachten en depressieve klachten. Daarnaast is eiser bekend met genderdysforie en een trauma uit zijn jeugd. Als gevolg van deze klachten heeft eiser meerdere behandeltrajecten doorlopen. Ten tijde van de behandeling van het beroep woont eiser begeleid bij [instellingsnaam] .
2. Op 21 oktober 2019 heeft eiser bij verweerder (hierna: het Uwv) een aanvraag ingediend voor beoordeling van zijn arbeidsvermogen. Het Uwv heeft deze aanvraag opgevat als een aanvraag tot toekenning van een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Met het besluit van 28 januari 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv geweigerd om aan eiser een Wajong-uitkering toe te kennen. Het Uwv heeft zich daarvoor gebaseerd op de rapporten van zijn arts en arbeidsdeskundige. Daaruit volgt dat eiser geen arbeidsvermogen heeft, maar dat hij dat in de toekomst nog wel kan ontwikkelen.
3. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Met de beslissing op bezwaar van 1 december 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Het Uwv heeft zich hiervoor gebaseerd op de rapporten van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Zij concluderen dat er geen aanleiding is om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
4. Het beroep van eiser is behandeld op de zitting van 3 juni 2021 via Skype. Eiser was bij de zitting aanwezig samen met zijn begeleider van [instellingsnaam] mevrouw [A] . Eiser is bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
5. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat zij nadere informatie nodig heeft van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de behandelmogelijkheden van eiser om tot een goede beoordeling van het beroep te kunnen komen. Het Uwv is daarom in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken een nadere onderbouwing van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep te overleggen. Met de brief van 14 juli 2021 heeft het Uwv een nader rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 juli 2021 overgelegd. Eiser heeft hier op 29 juli 2021 op gereageerd. Vervolgens heeft de rechtbank partijen op 9 augustus 2021 gevraagd om toestemming voor het sluiten van het onderzoek zonder nadere zitting. De rechtbank heeft van geen van de partijen een reactie ontvangen. Op 5 oktober 2021 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Het geschil

6. Uit de rapporten van de (verzekerings)artsen en arbeidsdeskundigen van het Uwv volgt dat eiser tenminste één uur aaneengesloten kan werken en twee uur per dag belastbaar is in arbeid, dat hij over basale werknemersvaardigheden beschikt en een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Eiser is het hier niet mee eens en heeft onderbouwd waarom hij vindt dat hij niet aan deze criteria voldoet.
7. Uit de rapporten van het Uwv volgt verder dat eiser nu niet over arbeidsvermogen beschikt, omdat hij niet gedurende vier uur per dag belastbaar is en ook niet gedurende twee uur per dag het wettelijk minimumloon kan verdienen. Volgens de (verzekerings)artsen is het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiser echter niet duurzaam, zodat eiser niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. Eiser is het daar niet mee eens en voert aan dat hij geen arbeidsvermogen kan ontwikkelen, en dat hij dus wel recht heeft op een Wajong-uitkering.
8. Het Uwv stelt zich op basis van de rapporten van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep en zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op het standpunt dat het arbeidsvermogen van eiser zich nog wel kan ontwikkelen en dat er dus terecht geen Wajong-uitkering is toegekend.

Beoordeling van het geschil

Beoordelingskader
9.1
Op grond van de artikelen 1a:1 en 1a:2 van de Wajong kan een recht op een
Wajong-uitkering ontstaan als een betrokkene als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
9.2
Artikel 1a, eerste lid, Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten bepaalt dat iemand ‘geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft’ indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
De criteria onder c. en d. zijn beoordeeld door een verzekeringsarts. De criteria onder a. en b. zijn beoordeeld door een arbeidsdeskundige.
9.3
In artikel 1a:1, onder 4, van de Wajong is vastgelegd dat onder ‘duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie’ de situatie wordt verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
9.4
De Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste rechter in Wajongzaken, hanteert strenge criteria voor de motivering van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe het arbeidsvermogen zich bij eiser kan ontwikkelen. Die inschatting moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij eiser op zijn 18e verjaardag aan de orde zijn. In het geval de inschatting berust op een medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor eiser. Uit de rapporten moet volgen wat de behandeling inhoudt en hoe en op welke wijze het arbeidsvermogen van eiser zich door die behandeling kan ontwikkelen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de CRvB van 5 april 2018 [1] .
Medische beoordeling
10. Eiser betwist dat hij tenminste één uur aaneengesloten of twee uur per dag belastbaar is. Ter onderbouwing beschrijft eiser dat hij in zijn dagelijks leven niet gedurende één uur aaneengesloten en in totaal nooit langer dan twee uur verspreidt over de dag een taak verricht die vergelijkbaar is met arbeid. Eiser heeft wel hobbies, maar die voert hij nooit langer dan een half uur achter elkaar uit. Daarnaast kan eiser zelfstandig huishoudelijke taken uitvoeren in zijn kamer, maar meestal heeft hij een week of soms zelfs een maand nodig om alle taken uit te voeren. Bij het plannen van de huishoudelijke taken wordt eiser bovendien ondersteund.
11. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij niet tenminste één uur aaneengesloten en twee uur per dag belastbaar is. De primaire arts heeft in zijn rapport van 23 januari 2020 beschreven dat eiser vanwege zijn psychische belemmeringen niet vier uur per dag belastbaar is, maar hij acht eiser wel twee uur per dag belastbaar omdat eiser in staat is om kortdurende activiteiten te ondernemen. Gelet op de eigen onderzoeksbevindingen tijdens het spreekuur vindt de primaire arts ook dat eiser één uur aaneengesloten kan werken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep neemt deze analyse van de primaire verzekeringsarts over en voegt daar aan toe dat bij eiser geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden of een volledig onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Met de onderbouwing van de primaire arts in combinatie met de bevindingen tijdens het spreekuurcontact en de toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk gemotiveerd dat eiser tenminste één uur aaneengesloten en twee uur per dag belastbaar is. Eiser heeft in beroep medische stukken ingebracht die de ernst van zijn klachten benadrukken. Naar het oordeel van de rechtbank is deze medische informatie echter geen onderbouwing voor eisers stelling dat hij niet tenminste één uur aaneengesloten en twee uur per dag belastbaar is. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Arbeidskundige beoordeling
12. Ten aanzien van de arbeidskundige beoordeling betwist eiser dat hij over basale werknemersvaardigheden beschikt. Volgens eiser is deze conclusie van de arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) alleen gebaseerd op het feit dat eiser in regulier onderwijs zijn havo-diploma en de propedeuse van zijn hbo-opleiding heeft behaald. Eiser stelt zich op het standpunt dat door de arbeidsdeskundigen ten onrechte niet is betrokken dat tijdens deze onderwijsperiode rekening werd gehouden met zijn beperkingen. Eiser verscheen regelmatig niet op school en meldde zich daarvoor ook niet af. Dit gedrag is volgens eiser niet passend bij afspraken die in een reguliere werksituatie moeten worden nagekomen.
13. De rechtbank geeft eiser op dit punt geen gelijk. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 27 november 2020 toegelicht waarom eiser beschikt over basale werknemersvaardigheden. Deze vaardigheden ontbreken bij verzekerden die forse beperkingen hebben ten aanzien van activiteiten zoals leren, toepassen van kennis en communicatie en menselijke interactie. Alhoewel eiser wel beperkingen heeft binnen deze vaardigheden is hij niet beperkt in het herinneren, richten van de aandacht en het ontwikkelen van vaardigheden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep baseert zich hiervoor op de oordeelsvorming van de primaire arts. Bij zijn oordeel betrekt hij ook het feit dat eiser een aantal opleidingen heeft gevolgd in het reguliere onderwijs. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep maakt inzichtelijk dat het volgen van onderwijs eiser mogelijk veel moeite heeft gekost, maar dat dit met name samenhangt met de verschillende prikkels, het volgen van projecten en het samenwerken tijdens zijn hbo-opleiding. Het enkele feit dat eiser al deze jaren wel in staat is geweest om regulier onderwijs te volgen, maakt volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende aannemelijk dat eiser over basale werknemersvaardigheden beschikte. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep met de gegeven toelichting voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat eiser over basale werknemersvaardigheden beschikte. Eiser heeft niet met medische stukken onderbouwd dat hij niet over basale werknemersvaardigheden beschikt. De beroepsgrond slaagt niet.
14. Eiser vindt dat hij niet in staat is tot het uitvoeren van een taak in een arbeidsorganisatie. Volgens eiser is het enige wat hij zelf doet het wekelijks controleren van zijn postvakje. Brieven opent hij met begeleiding en de administratie doet hij samen met zijn vader.
15. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vindt dat eiser wel een taak binnen een arbeidsorganisatie kan uitvoeren, als er sprake is van adequate begeleiding door bijvoorbeeld een jobcoach, die op de hoogte is van de problematiek en beperkingen van eiser. De beperkingen van eiser sluiten – zeker bij adequate begeleiding – geschiktheid voor een mentaal licht belastende en routinematige taak niet uit. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is eiser geschikt voor bijvoorbeeld licht administratief werk, zonder veel tijdsdruk, (intensieve) klantcontacten, (intensieve) samenwerking, dat in een prikkelarme werkomgeving kan worden uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld sorteren van post of scannen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat eiser in staat is om een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie.
Beoordeling van de duurzaamheid
16. Eiser is het niet eens met de beoordeling van de duurzaamheid van zijn beperkingen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Volgens eiser is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet voldoende concreet toegelicht wat de inhoud is van de voorgestelde behandelmogelijkheden en hoe de mogelijkheden van eiser tot arbeidsparticipatie zich door deze behandelmogelijkheden kunnen ontwikkelen. Bovendien past de conclusie dat de duurzaamheid ontbreekt volgens eiser niet bij de constatering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de voorgestelde behandeltrajecten nog zeer lange tijd in beslag zullen nemen. Eiser vindt dat de gevraagde concretisering ook ontbreekt in het aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 juli 2021. Eiser voegt daar nog aan toe dat hij al zeer veel behandeltrajecten heeft doorlopen en dat deze tot op heden niet hebben geleid tot een verbetering van zijn belastbaarheid of arbeidsvermogen.
17.1
De rechtbank geeft eiser op dit punt gelijk. In het aanvullend rapport van 13 juli 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd toegelicht dat er bij eiser geen sprake is van een progressief ziektebeeld of een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan de belastbaarheid van eiser verbeteren door het volgen van psychotherapeutische behandeling, een gespecialiseerd autismespectrumstoornis traject en een genderdysforietraject. Als deze behandeltrajecten worden ingezet, moet eiser volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in staat zijn om vaardigheden gericht op participatiemogelijkheden en basale werknemersvaardigheden te ontwikkelen. De voorgestelde behandeltrajecten zullen volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ongeveer drie tot vijf jaar in beslag nemen.
Gelet op de problematiek van eiser begrijpt de rechtbank de verschillende behandelmogelijkheden die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep worden voorgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt echter ook in het nadere rapport van 13 juli 2021 welke concrete resultaten met deze behandelingen behaald kunnen worden voor de verbetering van de belastbaarheid van eiser. Bovendien heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet bij zijn beoordeling betrokken of, en zo ja, op welke wijze de combinatie van klachten bij eiser invloed heeft op zijn mogelijkheden om arbeidsvermogen te ontwikkelen. Dit, terwijl ook volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij eiser sprake is van zeer forse klachten en beperkingen.
17.2
Daarnaast geldt dat nog niet alle behandeltrajecten zijn aangevangen. Het genderdysforietraject is bijvoorbeeld nog niet gestart. De verzekeringsarts bezwaar beroep schat in zijn aanvullend rapport van 13 juli 2021 dat het volledige behandeltraject drie tot vijf jaar in beslag kan nemen. Alhoewel het moeilijk is om de duur van het volledige behandeltraject in te schatten, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn schatting niet onderbouwd. Gelet op de combinatie van klachten en de daarvoor vereiste behandelingen is in ieder geval evident dat de verschillende behandeltrajecten veel tijd zullen kosten en dat het voltooien van de behandelingen een hele lange periode in beslag zal nemen. Nu vaststaat dat het voltooien van de behandeltrajecten nog lang op zich laat wachten, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiser niet duurzaam zou zijn. De beroepsgrond slaagt.
Wat betekent dit voor partijen?
18. Uit de voorgaande overwegingen volgt dat het beroep van eiser gegrond wordt verklaard. Het bestreden besluit van 1 december 2020 wordt daarom vernietigd. Het Uwv kan, gelet op de combinatie van zware klachten bij eiser en de lange duur van de behandeltrajecten, niet worden gevolgd in de conclusie dat het ontbreken van arbeidsmogelijkheden bij eiser niet duurzaam is. Het bestreden besluit is daarom niet deugdelijk gemotiveerd zodat het in strijd is met artikel 3:46 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
19. Gelet op de vernietiging van het bestreden besluit dient het Uwv een nieuwe beslissing te nemen op de bezwaren van eiser. De rechtbank ziet gelet op de voorgaande overwegingen geen aanleiding om eiser een Wajong-uitkering te weigeren. Als het Uwv toch vasthoudt aan zijn standpunt dat bij eiser geen sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsmogelijkheden, dan moet het Uwv dit standpunt vastleggen in een nieuwe, zorgvuldige medische beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank moet het Uwv zijn standpunt in dat geval onderbouwen met de visie van een expert op het gebied van autismespectrumstoornissen en genderdysforie. Daarnaast zal het Uwv de combinatie van deze problematiek en de gevolgen daarvan op de duurzaamheid bij zijn beoordeling moeten betrekken. Bij een eventueel nieuw besluit dient het Uwv ook een standpunt in te nemen over de vergoeding van eventuele proceskosten van eiser in bezwaar. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.

Conclusie

20. Het beroep van eiser is gegrond. Het Uwv moet een nieuw besluit nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van het bepaalde in deze uitspraak.
21. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, dient het Uwv het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- aan hem te vergoeden.
22. De rechtbank veroordeelt het Uwv daarnaast in de door eiser gemaakt proceskosten in deze beroepsprocedure. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen bij de digitale zitting, met een waarde per punt van € 748,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het Uwv op binnen om binnen acht weken na de dag van verzending van deze
uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze
uitspraak;
- bepaalt dat het Uwv het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- aan hem vergoedt;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is uitgesproken op 12 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
(De griffier is verhinderd (De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.) deze uitspraak te ondertekenen.)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.