4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Uit een
proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer]volgt onder meer het volgende:
Op 18 augustus 2021 was ik in mijn woning aan het [adres] te [woonplaats] . Ik deel deze kamer met [verdachte] . Ik kwam omstreeks 18:00 uur terug van mijn werk en ik vroeg aan [verdachte] of hij de woning kon opruimen. Ik hoorde dat hij boos werd en ik zag dat hij een mes in de hand had. Ik zag dat hij mij aanviel, ik dacht dat hij mij met de vuisten aanviel, maar dit bleek een mes te zijn. Ik omschrijf het mes als volgt:
- Keukenmes;
- 20 centimeter;
- Kleur: zwart met stipjes.
Ik zag dat hij probeerde om richting mijn hoofd te steken, hij raakte mij aan de linkerzijde van mijn neus. Ik heb toen mijn polsen voor mijn hoofd gehouden om mij af te schermen waardoor ik twee keer gestoken werd op mijn linker pols en één keer op de rechterhand ten hoogte van mijn pink. Ik merkte dat hij enkel in de richting van mijn hoofd stak, de wonden op mijn handen zijn dan ook ontstaan doordat ik mij probeerde af te weren. Het lukte mij toen om hem van mij af te duwen en naar buiten te rennen.
Uit de
letselrapportage van de Forensische Geneeskunde GGDvolgt onder meer het volgende:
Bij [slachtoffer] is op 24 augustus 2021 (zes dagen na het incident) letselonderzoek uitgevoerd.
Het betreft oppervlakkige huidletsels, bij inspectie diepste snijwond geen aanwijzingen voor letsel van zenuwen of pezen van de hand. De schatting van de duur van verdere genezing is twee weken. Het huidige tijdsinterval past bij de ouderdom van het letsel.
Bij dit onderzoek zijn vier genezende huidlittekens geconstateerd en door mij fotografisch vastgelegd. Concluderend betreft het:
- een chirurgisch met twee hechtingen herstelde snijwond ter hoogte van de linker pols aan de pinkzijde; er is nog één hechting aanwezig; de huid rondom vertoont een rode hof (door infectie onderhuids);
- drie krasverwondingen in de huid op linker neusrug, laag op de zijkant van de rechter onderarm met rode hof en laag op de rugzijde van de linker onderarm.
Snij- en steekwonden worden verklaard door de inwerking van klievend en/of perforerend scherprandig uitwendig mechanisch geweld, door (zich) snijden/steken met of aan een scherprandig en (in geval van een steekwond tevens) scherppuntig voorwerp of uitsteeksel van een groter object/ structuur. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat een scherp trauma in het gezicht steeds als potentieel ernstig invaliderend moet worden aanzien (omwille van de vitale structuren in de gezicht zoals ogen, neus, oren en mond, slagaderen en zenuwen vlak daaromheen). Gezien de plaats van de steekwond had dit incident kunnen leiden tot ernstig letsel van ogen, oren, neus, mond-/keelholte, bloedingen en uitval van zenuwfuncties in het gelaat.
De letsels kunnen goed passen bij steekverwondingen zoals bij afweerletsel.
Uit de
verklaring van getuige [getuige]volgt onder meer het volgende:
Het gaat over de buren van woonruimte 3. Op 18 augustus 2021 zei de jonge jongen tegen mij dat hij met een mes was aangevallen. Gezien de wonden leek het me aannemelijk dat hij met een mes was aangevallen, omdat de wonden ‘scherp’ waren.Hij bloedde wel, maar niet heel erg. Ik zag het mes op de tafel waar de oudere man zat. Het mes was een keukenmes. De jonge man trilde helemaal van angst of emotie meteen daarna.
Uit de
verklaring van verdachte ter terechtzittingvolgt onder meer het volgende:
Op 18 augustus 2021 had ik in mijn woning in Veenendaal ruzie met mijn huisgenoot [slachtoffer] . Ik had een mes in mijn hand.
Bewijsoverwegingen
Verklaring aangever of verdachte
De verklaring van aangever wordt ondersteund door het geconstateerde letsel zoals omschreven in de letselrapportage en de verklaring van getuige [getuige] , die ook het letsel waarneemt direct na het incident en die ziet dat aangever trilde van angst of emotie. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij werd aangevallen door aangever en toen een afwerende beweging heeft gemaakt met het mes in zijn hand, niet aannemelijk geworden omdat die verklaring geen steun vindt in het dossier. Dat er weinig bloed gevonden is, maakt dit niet anders.
Vrijspraak van het primaire en subsidiaire feit
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag van [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat op basis van de stukken die zich in het dossier bevinden niet kan worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het van het leven beroven van aangever. Alleen op basis van de verklaring van aangever kan wat gezegd worden over de gedragingen van verdachte. Echter die verklaring alleen geeft onvoldoende informatie over de feiten en omstandigheden (zoals de positie van aangever en verdachte, hoe vaak is er gestoken, in welke richting, met welke kracht, hoe dichtbij kwam het mes) met betrekking tot het steekincident om vast te kunnen stellen of de gedragingen van verdachte (naar hun uiterlijke verschijningsvorm) zozeer waren gericht op de dood van aangever dat deze niet anders kunnen worden uitgelegd dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van aangever heeft aanvaard. Dat aangever heeft verklaard dat verdachte zou hebben gezegd ‘ik ga je slachten’ maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.
De rechtbank spreekt verdachte ook vrij van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling. Voor een bewezenverklaring van zware mishandeling moet sprake zijn van zwaar lichamelijk letsel. Daarvan is in dit geval naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Aangever heeft enkel oppervlakkige huidletsels aan het incident overgehouden en er wordt geen blijvende schade verwacht. Er is wel medisch ingegrepen, maar de aard van dit ingrijpen (twee hechtingen) is niet zodanig dat dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Bewezenverklaring poging zware mishandeling
De rechtbank vindt wel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De rechtbank zal hierna uiteenzetten hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
(Voorwaardelijk) opzet en zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Hoewel er (zoals hiervoor overwogen) weinig informatie is over de feiten en omstandigheden met betrekking tot het steekincident, kan de rechtbank wel vaststellen dat verdachte met een mes in zijn hand stekende bewegingen heeft gemaakt richting het hoofd van aangever. Daarbij heeft verdachte het hoofd, meer specifiek het gezicht, van aangever geraakt. Ook heeft verdachte met het mes de polsen en handen van aangever geraakt, doordat aangever zich met zijn armen/handen probeerde te verweren. Naar de uiterlijke verschijningsvorm beoordeeld is het handelen van verdachte gericht geweest op en geschikt tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verdachte met een mes van circa 20 centimeter richting het hoofd van aangever heeft gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar onderdeel is van het lichaam. Aangever is ook geraakt in het gezicht, waar zich vitale structuren bevinden (de ogen, neus, oren, mond en de slagaderen en zenuwen daaromheen). Hij heeft zichzelf tegen het handelen van verdachte geweerd door zijn hoofd met zijn armen te beschermen. Uit het letsel op de handen en polsen van aangever leidt de rechtbank af dat verdachte ook toen zijn geweldshandelingen niet direct heeft gestaakt. Aangever is uiteindelijk zelf weggerend. Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met de door hem verrichte geweldshandelingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangever zwaar lichamelijk letsel had kunnen toebrengen.
Noodweerverweer
Voor een geslaagd beroep op noodweer dient sprake te zijn van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding, waartegen de verdachte zich noodzakelijkerwijs diende te verdedigen.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte dat sprake was van een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden, omdat verdachte steeds (bij de politie, bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting) een wisselende verklaring heeft afgelegd over het incident en het verhaal van verdachte geen verklaring geeft voor de aard en de plaats van het letsel bij aangever.
Nu niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een noodweersituatie, wordt het beroep op noodweer verworpen. De rechtbank verwerpt ook het beroep op noodweerexces, nu er geen sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, zoals hiervoor overwogen.