ECLI:NL:RBMNE:2021:5937

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
16.222637.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en zware mishandeling, veroordeling poging tot zware mishandeling met gevangenisstraf

Op 9 december 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 augustus 2021 in Veenendaal betrokken was bij een steekincident. De verdachte werd primair beschuldigd van poging tot doodslag en subsidiair van zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer niet voldoende steun vonden in het dossier om tot een veroordeling te komen voor deze feiten. Echter, de rechtbank vond wel dat er voldoende bewijs was voor poging tot zware mishandeling, omdat de verdachte met een mes stekende bewegingen had gemaakt richting het hoofd van het slachtoffer, wat had kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat er geen sprake was van een noodweersituatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.222637.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats] , Litouwen,
verblijvende aan het [adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in P.I. Grave,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Primair: op 18 augustus 2021 te Veenendaal heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door met een mes meerdere stekende bewegingen richting zijn gezicht en/of keel/nek te maken en in zijn gezicht en/of handen en/of polsen te steken;
subsidiair is dit ten laste gelegd als zware mishandeling;
meer subsidiair is dit ten laste gelegd als een poging tot zware mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De verklaring van aangever vindt ondersteuning in overige bewijsmiddelen. Dat maakt de verklaring van aangever betrouwbaar en volgens vaste jurisprudentie kan de gehele verklaring van aangever dan voor het bewijs gebruikt worden. Het ongecontroleerd met een mes meermalen insteken op een persoon in de richting van het hoofd dient te worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer(exces) verworpen dient te worden; primair omdat het verweer dat verdachte uit noodweer(exces) zou hebben gehandeld feitelijke grondslag mist en subsidiair omdat het niet aannemelijk is gemaakt dat verdachte zich heeft moeten verweren tegen aangever.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integraal vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, omdat de verklaring van verdachte over wat er zou zijn voorgevallen aannemelijker is dan de verklaring van aangever. De verklaring van verdachte past beter bij het letsel en de overige bewijsmiddelen dan de verklaring van aangever. De verklaring van aangever is niet betrouwbaar. De verklaring van verdachte houdt in dat hij aangever niet heeft aangevallen of heeft geraakt met een mes. Als wordt uitgegaan van die verklaring in plaats van de verklaring van aangever, dan is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde varianten, omdat er geen sprake was van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het overlijden van aangever dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever. De raadsvrouw heeft ook betwist dat er sprake zou zijn van zwaar lichamelijk letsel, gelet op de aard van het letsel (enkel schrammen en een wond bij de pols, die niet diep is), het ontbreken van medisch ingrijpen en de omstandigheid dat er geen sprake is van blijvende of langdurige pijn en/of blijvend letsel. Daarom dient verdachte te worden vrijgesproken van het subsidiaire en meer subsidiaire feit.
Noodweer(exces)verweer
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte een geslaagd beroep kan doen op noodweer. Dit betekent ten aanzien van het primair ten laste gelegde dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, en ten aanzien van het subsidiaire en meer subsidiaire dient vrijspraak te volgen.
De verdediging is van oordeel dat het dossier meer ondersteuning biedt voor het scenario zoals geschetst door verdachte dan voor de verklaring van aangever over het incident, temeer omdat de verdediging de verklaring van aangever onbetrouwbaar acht. De verklaring van verdachte luidt dat hij in zijn woning onverwachts werd aangevallen door aangever die hem sloeg en schopte. Om zichzelf te verdedigen heeft verdachte zich met zijn handen, terwijl hij in één hand een mes hield, tegen aangever verweerd. Dat mes had verdachte al in zijn hand en heeft hij er niet bewust bij gepakt. Het handelen van verdachte voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het was niet mogelijk voor verdachte om zich te onttrekken aan de situatie, gelet op de korte tijdspanne, de onverhoedse aanval en de feitelijke situatie in de woning (aangever stond in de loop naar de uitgang). Verdachte kan daarom een beroep doen op noodweer.
Door verdediging is voorts betoogd dat er sprake zou zijn van noodweerexces gelet op de hevige gemoedsbeweging die de wederrechtelijke aanranding heeft veroorzaakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Uit een
proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer]volgt onder meer het volgende:
Op 18 augustus 2021 was ik in mijn woning aan het [adres] te [woonplaats] . Ik deel deze kamer met [verdachte] . Ik kwam omstreeks 18:00 uur terug van mijn werk en ik vroeg aan [verdachte] of hij de woning kon opruimen. Ik hoorde dat hij boos werd en ik zag dat hij een mes in de hand had. Ik zag dat hij mij aanviel, ik dacht dat hij mij met de vuisten aanviel, maar dit bleek een mes te zijn. Ik omschrijf het mes als volgt:
- Keukenmes;
- 20 centimeter;
- Kleur: zwart met stipjes. [2]
Ik zag dat hij probeerde om richting mijn hoofd te steken, hij raakte mij aan de linkerzijde van mijn neus. Ik heb toen mijn polsen voor mijn hoofd gehouden om mij af te schermen waardoor ik twee keer gestoken werd op mijn linker pols en één keer op de rechterhand ten hoogte van mijn pink. Ik merkte dat hij enkel in de richting van mijn hoofd stak, de wonden op mijn handen zijn dan ook ontstaan doordat ik mij probeerde af te weren. Het lukte mij toen om hem van mij af te duwen en naar buiten te rennen. [3]
Uit de
letselrapportage van de Forensische Geneeskunde GGDvolgt onder meer het volgende:
Bij [slachtoffer] is op 24 augustus 2021 (zes dagen na het incident) letselonderzoek uitgevoerd. [4]
Het betreft oppervlakkige huidletsels, bij inspectie diepste snijwond geen aanwijzingen voor letsel van zenuwen of pezen van de hand. De schatting van de duur van verdere genezing is twee weken. Het huidige tijdsinterval past bij de ouderdom van het letsel.
Bij dit onderzoek zijn vier genezende huidlittekens geconstateerd en door mij fotografisch vastgelegd. Concluderend betreft het:
- een chirurgisch met twee hechtingen herstelde snijwond ter hoogte van de linker pols aan de pinkzijde; er is nog één hechting aanwezig; de huid rondom vertoont een rode hof (door infectie onderhuids);
- drie krasverwondingen in de huid op linker neusrug, laag op de zijkant van de rechter onderarm met rode hof en laag op de rugzijde van de linker onderarm.
Snij- en steekwonden worden verklaard door de inwerking van klievend en/of perforerend scherprandig uitwendig mechanisch geweld, door (zich) snijden/steken met of aan een scherprandig en (in geval van een steekwond tevens) scherppuntig voorwerp of uitsteeksel van een groter object/ structuur. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat een scherp trauma in het gezicht steeds als potentieel ernstig invaliderend moet worden aanzien (omwille van de vitale structuren in de gezicht zoals ogen, neus, oren en mond, slagaderen en zenuwen vlak daaromheen). Gezien de plaats van de steekwond had dit incident kunnen leiden tot ernstig letsel van ogen, oren, neus, mond-/keelholte, bloedingen en uitval van zenuwfuncties in het gelaat.
De letsels kunnen goed passen bij steekverwondingen zoals bij afweerletsel. [5]
Uit de
verklaring van getuige [getuige]volgt onder meer het volgende:
Het gaat over de buren van woonruimte 3. Op 18 augustus 2021 zei de jonge jongen tegen mij dat hij met een mes was aangevallen. Gezien de wonden leek het me aannemelijk dat hij met een mes was aangevallen, omdat de wonden ‘scherp’ waren. [6] Hij bloedde wel, maar niet heel erg. Ik zag het mes op de tafel waar de oudere man zat. Het mes was een keukenmes. De jonge man trilde helemaal van angst of emotie meteen daarna. [7]
Uit de
verklaring van verdachte ter terechtzittingvolgt onder meer het volgende:
Op 18 augustus 2021 had ik in mijn woning in Veenendaal ruzie met mijn huisgenoot [slachtoffer] . Ik had een mes in mijn hand. [8]
Bewijsoverwegingen
Verklaring aangever of verdachte
De verklaring van aangever wordt ondersteund door het geconstateerde letsel zoals omschreven in de letselrapportage en de verklaring van getuige [getuige] , die ook het letsel waarneemt direct na het incident en die ziet dat aangever trilde van angst of emotie. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij werd aangevallen door aangever en toen een afwerende beweging heeft gemaakt met het mes in zijn hand, niet aannemelijk geworden omdat die verklaring geen steun vindt in het dossier. Dat er weinig bloed gevonden is, maakt dit niet anders.
Vrijspraak van het primaire en subsidiaire feit
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag van [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat op basis van de stukken die zich in het dossier bevinden niet kan worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het van het leven beroven van aangever. Alleen op basis van de verklaring van aangever kan wat gezegd worden over de gedragingen van verdachte. Echter die verklaring alleen geeft onvoldoende informatie over de feiten en omstandigheden (zoals de positie van aangever en verdachte, hoe vaak is er gestoken, in welke richting, met welke kracht, hoe dichtbij kwam het mes) met betrekking tot het steekincident om vast te kunnen stellen of de gedragingen van verdachte (naar hun uiterlijke verschijningsvorm) zozeer waren gericht op de dood van aangever dat deze niet anders kunnen worden uitgelegd dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van aangever heeft aanvaard. Dat aangever heeft verklaard dat verdachte zou hebben gezegd ‘ik ga je slachten’ maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.
De rechtbank spreekt verdachte ook vrij van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling. Voor een bewezenverklaring van zware mishandeling moet sprake zijn van zwaar lichamelijk letsel. Daarvan is in dit geval naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Aangever heeft enkel oppervlakkige huidletsels aan het incident overgehouden en er wordt geen blijvende schade verwacht. Er is wel medisch ingegrepen, maar de aard van dit ingrijpen (twee hechtingen) is niet zodanig dat dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Bewezenverklaring poging zware mishandeling
De rechtbank vindt wel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De rechtbank zal hierna uiteenzetten hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
(Voorwaardelijk) opzet en zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Hoewel er (zoals hiervoor overwogen) weinig informatie is over de feiten en omstandigheden met betrekking tot het steekincident, kan de rechtbank wel vaststellen dat verdachte met een mes in zijn hand stekende bewegingen heeft gemaakt richting het hoofd van aangever. Daarbij heeft verdachte het hoofd, meer specifiek het gezicht, van aangever geraakt. Ook heeft verdachte met het mes de polsen en handen van aangever geraakt, doordat aangever zich met zijn armen/handen probeerde te verweren. Naar de uiterlijke verschijningsvorm beoordeeld is het handelen van verdachte gericht geweest op en geschikt tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verdachte met een mes van circa 20 centimeter richting het hoofd van aangever heeft gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar onderdeel is van het lichaam. Aangever is ook geraakt in het gezicht, waar zich vitale structuren bevinden (de ogen, neus, oren, mond en de slagaderen en zenuwen daaromheen). Hij heeft zichzelf tegen het handelen van verdachte geweerd door zijn hoofd met zijn armen te beschermen. Uit het letsel op de handen en polsen van aangever leidt de rechtbank af dat verdachte ook toen zijn geweldshandelingen niet direct heeft gestaakt. Aangever is uiteindelijk zelf weggerend. Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met de door hem verrichte geweldshandelingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangever zwaar lichamelijk letsel had kunnen toebrengen.
Noodweerverweer
Voor een geslaagd beroep op noodweer dient sprake te zijn van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding, waartegen de verdachte zich noodzakelijkerwijs diende te verdedigen.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte dat sprake was van een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden, omdat verdachte steeds (bij de politie, bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting) een wisselende verklaring heeft afgelegd over het incident en het verhaal van verdachte geen verklaring geeft voor de aard en de plaats van het letsel bij aangever.
Nu niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een noodweersituatie, wordt het beroep op noodweer verworpen. De rechtbank verwerpt ook het beroep op noodweerexces, nu er geen sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, zoals hiervoor overwogen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 18 augustus 2021 te Veenendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes, meerdere stekende bewegingen in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] heeft gemaakt en die [slachtoffer] met een mes, in het gezicht en de handen en de polsen, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat aansluiting dient te worden gezocht bij de richtlijnen van het LOVS en de richtlijnen van het OM voor een poging tot zware mishandeling. Ook dient rekening te worden gehouden met de lichte gevolgen voor aangever en het feit dat verdachte geen recidive heeft voor een (ernstig) geweldsdelict. Ten aanzien van de houding van verdachte in het onderzoek heeft de raadsvrouw expliciet aangevoerd dit niet in strafverzwarende zin mee te nemen, nu verdachte niet agressief is maar wanhopig en in eerste instantie (bij het NIFP-consult) meewerkend was. Alles afwegende heeft de verdediging verzocht tot het opleggen van een straf gelijk aan het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn huisgenoot met een mes. Het slachtoffer heeft als gevolg hiervan (licht) fysiek letsel opgelopen en hij heeft daarnaast mentale problemen aan het incident overgehouden. Het is goed mogelijk dat het fysieke letsel ernstigere vormen had kunnen aannemen als het slachtoffer zichzelf niet had verweerd of weg had kunnen komen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij een ruzie op deze manier heeft laten escaleren en aangever op deze gevaarlijke manier heeft aangevallen.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie (Nederland) betreffende verdachte van 19 augustus 2021;
- een uittreksel justitiële documentatie (buitenland) betreffende verdachte van 19 augustus 2021;
- een reclasseringsadvies van 16 november 2021, uitgebracht door Reclassering Nederland;
- een psychologisch rapport van 14 november 2021, uitgebracht door drs. T. ‘t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog.
Uit de uittreksels blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. De rechtbank verbindt hier in het kader van de strafoplegging geen gevolgen aan.
De rechtbank heeft in het advies gelezen dat de reclassering geen risico’s kon inschatten, nu verdachte ontkent en zich afwijzend opstelde jegens de reclassering. Ook heeft verdachte geweigerd mee te werken aan het psychologisch onderzoek, waardoor de psycholoog geen onderzoeksvragen heeft kunnen beantwoorden. De reclassering ziet geen aanknopingspunten voor interventies of begeleiding van verdachte.
Strafoplegging
Door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn oriëntatiepunten ontwikkeld die rechtbanken kunnen gebruiken bij de straftoemeting. De oriëntatiepunten gaan voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) uit van een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden. De rechtbank overweegt dat in onderhavige zaak sprake is van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en dat dit maakt dat het oriëntatiepunt met een derde deel naar beneden wordt bijgesteld (vergelijkbaar met het strafmaximum dat op grond van artikel 45 lid 2 Sr bij een poging met een derde wordt verminderd). De rechtbank houdt verder rekening met de omstandigheid dat aangever relatief licht letsel aan het incident heeft overgehouden.
Op basis van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Omdat de rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie (geen poging tot doodslag maar een poging tot zware mishandeling), wijkt de rechtbank fors af van de door de officier van justitie geëiste strafoplegging.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van vier maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mrs. Y.M. Vanwersch en D.J. Stahlie-van der Flier, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 december 2021. De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 augustus 2021 te Veenendaal, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven,
met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere
stekende bewegingen in de richting van het gezicht, althans het hoofd, en/of de
keel/nek van die [slachtoffer] heeft gemaakt en/of
die [slachtoffer] (met kracht) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp,
in het gezicht en/of in de hand(en) en/of de pols(en), althans in het lichaam, heeft
gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 augustus 2021 te Veenendaal, althans in Nederland,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere steekwond(en) in het gezicht
en/of de handen en/of de polsen, althans in het lichaam, heeft toegebracht, met
littekenvorming ten gevolge, door
met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere
stekende bewegingen in de richting van het gezicht, althans het hoofd, en/of de
keel/nek te maken en/of
die [slachtoffer] (met kracht) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp,
in het gezicht en/of de handen en/of de polsen, althans in het lichaam, te steken/ te
snijden;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 augustus 2021 te Veenendaal, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere
stekende bewegingen in de richting van het gezicht, althans het hoofd, en/of de
keel/nek van die [slachtoffer] heeft gemaakt en/of
die [slachtoffer] (met kracht) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp,
in het gezicht en/of de handen en/of de polsen, althans in het lichaam, heeft
gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 oktober 2021, genummerd PL0900-2021263833, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 69. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen worden zakelijk weergegeven.
2.Een proces-verbaal van aangifte van 18 augustus 2021, pagina 21.
3.Een proces-verbaal van aangifte van 18 augustus 2021, pagina 22.
4.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, Sv, te weten een letselrapportage van 26 augustus 2021, opgemaakt door F. Woonink, forensisch arts, pagina 58.
5.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, Sv, te weten een letselrapportage van 26 augustus 2021, opgemaakt door F. Woonink, forensisch arts, pagina 59.
6.Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 24 augustus 2021, pagina 56.
7.Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 24 augustus 2021, pagina 57.
8.Een proces-verbaal ter terechtzitting van 25 november 2021.