ECLI:NL:RBMNE:2021:5934

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
UTR 21/3440
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Tozo-uitkering wegens niet voldoen aan doelgroepcriteria

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De eiser had een aanvraag ingediend voor algemene bijstand op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), welke aanvraag door verweerder op 21 januari 2021 was afgewezen. Het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 2 juli 2021 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde bij de rechtbank.

Tijdens de zitting, die via een beeldverbinding plaatsvond, werd de zaak behandeld. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, betoogde dat hij recht had op de Tozo-uitkering, omdat hij als zelfstandige werkte en door de coronacrisis in financiële problemen was geraakt. De rechtbank oordeelde echter dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat eiser niet meer als zelfstandige kon worden aangemerkt. Dit was niet het gevolg van de coronacrisis, maar van persoonlijke omstandigheden, namelijk een brand in Frankrijk die zijn rijbewijs en andere belangrijke documenten had verwoest.

De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldeed aan de doelgroepcriteria van de Tozo, die specifiek gericht zijn op zelfstandigen die door de coronacrisis in financiële problemen zijn gekomen. De rechtbank wees het beroep van eiser ongegrond en verklaarde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3440
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Sietsma),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mw. W. van Beveren).

Procesverloop

In het besluit van 21 januari 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om algemene bijstand voor levensonderhoud op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) afgewezen.
In het besluit van 2 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser heeft gevraagd om vrijstelling van het griffierecht. Dit wordt verzoek wordt toegewezen.
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser werkte als zelfstandige bij de [bedrijf] in Utrecht. Eiser ontving eerder bijstand op grond van de Tozo. Deze uitkering is echter ingetrokken, omdat eiser volgens de Basisregistratie Personen (BRP) sinds 6 november 2020 niet meer in Nederland woonde. Eiser was vertrokken naar Frankrijk om daar een nieuw leven op te bouwen. Dit was niet gelukt, omdat eisers huis in Frankrijk was afgebrand. Terug in Nederland heeft eiser opnieuw een aanvraag gedaan om bijstand voor levensonderhoud op grond van de Tozo.
4. Verweerder heeft deze aanvraag van eiser afgewezen, omdat eiser niet behoort tot de doelgroep van de Tozo. [1] De reden daarvoor is dat eiser geen zelfstandige (meer) is in de zin van de Tozo. [2] Dat eiser is gestopt met zijn werkzaamheden als taxichauffeur is namelijk niet het gevolg van de coronacrisis, maar van de brand in Frankrijk. Bij deze brand zijn de persoonlijke spullen van eiser, waaronder zijn chauffeurspas en rijbewijs, verbrand.
5. Eiser is het niet eens met het besluit van verweerder. Eiser is aangewezen op zijn werk als zelfstandige om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Eiser kon alleen niet werken, omdat hij geen geld had om een nieuw rijbewijs aan te vragen. Daarnaast is het bestreden besluit in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Eiser wijst in het bijzonder op het zorgvuldigheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.
6. De rechtbank oordeelt dat het betoog van eiser niet slaagt. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
7. De reden dat eiser niet meer werkt als taxichauffeur is dat zijn rijbewijs verbrand is. Dit heeft eiser ook zelf verklaard. Verweerder stelt daarom terecht dat het feit dat eiser niet langer als zelfstandige werkt niet het gevolg is van de coronacrisis, maar van de brand in Frankrijk. Zoals blijkt uit de tekst van de Tozo en de nota van toelichting [3] op de Tozo is de doelgroep van het besluit zelfstandigen, die worden geconfronteerd met financiële problemen als gevolg van de coronacrisis. Nu de financiële problemen van eiser niet zijn ontstaan als gevolg van de coronacrisis valt eiser niet binnen de doelgroep van de Tozo. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 21 juli 2021. [4]
8. De stelling van eiser dat hij alleen niet kon werken omdat hij voorlopig geen geld had om een nieuw rijbewijs aan te vragen, leidt niet tot een ander oordeel. Uit deze verklaring blijkt namelijk niet dat eiser als gevolg van de coronacrisis geen geld had om een nieuw rijbewijs aan te vragen en daarom niet kon werken als zelfstandige. Dat eiser al die tijd wel stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, maakt het naar het oordeel van de rechtbank ook niet anders.
9. Het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel slaagt ook niet. Verweerder stelt daarover terecht dat het enkele feit dat tegen eiser is gezegd dat hij een nieuwe aanvraag moest indienen en een voorschot kreeg, niet kan leiden tot de conclusie dat sprake is van opgewekt vertrouwen. Het onderzoek naar het recht op bijstand op grond van de Tozo moest nog plaatsvinden. Tot slot is het de rechtbank niet gebleken dat het besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
10. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verweerder eisers aanvraag om een uitkering op grond van de Tozo terecht heeft afgewezen.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
12. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2021 door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.als bedoeld in artikel 2 van de Tozo.
2.als bedoeld in artikel 1 van de Tozo.
3.Stb. 2020, 118.