Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 2]
1.De procedure
- de dagvaarding met daarbij de producties 1 tot en met 21
- de conclusie van antwoord met daarbij de producties 1 tot en met 3.
- de akte verandering/vermeerdering van eis met daarbij gevoegd de producties 22 tot en
met 25 a t/m 25m
2.Inleiding
3.De feiten en de vorderingen van [eiseres]
-behandelingen. [onderneming 1] deed dat vanuit door haar gehuurde bedrijfslocaties, onder andere in [plaatsnaam 2] , [plaatsnaam 3] en [plaatsnaam 1] . In [plaatsnaam 1] deed zij dat onder de naam [handelsnaam van onderneming 1] [plaatsnaam 1] .
-behandelingen uitgevoerd door [onderneming 2] . Daarbij fungeerde [onderneming 1] als toeleverancier. Een gedeelte van de inkoop van (bloed-)onderzoeken vond nog via [onderneming 1] plaats en personeel, dat feitelijk werkzaam was voor [onderneming 2] en [gedaagde sub 1] , stond op de loonlijst van [onderneming 1] . [onderneming 1] had vanaf het moment van deze werkwijze geen of nauwelijks inkomsten of andere activa. Zodra [onderneming 1] betalingen moest verrichten aan bijvoorbeeld laboratoria en aan het personeel dat bij haar op de loonlijst stond, werden de daarvoor benodigde middelen door [gedaagde sub 1] en [onderneming 2] overgemaakt naar [onderneming 1] .
Ook heeft [onderneming 1] (in de persoon van haar indirect bestuurder [gedaagde sub 2] ) [eiseres] op
6 februari 2019 op staande voet ontslagen.
1. [gedaagde sub 1] als bestuurder van [onderneming 1] onrechtmatig tegenover [eiseres] heeft
gehandeld en voor de schade voortvloeiend uit dit onrechtmatig handelen
aansprakelijk is
2. [gedaagde sub 2] als bestuurder van [gedaagde sub 1] ex artikel 2:11 BW tegenover [eiseres]
hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade voortvloeiend uit het
onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] als bestuurder van [onderneming 1] , nu [gedaagde sub 1]
als bestuurder van [onderneming 1] jegens [eiseres] aansprakelijk is
3. [gedaagde sub 2] als (feitelijk) handelend (middellijk) bestuurder c.q. (feitelijk)
beleidsbepaler van [onderneming 1] door gelden te (doen) (laten) onttrekken aan
en naar zichzelf en/of andere aan hem toebehorende c.q. aan hem
gelieerde rechtspersonen te laten vloeien, onrechtmatig heeft gehandeld
jegens [eiseres] en voor de schade voortvloeiend uit dat handelen
aansprakelijk is.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van:4.
primair:
a. € 61.391,66 aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke
(handels)rente vanaf 10 juli 2019 tot de dag van voldoening, en
vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf
10 februari 2021 (de dag van dagvaarding) tot de dag van
voldoening
wettelijke (handels)rente en buitengerechtelijke
incassokosten te vermeerderen met wettelijke (handels)rente, op
te maken bij staat, en
d. een voorschot op de schadevergoeding van € 55.000 te
vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf
10 juli 2019 tot de dag van voldoening, en
€ 1.325 te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf
10 februari 2021 (de dag van dagvaarding) tot de dag van
voldoening
wettelijke (handels)rente vanaf de datum van het verzoekschrift tot failliet-
verklaring tot de dag van voldoening
conservatoir beslag van € 305,54 + € 309 te vermeerderen met de wettelijke
(handels)rente vanaf 10 februari 2021 (de dag van dagvaarding) tot de dag van
voldoening.
4.De beoordeling
Bestuurdersaansprakelijkheid
1. er is sprake van benadeling van een schuldeiser van een vennootschap door het
onbetaald en onverhaalbaar blijven van de vordering van de schuldeiser, en
vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt, en
gegeven omstandigheden zo onzorgvuldig dat hem daarvan persoonlijk een ernstig
verwijt kan worden gemaakt.
Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast
te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de
door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot
gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen
verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Er kunnen echter
ook andere omstandigheden zijn op grond waarvan een ernstig verwijt kan worden
aangenomen (Hoge Raad 8 december 2006, NJ 2006/659, Ontvanger/ [achternaam 1] ).
- boedelvordering van de curator tot betaling van zijn salaris p.m.
- boedelvordering van het UWV € 45.414,45
- preferente vordering van de fiscus € 79.966
- preferente vordering van het UWV € 74.462,07
- preferente vorderingen van (ex-)werknemers van [onderneming 1] ,
waaronder die van [eiseres] p.m
a. [gedaagde sub 2] stelt, zoals hiervoor ook al is vermeld, dat hij er van overtuigd is dat [onderneming 1]
tegen die aanvraag geen verweer gevoerd.
BV is het volgende vermeld:
Op 3 september 2019 hebben […] (Manager Financiën en Commercie [handelsnaam van onderneming 3] ) en […](Bestuurssecretaris [handelsnaam van onderneming 3] ) een bezoek gebracht aan [onderneming 2] in [plaatsnaam 1] om te praten over de gang van zaken en de facturen. In dat overleg gaf de heer [gedaagde sub 2] onder andere aan dat hij de vennootschap [onderneming 1] B.V. bewust en moedwillig failliet heeft laten gaan en dat hij ervoor zou zorgen dat de schuldeisers van van [onderneming 1] niets zullen ontvangen.”.
juistheid van deze schriftelijke verklaring te twijfelen.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als (indirect) bestuurders van [onderneming 1] onrechtmatig hebben gehandeld tegenover [eiseres] door te bewerkstelligen dat [onderneming 1] haar betalingsverplichtingen op grond van de uitspraken van 1 mei 2019 en 10 juli 2019 niet nakwam.
a. € 825 dat [eiseres] in verband met de executie van deze uitspraken heeft ontvangen,
ontvangen
ontvangen.
- datgene waartoe zij is veroordeeld bij de beschikking van 10 juli 2019
vonnis van 1 mei 2019 is veroordeeld
10 juli 2019 en 1 mei 2019 zijn gemaakt. (zie 4.5.)
10 juli 2019 en 1 mei 2019 te vorderen heeft.
€ 61.391,66 te vermeerderen met wettelijke rente (3.17.4 onder a) wordt gelet op de hiervoor genoemde onduidelijkheden afgewezen.
In dit verband wordt nog opgemerkt dat het voeren van deze procedure pas zin heeft als er duidelijkheid is over de punten zoals hiervoor vermeld 4.13.1. tot en met 4.13.3. Het is gelet op wat in 4.13.3. is overwogen daarom pas zinvol om een schadestaatprocedure te voeren als bekend is of [eiseres] nog iets uit de boedel zal ontvangen. Dat wordt waarschijnlijk pas duidelijk na 18 april 2023, aangezien dan de laatste termijn van de schikking moet worden betaald.
10 februari 2021 (de dag van dagvaarding) tot de dag van voldoening. Deze vordering wordt afgewezen.
Het conservatoir beslag is gelegd ter verzekering van verhaal van de schadevergoedings-vordering van [eiseres] op [gedaagde sub 1] . Het is op dit moment nog niet uitgesloten dat [eiseres] haar restant-vordering volledig uit de boedel betaald zal krijgen. Of dat echt zo is, zal zoals hiervoor is overwogen, afhangen van een aantal omstandigheden. Het kan dus zo zijn dat [eiseres] uiteindelijk geen schade lijdt. Daarom is het te vroeg om nu al de beslagkosten toe te wijzen.
1.407,50(2.5 punten × tarief € 563)
5.De beslissing
dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in
art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van
betaling
er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke
rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de
betekening van dit vonnis tot de dag van betaling
1 december 2021. [1]