Uitspraak
1.De procedure
- verzoekster, bijgestaan door mr. Dales;
- mr. A.S. Penders.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 november 2021 uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van mr. A.S. Penders, rechter in een civiele procedure. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. W.J.A. Dales, heeft op 8 oktober 2021 een wrakingsverzoek ingediend, waarin zij stelt dat de rechter partijdig heeft gehandeld. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van een tussenvonnis van 1 september 2021, waarin de rechter belanghebbende de gelegenheid gaf om een akte in te dienen, ondanks een eerdere mededeling van de griffie dat nadere stukken niet meer in ontvangst zouden worden genomen. Verzoekster meent dat de rechter in strijd met deze mededeling heeft gehandeld en dat hij de procedure had moeten stilleggen na kennisname van een akte van 14 juli 2021, waarin werd gesteld dat belanghebbende was opgeheven.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet tijdig is ingediend. Volgens artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet een wrakingsverzoek worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan verzoeker bekend zijn. De wrakingskamer concludeert dat verzoekster op 1 september 2021 al op de hoogte had moeten zijn van de gronden voor het wrakingsverzoek, aangezien de rechter de procedure niet had stopgezet. Het verzoek is pas vijf weken later ingediend, wat in strijd is met de vereisten van onverwijld indienen.
Gelet op deze overwegingen heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.