Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser was werkzaam als voorzitter centrale ondernemingsraad voor 39,77 uur per week en heeft zich op 29 juni 2017 ziekgemeld wegens psychische klachten. Het arbeidscontract is ontbonden op 28 december 2018. De werkgever is eigen risicodrager. In het kader van een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) op 27 juni 2018 is vastgesteld dat eiser niet meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen en is de ZW-uitkering voortgezet. Eiser heeft een WIA-uitkering aangevraagd per einde wachttijd op 1 april 2019. Er is door het Uwv een administratieve loondoorbetalingsverplichting opgelegd tot 26 juni 2020. Daarna heeft er een WIA-EW (einde wachttijd) beoordeling plaatsgevonden. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser 76,04% arbeidsongeschikt wordt geacht. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
3. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat hij zich niet gehoord voelt. De verzekeringsarts die de EZWB heeft uitgevoerd, heeft tegen eiser gezegd dat hij moet leren leven met PTSS. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar in beroep eiser tijdens de telefonische hoorzitting slechts 10 minuten gesproken.
4. De rechtbank overweegt dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. De door een uitkeringsgerechtigde ervaren klachten zijn op zichzelf geen reden om aan te nemen dat de medische beoordeling van verweerder onjuist is.
5. De r echtbank is van oordeel dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoet aan de zorgvuldigheidseisen. De rechtbank stelt hierbij voorop dat wat de verzekeringsarts tijdens de EZWB heeft verklaard in deze procedure een mindere rol speelt, omdat de rapportage van de verzekeringsarts die de EZWB heeft uitgevoerd nu niet voorligt.
De rechtbank stelt verder vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 3 februari 2021 heeft opgenomen dat het onderzoek 50 minuten heeft geduurd. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dossieronderzoek verricht en heeft hij de beschikbare medische informatie meegewogen. Gelet op wat eiser ter zitting heeft aangevoerd vindt de rechtbank dat er geen aanleiding is om te oordelen dat sprake is geweest van een onzorgvuldig onderzoek. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiser voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat zijn beperkingen zijn onderschat. Er is geen sprake van enige vorm van benutting van arbeidscapaciteit en er moet een volledige urenbeperking worden aangenomen. Eiser onderbouwt zijn standpunt met het verslag medische informatie bij WIA van 21 maart 2019 en een verklaring van psychotherapeut dr. [A] , praktijk houdend in Turkije. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat dr. [A] via Stichting ’45 is aangewezen als zijn nieuwe behandelaar. Tenslotte heeft hij de rechtbank ter zitting verzocht om een onafhankelijke deskundige psychiater te benoemen.
7. De rechtbank stelt voorop dat het door eiser overgelegde mailbericht van dr. [A] , praktijk houdend in Turkije, niet verifieerbaar is. De link naar de website werkt niet en het mailbericht is niet direct van een emailadres van dr. [A] afkomstig. Daarnaast kunnen zowel verweerder als de rechtbank niet vaststellen wat de functie van dr. [A] is. De door eiser ter zitting gegeven toelichting ter zitting maakt dit niet anders, omdat het mailbericht nog steeds niet te verifiëren is. De rechtbank zal het mailbericht daarom buiten beschouwing laten.
8. Artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit bepaalt: Benutbare mogelijkheden als bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid zijn alleen dan niet aanwezig indien:
a. betrokkene is opgenomen in een ziekenhuis of in een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet toelating zorginstellingen die zorg verleent waarop aanspraak bestaat ingevolge de Wet langdurige zorg, met uitzondering van een inrichting waar geestelijk gestoorde delinquenten van overheidswege verpleegd worden;
b. betrokkene bedlegerig is;
c. betrokkene voor het uitvoeren van activiteiten van het dagelijks leven dermate afhankelijk is dat hij lichamelijk niet zelfredzaam is; of
d. betrokkene als gevolg van een ernstige psychische stoornis in zijn zelfverzorging, in zijn directe samenlevingsverband alsook in zijn sociale contacten, waaronder zijn werkrelaties, niet of dermate minimaal functioneert dat hij psychisch niet zelfredzaam is.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert in het rapport van 3 februari 2021 dat er geen sprake is van een situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’ (GBM). Eiser is namelijk per datum in geding niet volledig ADL-afhankelijk of bedlegerig, is niet opgenomen in een WLZ-erkende instelling en er is geen sprake van sterk wisselende mogelijkheden/verlies van mogelijkheden binnen drie maanden tot één jaar.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert verder dat er geen sprake is van een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op basis van een ernstige psychische stoornis in de zin van het Schattingsbesluit. Daarbij heeft hij gewezen op de door het Uwv gepubliceerde richtlijn voor verzekeringsartsen ‘Opname in ziekenhuis of instelling, bedlegerigheid, ADL‑afhankelijkheid en onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren (OPSF)’, waarin een uitwerking is opgenomen van het begrippenkader bij een situatie van GBM. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat eiser per datum in geding niet voldoet aan de criteria voor het aannemen van een ernstige psychische stoornis.
11. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser vanwege zijn depressieve stoornis in combinatie met PTSS aanvullend beperkt geacht voor hoog handelingstempo, hetgeen vooral van toepassing is bij het uitvoeren van complexe taken. Ook wordt eiser niet geschikt geacht om flexibel in te spelen op sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden en/of taakinhoud, met als toelichting dat eiser moeite heeft met het omgaan met onvoorziene omstandigheden. Vanwege de problemen ten aanzien van sociale interacties is eiser aanvullend beperkt voor samenwerken, langdurige klant- en patiëntcontacten en voor werk met leidinggevende aspecten. Leidinggeven aan een kleine groep tot maximaal 5 personen is wel mogelijk. Anders dan eiser stelt, ziet de rechtbank geen aanleiding om te concluderen dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiser.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat er sprake is van een belaste voorgeschiedenis, maar dat de stoornis heeft zich niet eerder in deze vorm gemanifesteerd en dat er is geen sprake van een recidief. Ook is er geen voorgeschiedenis van langdurig slecht functioneren, dan wel herhaaldelijk slecht functioneren en er is geen sprake van langdurige dan wel herhaalde opnames. De rechtbank heeft geen reden om aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen. Eiser heeft zich in 2017 ziekgemeld. Uit de beschikbare medische informatie blijkt verder dat de stoornis zich niet eerder in deze vorm heeft gemanifesteerd. Het argument van eiser dat de bedrijfsarts moet worden gevolgd in zijn stelling dat er geen verandering binnen onverziene tijd kan worden verwacht, gaat hier niet op. De waarneming van de bedrijfsarts is namelijk van een latere datum dan 2017.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert verder dat er geen sprake is van een zeer intensieve specialistische behandeling in het verleden die niet of nauwelijks resultaat heeft gehad. Daarnaast concludeert hij dat er geen sprake is van een onvermogen tot adequaat herstelgedrag, waarbij het onvermogen voortvloeit uit de onderliggende ziekte. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de lichte urenbeperking overgenomen van de primaire verzekeringsarts. Voor een verdergaande urenbeperking dan een urenbeperking van maximaal 8 uur per dag en 30 uur per week is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep op preventieve gronden en vanwege niet beschikbaarheid geen reden. Vanwege de slaapproblematiek is eiser wel beperkt ten aanzien van werken in de nacht en onregelmatige- en wisseldiensten, om het ritme niet te verstoren.
14. Ook hierin kan de rechtbank de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. Eiser wacht nog op een EMDR-behandeling en heeft niet eerder een intensieve behandeling gevolgd. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank ook nog niet gebleken van het onvermogen tot een adequaat herstelgedrag. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van disfunctioneren in de zelfverzorging. Dit blijkt niet uit de beschikbare medische gegevens of het dagverhaal van eiser. De rechtbank concludeert dan ook dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en overtuigend heeft gemotiveerd waarom de situatie van geen benutbare mogelijkheden als bedoeld in artikel 2 van het Schattingsbesluit zich in het geval van eiser niet voordoet en waarom eiser per datum in geding niet voldoet aan de criteria voor het aannemen van een ernstige psychische stoornis. Eiser heeft verder geen medische informatie ingediend waaruit blijkt dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen. Wat eiser zelf aangeeft over de beperkingen die hij ervaart, weegt onvoldoende op tegen het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die gespecialiseerd is in het vaststellen van arbeidsbeperkingen. De beroepsgrond slaagt niet.
15. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen twijfel over het inhoudelijke oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Er bestaat daarom geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
Arbeidskundige beoordeling
16. Tegen de arbeidskundige beoordeling heeft eiser verder geen specifieke beroepsgronden naar voren gebracht, anders dan dat hij de functies om medische redenen niet kan verrichten. Nu de medische gronden niet slagen en de rechtbank de medische beoordeling als uitgangspunt neemt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 15 februari 2021 per functie heeft gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiser niet wordt overschreden.
17. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de beperkingen van eiser niet heeft onderschat.
18. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.