Op 16 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor het bouwen van een schuur. De vergunninghouder had op 6 oktober 2020 een omgevingsvergunning verkregen voor de bouw van een schuur op een perceel in de gemeente Noordoostpolder. Verzoekster, die naast het perceel woont, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om de bouw te schorsen. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de vergunninghouder zwaarder laten wegen dan die van verzoekster, omdat het gebruik van de schuur in de toekomst mogelijk in overeenstemming kan worden gebracht met de agrarische bestemming. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bouw van de schuur kan doorgaan, maar dat de vergunninghouder dit op eigen risico doet, aangezien de omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk is. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer het gaat om voorlopige voorzieningen.