ECLI:NL:RBMNE:2021:585
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schuldsanering wegens onvolledige openheid en recente veroordelingen
Op 16 februari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot schuldsanering. De verzoeker, die op 10 december 2020 een verzoekschrift indiende, heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 290.296,98, waarvan een groot deel is ontstaan door vorderingen van het CJIB en andere schuldeisers in de afgelopen vijf jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker in financiële problemen is gekomen door zowel persoonlijke omstandigheden als door de onkunde van zijn compagnon. Tijdens de behandeling van het verzoek op 8 februari 2021, waarbij de verzoeker en zijn schuldhulpverlener via Skype aanwezig waren, bleek dat de verzoeker niet volledig openheid van zaken heeft gegeven over zijn strafzaken en schulden.
De rechtbank heeft verder onderzocht of de verzoeker te goeder trouw is geweest bij het ontstaan van zijn schulden. Het bleek dat de verzoeker onherroepelijk is veroordeeld voor misdrijven, waaronder diefstal en witwassen, en dat deze veroordelingen binnen vijf jaar voor de indiening van het verzoek zijn uitgesproken. Dit betekent dat de schulden die voortvloeien uit deze veroordelingen, op grond van artikel 288 lid 2 onder c van de Faillissementswet, een belemmering vormen voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verzoeker ook schulden heeft laten ontstaan door verkeersovertredingen, wat eveneens niet als te goeder trouw kan worden beschouwd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bijzondere omstandigheden zijn om het verzoek tot schuldsanering toe te wijzen, en heeft zij het verzoek afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen acht dagen na de uitspraak.