ECLI:NL:RBMNE:2021:5849

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
531137 / HA RK 21-309
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 30 november 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een verzoek tot wraking van mr. H.A.M. Pinckaers afgewezen. Verzoeker had op 26 november 2021 een wrakingsverzoek ingediend naar aanleiding van een beslissing van de kantonrechter om een aanhoudingsverzoek van verzoeker niet toe te staan. Verzoeker, die recent zijn oma had verloren en kampt met een borderline persoonlijkheidsstoornis, voelde zich niet serieus genomen door de kantonrechter en vreesde voor vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde dat een negatief ervaren procesbeslissing op zich geen grond voor wraking oplevert. Alleen als de beslissing in het licht van alle omstandigheden als blijk van vooringenomenheid kan worden begrepen, kan dit tot een ander oordeel leiden. Dit was in dit geval niet aan de orde, aangezien de kantonrechter de afwijzing van het aanhoudingsverzoek voldoende had gemotiveerd. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat behandeling ter zitting achterwege kon blijven. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 531137 / HA RK 21-309
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
30 november 2021
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen verzoeker).
[belanghebbende] B.V.,
eisende partij in de procedure,
(verder te noemen de belanghebbende)
advocaat mr. I.O. Svensson te Leiden.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 26 november 2021 een verzoek ingediend tot wraking van mr. H.A.M. Pinckaers (verder: de kantonrechter) in de zaak met zaaknummer 8192009 UC EXPL 20/10139.
1.2.
De wrakingskamer heeft gelet op het onderstaande afgezien van een mondelinge behandeling.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft het wrakingsverzoek ingediend naar aanleiding van de door de kantonrechter genomen beslissing op zijn aanhoudingsverzoek van 24 november jl. ten behoeve van de zitting van maandag 29 november 2021 waarop een getuigenverhoor gepland stond.
2.2.
Verzoeker heeft verzocht om aanhouding van de zitting vanwege het recente overlijden van zijn oma op [2021] . Volgens verzoeker was het overlijden van zijn oma een grote psychische klap, omdat hij ook haar mantelzorger was. Omdat verzoeker kampt met een borderline persoonlijkheidsstoornis zijn de recente gebeurtenissen voor hem nog moeilijker te verwerken. Reden waarom hij de kantonrechter heeft verzocht om aanhouding van de zitting. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen zonder een deugdelijke motivatie. Dat maakt deze beslissing voor verzoeker onbegrijpelijk. Volgens verzoeker laat de kantonrechter hiermee zien verzoeker als procespartij niet serieus te nemen in zijn verlies en psychische gesteldheid, waardoor bij verzoeker de gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid is ontstaan. Dit gevoel wordt bij verzoeker versterkt doordat de kantonrechter op eerder door hem ingediende verzoeken ook niet inhoudelijk is ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
In de hiervoor genoemde zaak gaat het om een beslissing op een door een verzoeker ingediend aanhoudingsverzoek. Een dergelijke beslissing betreft een procedurele beslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter, die de betreffende beslissing heeft genomen. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden. Daarvan is in dit geval geen sprake. De kantonrechter heeft het verzoek van verzoeker om aanhouding van de zitting afgewezen, omdat zij geen mogelijkheden ziet voor het verlenen van uitstel. Daarbij heeft de kantonrechter vermeld te begrijpen dat verzoeker graag uitstel wil vanwege zijn mentale gesteldheid. Deze (motivering van de) beslissing van de kantonrechter is niet onbegrijpelijk en geeft naar objectieve maatstaven gemeten in het licht van alle omstandigheden geen blijk van vooringenomenheid.
3.4.
Omdat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is, kan op grond van paragraaf 2.4.2 sub a van het wrakingsprotocol behandeling ter zitting achterwege blijven [1] .

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de kantonrechter tegen wie het verzoek tot wraking is gericht, de belanghebbende en aan de teamvoorzitter van het team civiel recht, waarin de kantonrechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 8192009 UC EXPL 20/10139 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, en mr. A.C. van den Boogaard en mr. R.M. Berendsen als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. C.E.M. Roeleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Wrakingsprotocol Rechtbank Midden-Nederland d.d. 1 april 2021,