ECLI:NL:RBMNE:2021:5848

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
530935 / HA RK 21-303
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van wrakingsverzoek na einduitspraak in hoofdzaak

Op 23 november 2021 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M.A.A. ter Meer-Siebers in een lopende zaak. De wrakingskamer heeft besloten om geen mondelinge behandeling te houden. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een rechter gewraakt worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. Echter, het wrakingsverzoek kan niet meer worden ingediend nadat er een einduitspraak is gedaan in de hoofdzaak. Op 23 november 2021 heeft de rechter een mondelinge beslissing genomen, die als eindbeslissing geldt. Dit betekent dat de behandeling van de zaak is geëindigd en het wrakingsverzoek niet ontvankelijk is. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat verzoekster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 29 november 2021 door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is aan alle betrokken partijen toegezonden. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 530935 / HA RK 21-303
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 29 november 2021
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] ,
wonend in [woonplaats] (Polen),
verder te noemen: verzoekster.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 23 november 2021 een verzoek ingediend tot wraking van mr. M.A.A. ter Meer-Siebers (verder: de rechter) in de zaak met zaaknummer C/16/527293/JL RK 21/646.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

2.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
Het middel van wraking is toegekend aan een procespartij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans aan een procespartij die daarvoor vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter een einduitspraak heeft gedaan, omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd. De wet voorziet daarom niet in de mogelijkheid om wraking te verzoeken van een rechter nadat er een einduitspraak is gedaan.
2.3.
In de hiervoor genoemde zaak is op de zitting van 23 november 2021 mondeling beslist. Die beslissing is een eindbeslissing, waarmee de behandeling van de zaak is geëindigd. Het wrakingsverzoek is gedaan nadat de rechter de mondelinge beslissing had genomen. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek is ingediend nadat einduitspraak is gedaan. Dat de mondelinge beslissing van de rechter na de zitting nog schriftelijk vastgelegd wordt doet daaraan niet af, omdat de inhoud van de beslissing bij de mondelinge uitspraak al vastligt.
2.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoekster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de rechter tegen wie het verzoek tot wraking is gericht, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team familierecht, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, mr. G.J.J.M. Essink en mr. R.C. Stijnen als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.