4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , geboren op [1994]:
Op een gegeven moment, als mijn vader en ik samen onder de douche stonden, ging hij mij wassen. Ik wilde het liever niet en vond het niet fijn maar durfde geen nee te zeggen. Hij wilde ook een keer met zijn vinger bij mij naar binnen. Hij kwam ook wel bij me in bed liggen. Op een gegeven moment ging hij proberen om met zijn hand in mijn bh en onderbroek te komen, onder mijn pyjama. Dat is meerdere malen gebeurd. Ik probeerde me te verweren maar dat lukte niet want hij was sterk.
V: Hoe weet je dat je dat je 13 a 14 jaar was toen het begon?
A: Ik weet dat ik ongesteld was toen het begon. Ik ben ongesteld geworden toen ik 13 jaar was. Het is gestopt toen ik 15 jaar was. Ik zat toen in de derde klas.
V: Waar gebeurde het?
A: [adres] in [woonplaats] .
Ik weet wel dat hij onder de douche wel eens opgewonden was. Ik zag dan dat zijn geslachtsdeel omhoog was.
V: Je vertelde dat hij probeerde met zijn vinger in je vagina te gaan. Hoe ging dat precies?
A: We stonden tegenover elkaar onder de douche. Ik sloeg gelijk zijn hand weg en vroeg wat hij deed. Hij zei dat hij wilde voelen of ik al vruchtbaar was.
V: Hoe weet je dat hij in je vagina wilde?
A: Omdat hij met zijn vinger al tussen mijn schaamlippen zat.
V: Als jullie elkaar gingen wassen hoe ging dat dan precies?
A: Ik weet wel dat hij mijn borsten een keer heeft gewassen.
V: Hoe vaak is het gebeurd dat jullie samen in bad/douche hebben gezeten?
A: Ik heb zelf het idee dat het hele gebeuren ongeveer een jaar heeft geduurd.
V: Hij ging met zijn hand in jouw pyjama. Hoe ging dat?
A: Hij ging eerst met zijn hand onder mijn bh. Hij ging voelen met zijn hand.
V: Wat deed hij met zijn hand in jouw broek?
A: Hij voelde met zijn hand aan mijn schaamlippen. Wat er ook nog een keer is gebeurd in bed is dat hij over mijn onderbroek heen met zijn hand over mijn geslachtsdeel heeft gewreven.
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
Ik heb twintig keer samen met mijn minderjarige dochter [slachtoffer] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer]) onder de douche gestaan. Ik heb haar lichaam toen gewassen. Dit hield in dat ik haar haar benen, haar rug, haar billen en haar borsten waste. Bij het wassen van haar benen ging ik met mijn hand tussen haar benen omhoog en heb ik eenmalig haar schaamstreek aangeraakt. Ik werd daar opgewonden van. Zij duwde mijn hand toen weg. Ik kreeg wel eens een erectie als wij samen in de badkamer waren. Zij zat dan in bad en ik stond onder de douche. Voornoemde handelingen zijn voor de zomer van 2007 begonnen en in de zomer van 2008 was het voorbij. Ik heb in diezelfde periode meerdere malen bij [slachtoffer] in bed gelegen. Ik heb toen mijn handen op haar rug en haar buik gehad.
Verdachte heeft in een schriftelijke verklaring, die hij aan de politie heeft overhandigd, het volgende geschreven:
Ik wil samenvattend zeggen dat ik volledig de grens ben overgegaan die ik als vader had moeten betrachten. Ik kan en wil niet ontkennen dat bij de bad- en douchemomenten ik vaker seksueel opgewonden was.
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid aangeefster
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is. Aangeefster heeft concreet en gedetailleerd verklaard over het misbruik door verdachte. Zij heeft daarbij ook aangegeven dat zij zich bepaalde dingen niet meer kon herinneren. De rechtbank heeft geen aanwijzingen om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster.
Seksueel binnendringen
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte seksueel is binnengedrongen bij aangeefster. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte met zijn vinger tussen haar schaamlippen zat. Verdachte heeft over dat moment verklaard dat hij tijdens het wassen met zijn hand tussen de benen van aangeefster omhoog is gegaan en daarbij de schaamstreek van aangeefster heeft aangeraakt. Zowel aangeefster als verdachte verklaren consistent over het daarop volgende moment dat aangeefster de hand van verdachte heeft weggeslagen. Aangeefster heeft verder verklaard dat verdachte op dat moment tegen haar zou hebben gezegd dat hij wilde voelen of zij al vruchtbaar is, hetgeen erop duidt dat verdachte ook de intentie had om bij aangeefster binnen te dringen. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het brengen van een vinger tussen de schaamlippen juridisch kan worden gekwalificeerd als het seksueel binnendringen van het lichaam.
Nu de rechtbank de verklaring van verdachte mede betrekt in het bewijs van het primair ten laste gelegde, kan niet worden gezegd dat de tot het bewijs gebezigde verklaring van de aangeefster onvoldoende steun vindt in het overige bewijsmateriaal. Van schending van de unus testis-regel (“één getuige is geen getuige”) is dan ook geen sprake.
Ontuchtige handelingen
De rechtbank overweegt dat het blijkens de wetsgeschiedenis en vaste jurisprudentie bij ontuchtige handelingen gaat om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Het gaat daarbij zowel om de aard als de intentie van de handelingen. Of een handeling kan worden gekwalificeerd als seksueel en strijdig met de sociaal-ethische norm hangt onder meer af van de omstandigheden van het geval en de context waarin handelingen hebben plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat de hierna bewezenverklaarde handelingen (het brengen van de vinger tussen de schaamlippen en het betasten/aanraken van de borsten, schaamstreek en billen) naar hun aard kunnen worden aangemerkt als seksuele handelingen. De rechtbank neemt in haar overweging mee dat verdachte ook zelf heeft verklaard dat hij seksueel opgewonden werd. Concluderend is de rechtbank daarom van oordeel dat de bewezenverklaarde handelingen kunnen worden aangemerkt als ontuchtige handelingen.
Periode
De rechtbank gaat uit van de verklaring van aangeefster, inhoudende dat het misbruik is begonnen toen zij 13 jaar was en gestopt is toen zij 15 jaar was. Het misbruik heeft volgens aangeefster ongeveer een jaar geduurd. Voornoemde punten tezamen maken dat de rechtbank van oordeel is dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het misbruik heeft plaatsgevonden op meerdere tijdstippen die liggen in de periode van 1 januari 2007 tot 12 juni 2009.
Partiële vrijspraak
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van het tegen zich aantrekken van het lichaam van aangeefster (derde gedachtestreepje) en het masturberen in de nabijheid van aangeefster (vierde gedachtestreepje). De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van het tegen zich aantrekken van het lichaam van aangeefster is de rechtbank van oordeel dat het niet duidelijk is of deze handeling heeft te gelden als een ontuchtige handeling bezien in de context van de feiten en omstandigheden van de situatie. De rechtbank denkt hierbij aan het moment in de slaapkamer waarbij verdachte en aangeefster beide kleding droegen en verdachte aangeefster op het bed naar zich toe zou hebben getrokken. Er is daarom onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om deze handeling bewezen te verklaren.
Ten aanzien van het masturberen constateert de rechtbank dat aangeefster dat niet heeft gezien en ook niet heeft geweten dat verdachte masturbeerde in haar aanwezigheid, waardoor dit onderdeel niet als ontuchtige handeling kan worden aangemerkt.