ECLI:NL:RBMNE:2021:5845

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
16/706536-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van documenten en schending van inlichtingenplicht in het kader van uitkeringsfraude

Op 1 december 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte en het niet voldoen aan haar inlichtingenplicht in het kader van een uitkering. De verdachte, geboren in 1955 en woonachtig in Hilversum, heeft in de periode van 9 december 2015 tot en met 6 december 2017 meermalen formulieren valselijk opgemaakt en/of vervalst. Dit deed zij met het oogmerk om deze formulieren als echt en onvervalst te gebruiken. Daarnaast heeft zij in de periode van 1 juli 2012 tot en met 28 november 2018 opzettelijk nagelaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Sociale Dienst, wat kon strekken tot bevoordeling van zichzelf.

De rechtbank heeft tijdens de zitting van 17 november 2021 kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M.C.V. Fellinger, en de standpunten van de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.J. Schimmel. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het tweede feit, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte haar inlichtingenplicht had geschonden. De rechtbank heeft de overschrijding van de redelijke termijn in aanmerking genomen en uiteindelijk een taakstraf van 120 uren opgelegd, met aftrek van voorarrest, in plaats van een gevangenisstraf.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met haar handelen misbruik heeft gemaakt van het sociale zekerheidsstelsel, wat heeft geleid tot een benadelingsbedrag van meer dan € 90.000,00. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar blanco strafblad en gezondheidsproblemen. De uitspraak benadrukt het belang van het waarborgen van de integriteit van het sociale zekerheidsstelsel en de gevolgen van uitkeringsfraude voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/706536-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1955] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. M.J. Schimmel, advocaat te Bussum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 9 december 2015 tot en met 6 december 2017 te Hilversum meermalen formulieren valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst met het oogmerk om die formulieren als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Feit 2: in de periode van 1 juli 2021 tot en met 28 november 2018 te Hilversum opzettelijk niet aan haar inlichtingenplicht heeft voldaan, terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit. De verdediging is van oordeel dat het onderdeel ‘de Sociale Dienst en/of Dienst werk en inkomen en/of de gemeente Gooise Meren’ een essentieel bestanddeel is van de tenlastelegging. Nu verdachte geen inlichtingenplicht had ten aanzien van de gemeente Gooise Meren, en in de gemeente waartoe zij die inlichtingenplicht wel had, geen Sociale Dienst en/of Dienst werk en inkomen bestaat, kan dat onderdeel niet worden bewezen. Daarop dient vrijspraak van de hele tenlastelegging te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 en 2 [1]
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de aan haar ten laste gelegde feiten, voor zover bewezenverklaard, bekend. De raadsman heeft, voor zover bewezenverklaard, geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 november 2021;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 9 mei 2019, genummerd 170017, opgemaakt door de Sociale Recherche Gooi en Vechtstreek, doorgenummerde pagina 4 tot en met 34;
  • een geschrift, te weten het formulier rechtmatigheidstoets P.W.’, ondertekend op 31 oktober 2016, doorgenummerde pagina 174;
  • een geschrift, te weten het formulier ‘rechtmatigheidstoets P.W.’, ondertekend op 30 november 2016, doorgenummerde pagina 176;
  • een geschrift, te weten het formulier ‘rechtmatigheidstoets P.W.’, ondertekend op 30mei 2017, doorgenummerde pagina 193;
  • een geschrift, te weten het formulier ‘aanvraag individuele inkomenstoeslag PW-uitkeringsgerechtigden’, ondertekend op 9 december 2015, doorgenummerde pagina 232;
  • een geschrift, te weten het formulier ‘aanvraag individuele inkomenstoeslag PW-uitkeringsgerechtigden’, ondertekend op 22 november 2016, doorgenummerde pagina 234;
  • een geschrift, te weten het formulier ‘aanvraag individuele inkomenstoeslag PW-uitkeringsgerechtigden’, ondertekend op 6 december 2017, doorgenummerde pagina 236.
Bewijsoverwegingen
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Feit 2
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank dat de verdediging heeft aangevoerd dat het onderdeel “de Sociale Dienst en/of Dienst werk en inkomen en/of de gemeente Gooise Meren” een essentieel bestanddeel is van de tenlastelegging dat niet wettig en overtuigend te bewijzen is. De rechtbank gaat niet mee in het verweer van de verdediging en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft haar inlichtingenplicht geschonden ten aanzien van de instantie van de gemeente waarin zij ingeschreven staat en die verantwoordelijk is voor de uitkeringen ingevolge de Wet werk en bijstand en de Participatiewet. Deze instantie kan in algemene zin ‘de sociale dienst’ worden genoemd. Dat de sociale dienst van de gemeente waarin verdachte ingeschreven staat een andere werknaam heeft dan ‘Sociale Dienst’ of ‘Dienst werk en inkomen’ doet niets af aan de feitelijke werkzaamheden van de sociale dienst en de inlichtingenplicht die ten aanzien van die instantie bestaat voor uitkeringsgerechtigden, waaronder verdachte. Derhalve kan op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte haar inlichtingenplicht jegens de sociale dienst heeft geschonden. De rechtbank is van oordeel dat er met de hierna volgende bewezenverklaring geen sprake is van grondslagverlating, nu de betekenis van de tenlastelegging hiermee niet is veranderd. Een vrijspraak hoeft derhalve niet te volgen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 9 december 2015 tot en met 6 december 2017 te Hilversum meermalen telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten formulieren “Rechtmatigheidsonderzoek WWB” en “aanvraag individuele inkomenstoeslag PW-uitkeringsgerechtigden” heeft vervalst, door valselijk en in strijd met de waarheid
- op het formulier rechtmatigheidstoets P.W.’ (pag. 174), ondertekend op 31 oktober 2016 en het formulier ‘rechtmatigheidstoets P.W.’ (pag. 176,) ondertekend op 30 november 2016 en het formulier ‘rechtmatigheidstoets P.W.’ (pag. 193), ondertekend op 30 mei 2017 telkens bij de vraag: “Bent u in deze periode gaan werken?” aan te kruisen: “nee” en
- op het formulier ‘aanvraag individuele inkomenstoeslag PW-uitkeringsgerechtigden’ (pag. 232), ondertekend op 9 december 2015 en het formulier ‘aanvraag individuele inkomenstoeslag PW-uitkeringsgerechtigden’ (pag. 234) , ondertekend op 22 november 2016 en het formulier ‘aanvraag individuele inkomenstoeslag PW-uitkeringsgerechtigden’ (pag. 236) , ondertekend op 6 december 2017 telkens bij de vraag: “Mijn inkomen is sinds de vorige aanvraag gewijzigd” aan te kruisen: “nee” en telkens bij de vraag: “Ik heb minimaal 3 jaar onafgebroken een inkomen gehad dat niet hoger is dan de voor mij/ons geldende bijstandsnorm” aan te kruisen: “ja”,

telkens met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken;

2.
in de periode van 1 juli 2012 tot en met 28 november 2018 te Hilversum in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand en/of artikel 17 van de Participatiewet opgelegde verplichtingen, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Sociale Dienst, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl verdachte telkens wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een bijstandsuitkering krachtens de Wet werk en bijstand en/of de Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft zij, verdachte, telkens opzettelijk niet medegedeeld en/of kenbaar gemaakt aan genoemde dienst
- dat zij meer uren werkte dan bekend en/of dan (eerder) opgegeven en/of dat zij meer (oncontroleerbare) inkomsten ontving en/of had ontvangen dan (eerder) opgegeven en
- dat zij beschikte over een bankrekening met rekeningnummer NL64ABNA0504037404.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

De verdediging heeft verzocht eendaadse samenloop aan te nemen met betrekking tot feit 1 en feit 2. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt.
De rechtbank is van oordeel dat de onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde feiten wezenlijk verschillende verwijten opleveren. Met de artikelen 225 en 227b van het Wetboek van Strafrecht worden andere rechtsbelangen gediend. Bij de valsheid in geschrifte is immers het verstrekken van valse informatie strafbaar gesteld om te beschermen dat men in het maatschappelijk verkeer op de juistheid van bepaalde geschriften moet kunnen vertrouwen. Bij artikel 227b is het strafbaar gesteld om na te laten gegevens te verstrekken, om te voorkomen dat mensen ten onrechte gebruik maken van sociale voorzieningen en zich daarmee bevoordelen. Gelet op het voorgaande is geen sprake van eendaadse samenloop.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Feit 2: in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl zij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar recht op een verstrekking of tegemoetkoming en de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van acht weken, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zes weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft immers een blanco strafblad, heeft gezondheidsproblemen, woont in een huurwoning die ze mogelijk kan gaan verliezen door detentie en heeft als gevolg van de feiten te kampen met een hoge openstaande schuld bij de gemeente. Verder heeft verdachte sinds het begin van het onderzoek openheid van zaken gegeven. Bovendien dient in de strafoplegging rekening te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. De verdediging heeft het voorstel gedaan een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan uitkeringsfraude door aanvraagformulieren in strijd met de waarheid in te vullen en na te laten inkomensgegevens door te geven aan de uitkeringsinstantie. Het hierdoor bij de gemeente ontstane benadelingsbedrag beloopt meer dan € 90.000,00. Verdachte heeft met haar handelen misbruik gemaakt van het stelsel van sociale zekerheid zoals dat in Nederland geldt. De maatschappij is direct geraakt door het gedrag van verdachte, nu het hier gaat om fraude met gemeenschapsgeld. Uitkeringsfraude ondermijnt op deze manier het sociale stelsel in Nederland en doet afbreuk aan de gevoelens van solidariteit in de samenleving.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 5 oktober 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de ter zitting toegelichte persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat zij het benadelingsbedrag moet terugbetalen aan de gemeente.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt verder vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Verdachte is op 28 november 2018 gehoord en de rechtbank doet uitspraak op 1 december 2021. Daarmee is de redelijke termijn met net iets meer dan een jaar overschreden.
Strafoplegging
De rechtbank acht alles afwegende in beginsel een gevangenisstraf conform de eis van de officier van justitie passend en geboden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank kiezen voor een lagere strafmodaliteit, te weten de oplegging van een taakstraf in plaats van een gevangenisstraf. Omdat de rechtbank van oordeel is dat er geen sprake is van recidivegevaar, ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden is, te vervangen door 60 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 57, 225 en 227b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, voorzitter, mrs. M.E. Falkmann en E.C. Ruinaard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 december 2021. De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 9 december 2015 tot en met 6 december 2017 te Hilversum, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een of meer formulier(en) “Rechtmatigheidsonderzoek WWB” en/of aanvraag individuele inkomenstoeslag PW-uitkeringsgerechtigden” valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, door valselijk en/of in strijd met de waarheid
- op het formulier rechtmatigheidstoets P.W. ‘ (pag. 174), ondertekend op 31 oktober 2016 en/of het formulier ‘rechtmatigheidstoets P.W. ‘ (pag. 176) ondertekend op 30 november 2016 en/of het formulier ‘rechtmatigheidstoets P.W.’ (pag. 193), ondertekend op 30mei 2017 (telkens) bij de vraag: “Bent u in deze periode gaan werken?” aan te kruisen: “nee” en/of
- op het formulier ‘aanvraag individuele inkomenstoeslag PW-uitkeringsgerechtigden’ (pag. 232) , ondertekend op 9 december 2015 en/of het formulier ‘aanvraag individuele inkomenstoeslag PW-uitkeringsgerechtigden’ (pag. 234) , ondertekend op 22 november 2016 en/of het formulier ‘aanvraag individuele inkomenstoeslag PW-uitkeringsgerechtigden’ (pag. 236) , ondertekend op 6 december 2017 (telkens) bij de vraag: “Mijn inkomen is sinds de vorige aanvraag gewijzigd” aan te kruisen: “nee” en/of (telkens) bij de vraag: “Ik heb minimaal 3 jaar onafgebroken een inkomen gehad dat niet hoger is dan de voor mij/ons geldende bijstandsnorm” aan te kruisen: “ja”, (telkens) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
art. 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 28 november 2018 te Hilversum, in elk geval in Nederland, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand en/of artikel 17 van de Participatiewet opgelegde verplichting(en), opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Sociale Dienst en/of Dienst werk en inkomen en/of de gemeente Gooise Meren, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte (telkens) wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een bijstandsuitkering krachtens de Wet werk en bijstand en/of de Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft zij, verdachte, (telkens) opzettelijk niet medegedeeld en/of kenbaar gemaakt aan genoemde dienst(en)
- dat zij meer uren werkte dan bekend en/of dan (eerder) opgegeven en/of dat zij meer (oncontroleerbare) inkomsten ontving en/of had ontvangen dan (eerder) opgegeven en/of
- dat zij beschikte en/of had beschikt over een bankrekening met rekeningnummer NL64ABNA0504037404.
art. 227b Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 mei 2019, genummerd 170017, opgemaakt door de Sociale Recherche Gooi en Vechtstreek, doorgenummerd 1 tot en met 927. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.