ECLI:NL:RBMNE:2021:5827

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
UTR 20_4264
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit WIA-uitkering ongegrond verklaard na herbeoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres, die voorheen werkzaam was als callcenter agent, had zich op 9 september 2015 ziek gemeld en ontving vanaf 6 september 2017 een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet WIA. Deze uitkering werd in 2018 omgezet in een loonaanvullingsuitkering. Op 11 december 2019 besloot het UWV dat eiseres per 26 november 2019 geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd in een bestreden besluit van 14 oktober 2020 gehandhaafd, waarop eiseres beroep instelde.

De rechtbank heeft het beroep behandeld op 1 september 2021, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op die zitting aangehouden om eiseres in de gelegenheid te stellen een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te lezen. Eiseres heeft vervolgens toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder een nadere zitting. De rechtbank heeft op basis van de ingebrachte medische rapportages en de argumenten van eiseres geoordeeld dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor een WIA-uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om aan de juistheid van deze beoordelingen te twijfelen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de drie geduide functies die het UWV aan eiseres heeft voorgelegd, de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4264

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.L. Wittensleger),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Procesverloop

In het besluit van 11 december 2019 (primair besluit) heeft verweerder beslist dat eiseres per 26 november 2019 geen uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) meer krijgt, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In het besluit van 14 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 september 2021 met behulp van een Skype-verbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 1 september 2021 aangehouden om eiseres het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 30 augustus 2021 te laten lezen en haar in de gelegenheid te stellen om hierop te reageren. Eiseres heeft op
2 september 2021 aan de rechtbank laten weten dat dit rapport geen aanleiding geeft tot een nadere reactie.
Eiseres heeft de rechtbank toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder een nadere zitting. Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van zijn recht om op een nadere zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft bepaald dat die zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek hierna gesloten op 27 september 2021.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1.1.
Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als callcenter agent bij [bedrijf] . Zij heeft zich op 9 september 2015 ziek gemeld. Ze ontvangt per 6 september 2017 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA. Eiseres werd toen 80-100% arbeidsongeschikt geacht. Per 21 augustus 2018 is deze uitkering omgezet in een loonaanvullingsuitkering.
1.2.
Op 5 juli 2019 heeft het Werkbedrijf om een herbeoordeling van de WIA-uitkering verzocht. Psychiater O. de Klerk (De Klerk) van Psyon heeft op verzoek van de primaire verzekeringsarts een expertise verricht. Hiervan is op 1 november 2019 een rapport opgemaakt. De primaire verzekeringsarts heeft op 15 november 2019 een FML opgesteld. Vervolgens heeft de primaire arbeidsdeskundige eiseres 0% arbeidsongeschikt geacht. Het primaire besluit is hier op gebaseerd. Eiseres heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
1.3.
Op 8 september 2020 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd dat er aanleiding is om de FML te herzien. Er worden verdergaande beperkingen aangenomen in de rubrieken sociaal en fysiek functioneren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 9 september 2020 een nieuwe FML vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft eiseres op grond hiervan 4,58% arbeidsongeschikt geacht. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres per
26 november 2019 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
Beoordelingskader
3. De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is.
Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Medische beoordeling
4. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat verweerder haar beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid heeft onderschat. Verweerder heeft haar psychische en fysieke belastbaarheid niet goed beoordeeld. Om dit te onderbouwen heet eiseres brieven van GZ-psycholoog [A] van 2 augustus 2021 en neuroloog
[B] van 10 maart 2021 ingebracht. Verder moet er volgens eiseres een urenbeperking worden aangenomen, gelet op haar slaapproblematiek, beperkte energiehuishouding en dagelijkse slaapmoment overdag. Ze kan ook niet ’s avonds en
’s morgens werken.
Psychische belastbaarheid
5.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 8 september 2020 de rapportage van psychiater De Klerk (Psyon) bij het onderzoek betrokken. Hierin staat dat de klachten van eiseres niet voldoende objectiveerbaar zijn. Het beeld sluit weinig aan bij de herkenbare stoornissen binnen het schizofreniespectrum. De score op de symptoomvaliditeitstest (SVT) was sterk verhoogd. Dit is een aanwijzing voor aggravatie. De psychiater acht een psychiatrische stoornis aanwezig: een ongespecificeerde psychische stoornis. De aggravatie maakt een goede inschatting van de beperkingen lastig. De psychiater is van oordeel dat er beperkingen bestaan ten aanzien van stress, drukte, hectiek en/of situaties waarin eiseres grote verantwoordelijkheid draagt. De psychiater ziet mogelijk ook een beperking op items binnen de rubriek sociaal functioneren, zoals omgaan met conflicten en uiten van eigen gevoelens.
Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is sprake van een goed en gedegen uitgevoerde psychiatrische expertise inclusief een SVT. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat de primaire verzekeringsarts op grond van de bevindingen van de psychiater de juiste beperkingen heeft aangenomen. Vanwege de psychische klachten, behandeling en medicatie neemt de primaire verzekeringsarts ook nog een beperking aan ten aanzien van werkzaamheden op grote hoogte of met gevaarlijke machines en beroepsmatig verkeer. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit ook juist geacht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres op grond van bevindingen van de expertise en de hoorzitting aanvullend beperkt geacht ten aanzien van samenwerken en patiëntencontact en heeft de FML hier op aangepast.
5.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 30 augustus 2021 geconcludeerd dat de ingebrachte informatie van de psycholoog van 2 augustus 2021 geen aanleiding geeft om verdergaande beperkingen aan te nemen op de datum in geding. In de brief van de psycholoog worden de ervaren klachten van eiseres beschreven met als diagnosen ongespecificeerde schizofreniespectrum of ander psychotische stoornis en posttraumatische stressstoornis. De psycholoog meent dat de psychische belastbaarheid van eiseres laag is, wat zich onder meer uit tijdens de behandeling met verlies van concentratie en eiseres maakt regelmatig een vermoeide indruk.
In het verleden zijn door verschillende behandelaren verschillende diagnoses gesteld. Aangezien de primaire verzekeringsarts twijfelde aan de in het verleden gestelde diagnoses, die zij niet duidelijk vond passen bij de ervaren ernstige klachten en belemmeringen van eiseres, heeft zij een psychiatrische expertise laten verrichten. Deze expertise vond plaats op 1 november 2019 door psychiater De Klerk. De psychiater stelt dat het beeld van eiseres weinig aansluit bij de herkenbare stoornissen binnen het schizofreniespectrum en dat het onderzoek te weinig houvast biedt voor een psychotische stoornis of een posttraumatische stoornis. Er is een aanwijzing voor aggravatie. De psychiater is ook van mening dat het risico van de behandeling van de psycholoog is, dat er te zeer gefocust wordt op het leed en de klachten, die zo sterk beleefd worden door eiseres. De ingebrachte informatie brengt dan ook volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen nieuwe feiten naar voren en geeft geen aanleiding om verdergaande beperkingen aan te nemen op de datum in geding.
Fysieke belastbaarheid
5.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder op 8 september 2020 gerapporteerd dat eiseres last heeft van pijnlijke spieren, rugpijn, pijnlijke voeten en pijn in de armen. Recent, na de datum in geding, heeft een reumatoloog vastgesteld dat er bij eiseres sprake is van slijtage, scoliose en hypermobiliteit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht het plausibel dat deze klachten al op de datum in geding aanwezig waren.
Ten aanzien van de fysieke belastbaarheid heeft de primaire verzekeringsarts een beperking aangenomen voor frequent zware lasten hanteren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet op grond van de ervaren klachten van eiseres en de bevindingen van de reumatoloog zoals die naar voren zijn gebracht op de hoorzitting, redenen om de FML op een aantal items aan te passen, zoals langdurig lopen en staan tijdens het werk, frequent diep voorover buigen en zwaar tillen of dragen.
5.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 30 augustus 2021 gerapporteerd dat de ingebrachte informatie van de neuroloog van 10 maart 2021 geen aanleiding geeft om verdergaande beperkingen aan te nemen op de datum in geding.
Uit de brief van de neuroloog van 10 maart 2021 blijkt dat eiseres op 1 maart 2021 de polikliniek neurologie heeft bezocht en dat zij sinds januari 2021 klachten van uitstraling naar het rechter been kreeg. Door middel van MRI-onderzoek werd een forse hernia geconstateerd. Op de datum in geding was al sprake van rugklachten. Op grond van de ervaren klachten zoals die op de hoorzitting naar voren kwamen en de bevindingen van de reumatoloog heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep medische argumenten gezien om de FML aan te passen ten aanzien van rugbelasting. Ruim een jaar na de datum in geding wordt een forse hernia in de onderrug geconstateerd door de neuroloog en ongeveer 11 maanden na de datum in geding ontwikkelt eiseres klachten van uitstraling naar het rechter been.
De ingebrachte informatie van de neuroloog laat weliswaar een ernstiger beeld zien een jaar na de datum in geding, maar dit is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende reden om uit te gaan van verdergaande beperkingen op de datum in geding. De rugklachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in bezwaar op de datum in geding juist aangepast en doen recht aan de medische situatie van dat moment.
Urenbeperking
5.5.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 8 september 2020 gerapporteerd het met de primaire verzekeringsarts eens te zijn dat eiseres niet voldoet aan de medische criteria voor een urenbeperking o.g.v. de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid. Een urenbeperking op grond van het criterium preventie is niet aan de orde omdat er geen sprake is van een aandoening waarvoor dagelijks een herstelperiode nodig is om gezondheidsschade te voorkomen. Ook het beschikbaarheidscriterium is niet aan de orde, omdat er geen sprake is van een intensieve behandeling en/of opname. Er is ook geen sprake van een stoornis die gepaard gaat met een afgenomen energetisch vermogen zoals een ernstige hart- of longaandoening of bijvoorbeeld een zeer ernstige depressieve stoornis. De primaire verzekeringsarts meent dat, geldt op de aard van de ervaren klachten, enige energetische recuperatie voorstelbaar is, zodat ’s nachts werken niet wenselijk is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit juist geacht.
6.1.
De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd en aan medische informatie heeft ingebracht geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch oordeel onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft, gelet op wat onder 5. is overwogen, inzichtelijk en toereikend gemotiveerd dat er per de datum in geding (26 november 2019) geen aanleiding is om meer of verdergaande beperkingen aan te nemen. Daartoe is ook het navolgende van belang.
6.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de brief van GZ-psycholoog [A] van 2 augustus 2021 bij de beoordeling betrokken. De inhoud hiervan doet geen afbreuk aan de inhoud van de psychiatrische expertise van De Klerk van 1 november 2019. De rechtbank is het met de verzekeringsarts bezwaar en beroep eens dat deze expertise goed te volgen is en gedegen is uitgevoerd, inclusief een SVT.
6.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook de brief van neuroloog [B] van 10 maart 2021 bij de heroverweging betrokken. Hieruit blijkt dat de situatie van eiseres is verslechterd. Een jaar na de datum in geding heeft zij een forse hernia en 11 maanden na deze datum heeft zij uitstraling naar het rechter been. Uit de informatie van de neuroloog valt echter niet af te leiden dat deze verslechterde situatie op de datum in geding ook aan de orde was.
6.4.
Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en toereikend gemotiveerd dat eiseres niet voldoet aan de medische criteria voor het aannemen van een urenbeperking.
6.5.
Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiseres zelf haar klachten en belastbaarheid ervaart, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend.
Arbeidskundige beoordeling
7. Eiseres voert aan dat zij de geduide functies vanwege haar beperkingen niet kan uitvoeren.
8. De rechtbank stelt vast dat de arbeidskundige beroepsgronden grotendeels dezelfde zijn als de arbeidskundige gronden die eiseres in bezwaar heeft aangevoerd. De enige nieuwe zin die in het aanvullend beroepschrift wordt vermeld is dat eiseres in de functie medewerker tuinbouw (SBC-code 111010) moet samenwerken met collega’s: werken met 8 collega’s aan een tafel, soms met 20 personen.
9.1.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de bezwaarprocedure op
14 oktober 2020 geconcludeerd dat de drie geduide functies (productiemedewerker industrie, wikkelaar en medewerker tuinbouw) de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden en passend voor eiseres zijn.
9.2.
Verweerder heeft op de zitting van 1 september 2021 toegelicht dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de resultaat functiebeoordeling van
14 oktober 2020 geen signalering heeft gegeven ten aanzien van samenwerken. In de FML van 9 september 2020 wordt eiseres beperkt geacht op het item samenwerken: kan met anderen werken, maar met een eigen van tevoren afgebakende deeltaak. Volgens verweerder is binnen de functie medewerker tuinbouw sprake van samenwerken met een eigen van tevoren afgebakende deeltaak en wordt de belastbaarheid dus niet overschreden in deze functie.
10. De rechtbank vindt dat verweerder hiermee voldoende heeft onderbouwd dat de drie geduide functies de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden. Met de in de FML van
9 september 2020 aangenomen beperkingen kan eiseres in staat worden geacht om de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies te verrichten.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 29 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter en de griffier zijn verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.