ECLI:NL:RBMNE:2021:5826

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
16.097922.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in flatgebouw met levensgevaar voor anderen

Op 1 december 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting in zijn woning op de benedenverdieping van een flatgebouw in Almere op 10 april 2021. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het stichten van brand, wat levensgevaar voor anderen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. De verdachte had plastic en metalen voorwerpen op een elektrische kookplaat gelegd, waardoor rookontwikkeling en brand ontstonden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van opzettelijk en wederrechtelijk een gevaarlijke stof in de lucht brengen en van poging tot zware mishandeling, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij opzettelijk gevaar voor de openbare gezondheid had veroorzaakt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde volledig ontoerekeningsvatbaar was, en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging. Dit oordeel was gebaseerd op rapporten van deskundigen die vaststelden dat de verdachte leed aan schizofrenie, wat zijn gedragskeuzes beïnvloedde. De rechtbank besloot geen maatregel op te leggen, maar adviseerde wel dat de verdachte zijn medicatie moest blijven innemen en ondersteuning moest accepteren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.097922.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1983] te Curaçao,
wonende op het adres: [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 juli 2021 en 17 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.L. Firet, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is ter terechtzitting van 17 november 2021 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
op 10 april 2021 in Almere in een woning op de benedenverdieping van een flatgebouw opzettelijk brand heeft gesticht door plastic en/of metalen voorwerpen op een elektrische kookplaat, die aanstond, te leggen;
Ten aanzien van feit 2:
Primair:op 10 april 2021 in Almere in een woning op de benedenverdieping van een flatgebouw opzettelijk en wederrechtelijk een stof, te weten rook, in de bodem en/of lucht heeft gebracht, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor (een) ander(en) te duchten was,
subsidiairten laste gelegd als poging tot zware mishandeling van [baby] ,
meer subsidiairten laste gelegd als mishandeling van [baby] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

Ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde:
De officier van justitie acht het onder 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat in de woning van verdachte veel rook is ontstaan doordat verdachte op zijn elektrische kookplaat plastic en metaal versmolt dan wel verbrandde en dat is waargenomen dat daarbij veel rookontwikkeling is ontstaan die zich in het flatgebouw heeft voortgetrokken. De officier van justitie heeft met verwijzing naar de bevindingen van het forensisch onderzoek geconcludeerd dat er door de brand en daaruit voortgekomen giftige rook(gassen) levensgevaar voor (een) ander(en) te duchten is geweest.
De raadsvrouw heeft vrijspraak van alle onder 2 tenlastegelegde varianten bepleit. Met betrekking tot het onder 2 primair tenlastegelegde is aangevoerd dat het gevaar van de in de lucht gebrachte rook onvoldoende is vastgesteld, waardoor niet kan worden aangenomen dat verdachte een stof, te weten rook, in de lucht heeft gebracht waardoor gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor anderen te duchten was. Ook volgt uit het procesdossier geheel niet dat er vezels, stukjes en/of deeltjes van brandend plastic en/of metaal zouden zijn verspreid, losgeraakt en/of achtergebleven. Daarnaast is opgemerkt dat het bij een bewezenverklaring van het onder 2 primair tenlastegelegde dient te gaan om het in de
buitenluchtbrengen van een voor de openbare gezondheid en/of levens van anderen gevaarlijke stof. Ten aanzien van alle onder 2 tenlastegelegde varianten is aangevoerd dat verdachte met zijn handelen geen opzet had op het veroorzaken van gevaar voor de openbare gezondheid en/of levens van anderen dan wel (zwaar) lichamelijk letsel en/of pijn bij
[baby] . Verdachte heeft enkel willen knutselen en is zich er niet van bewust geweest dat dit enig gevaar kon opleveren. Met betrekking tot het onder 2 subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel geen sprake is geweest, aangezien de kans daarop bij de gedragingen van verdachte niet aanmerkelijk kan worden geacht. Als die kans al aanmerkelijk wordt geacht, heeft verdachte die kans niet bewust aanvaard. Tot slot heeft de raadsvrouw ten aanzien van het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde aangevoerd dat bij [baby] geen pijn en/of letsel is vastgesteld en niet is gebleken waar haar pijn en/of letsel uit zou hebben bestaan.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 2 primair tenlastegelegde dat uit het procesdossier niet volgt wat de aard en samenstelling van de door de gedragingen van verdachte in de lucht gebrachte rook was. Nu dit niet is vastgesteld, kan evenmin worden vastgesteld dat door het in de lucht brengen van die rook gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor (een) ander(en) te duchten was. Al om die reden zal verdachte van het onder 2 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat op basis van het procesdossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte met zijn handelen opzet heeft gehad op het zetten van gevaar voor de openbare gezondheid en/of levens van (een) ander(en) dan wel het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel en/of pijn aan [baby] . De rechtbank zal verdachte dan ook integraal van het onder 2 tenlastegelegde vrijspreken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op brandstichting. Bij brandstichting dient sprake te zijn van opzet op de gevaarzetting van het handelen. Het handelen van verdachte duidt daar niet op en bevat bovendien contra-indicaties voor het stichten van brand. Zo heeft verdachte vanwege de rookontwikkeling de deur geopend, heeft hij de elektrische kookplaat uitgezet en daar water op gegooid. Daar komt bij dat de kans op het ontstaan van brand door het versmelten van plastic en/of metaal naar algemene ervaringsregels niet aanmerkelijk te achten is. Ook heeft zij aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte met zijn handelen gevaar voor goederen en/of levens van anderen heeft veroorzaakt. Het plastic dat hij probeerde te versmelten, had enkel gesmeuld en daarbij zijn geen vlammen ontstaan.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
1. Ter terechtzitting van 17 november 2021
heeft verdachte verklaard, zakelijk weergegeven:
U, voorzitter, vraagt mij wat er op 10 april 2021 in mijn woning is gebeurd. Ik was aan het knutselen. Ik was met plastic op een elektrische kookplaat een voorwerp aan het maken. Het idee was om plastic te smelten. Daarbij is rook vrijgekomen.
2. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben
blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal van forensisch onderzoek aan de woning aan de [adres] in [woonplaats]het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Wij zagen dat de woning was gesitueerd in een portiekflat, opgebouwd uit vier woonlagen. Wij zagen dat de woning op de begane grond was gesitueerd. [2] Op het aanrecht zagen wij een elektrische kookplaat staan. Wij zagen dat de kookplaat uit vier verwarmingselementen bestond. Op deze elementen zagen wij een hoop verbrand restafval van onder andere plastic. Wij zagen dat de ventilatiebuizen onklaar waren gemaakt. [3] We hebben hier met een smeulbrand te maken gehad. De temperatuur was dermate laag dat op het moment van de brand geen zichzelf in stand houdende vlammen aanwezig waren. Dit zorgt ervoor dat een onvolledige verbranding plaatsvindt waarbij in meerdere mate giftige rookgassen worden geproduceerd. Door de warmte stijgen deze gassen direct op en verlaten de woonkamer/keuken via de open verbinding van de hal richting de slaapkamer en naar buiten. Uit de situatie en het brandbeeld bleek dat bij deze brand levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was geweest. [4]
3. Verbalisant [verbalisant 3] heeft
blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal van bevindingenhet volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De brandweer vroeg mij om de bewoners van [adres] , het appartement direct boven de woning aan de [adres] te [woonplaats] , te ontruimen. Ik heb op de deur geklopt van de [adres] te [woonplaats] . Een vrouw met een baby deed open. Ik zag tevens twee peuters in de woning.
4. Verdachte heeft
blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal van verhoorop 11 april 2021 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb trofeeën van plastic gesmolten en daar doe ik metalen dingen bij. [5]
Bewijsoverweging
Anders dan de mening die de raadsvrouw is toegedaan is de rechtbank van oordeel dat naar algemene ervaringsregels heeft te gelden dat de kans dat brand ontstaat als plastic en metalen goederen, die niet tot verhitting zijn bestemd, ter versmelting worden verhit, aanmerkelijk is. Door plastic en metalen goederen ter versmelting daarvan op zijn elektrische kookplaat te verhitten, heeft verdachte die aanmerkelijke kans aanvaard. Door dit te doen op de benedenverdieping van een flatgebouw terwijl zich in dat flatgebouw personen bevonden, is zowel gemeen gevaar voor goederen als levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten geweest. Met zijn handelen heeft verdachte brand gesticht. Dat die brand zich nog in het stadium van smeulen bevond (dat is een eerste fase van een brand) en nog niet uit vlammen bestond, doet niet af aan de omstandigheid dat sprake is van een voltooide brandstichting waarbij het hiervoor beschreven gevaar is veroorzaakt.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 10 april 2021 te [woonplaats] opzettelijk brand heeft gesticht in een woning op de benedenverdieping van een flatgebouw aan de [adres] , immers heeft verdachte toen aldaar plastic en metalen voorwerpen op een elektrische kookplaat gelegd (die aanstond) (en dus in aanraking gebracht met die elektrische kookplaat), ten gevolge waarvan brand en rookvorming is ontstaan en gemeen gevaar voor voornoemde woning en flat en de in de woning/de flat aanwezige goederen en levensgevaar voor de in de flat aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in het pand aanwezige personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, te duchten was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht verdachte ontoerekeningsvatbaar en heeft gevorderd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht en dat hij om die reden dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van een rapport van 22 juli 2021 dat door klinisch psycholoog M.G.H. van Willigenburg is opgesteld en van een rapport van 30 juli 2021 dat door psychiater G.F. Nijeboer is opgesteld. Door beide deskundigen is vastgesteld dat verdachte lijdt aan de psychische stoornis schizofrenie. Ook hebben beide deskundigen vastgesteld dat van die psychische stoornis sprake was ten tijde van het tenlastegelegde en dat die psychische stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloedde. De deskundigen hebben gerapporteerd dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde psychotisch en verward was en dat hij onder meer last had van wanen. De toestand waarin verdachte verkeerde maakte volgens de klinisch psycholoog dat het verdachte volledig ontbrak aan ruimte voor het overwegen van gedragsalternatieven en controle over zijn handelen. In geval van bewezenverklaring hebben beide deskundigen geadviseerd om het tenlastegelegde niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en is op basis daarvan van oordeel dat het hiervoor bewezenverklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend en dat verdachte wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid niet strafbaar wordt geacht.
De rechtbank zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

9.GEEN OPLEGGING VAN MAATREGEL

Uit voornoemde rapporten volgt dat de kans dat verdachte recidiveert door de deskundigen als laag wordt ingeschat indien hij antipsychotische medicatie blijft innemen. Verdachte krijgt momenteel de juiste medicatie en laat herstel zien. Verdachte heeft verklaard door te willen gaan met het gebruik van antipsychotische medicatie en ondersteuning te accepteren.
Door de deskundigen is verklaard dat verdachte eerst een langdurige klinische behandeling nodig heeft, waarbij de inname van antipsychotische medicatie dient te worden voortgezet. Vanuit de kliniek kan vervolgens ambulante behandeling worden gestart. Door beide deskundigen wordt geadviseerd om in geval van bewezenverklaring van het tenlastegelegde een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg af te geven.
Het advies van de deskundigen om ten behoeve van verdachte een zorgmachtiging af te geven, wordt door de reclassering in haar rapport van 26 juli 2021 overgenomen.
De rechtbank overweegt dat op 19 juli 2021 een zorgmachtiging is afgegeven, die tot 19 januari 2022 van kracht is. In het kader van die zorgmachtiging heeft verdachte zich laten opnemen en behandelen door GGZ Centraal. Uit het door de raadsvrouw op 16 november 2021 aan de rechtbank verstrekte e-mailbericht van R. Bak, werkzaam bij GGZ Centraal, volgt onder meer dat het psychotische toestandsbeeld van verdachte tijdens zijn opname verbleekte, dat hij zijn medicatie inneemt en dat hij regelmatig contact heeft met zijn behandelaar vanuit GGZ Centraal. Opgemerkt wordt dat verdachte inzicht in zijn ziekte heeft en dat hij begrijpt dat hij medicatie nodig heeft om te kunnen functioneren.
Dat verdachte aanzienlijk is opgeknapt, heeft de rechtbank ter terechtzitting van 17 november 2021 ook zelf geconstateerd. Verdachte lijkt meer dan voldoende te zijn doordrongen van nut en noodzaak van het innemen van antipsychotische medicatie en spant zich overtuigend in om zijn leven op rit te krijgen.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 17 november 2021 verklaard dat de zorgmachtiging, die nu nog loopt, in het civiele kader zal worden voortgezet. Gelet op die omstandigheid ziet de rechtbank geen aanleiding om in het kader van de afdoening van deze strafzaak een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg af te geven.
10
BESLISSING
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte voor het onder 1 bewezenverklaarde
niet strafbaaren
ontslaat hem van alle rechtsvervolgingten aanzien van dat feit;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
De rechtbank:
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van Esch, voorzitter, mrs. W.S. Ludwig en M. Weistra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 december 2021.
mrs. W.S. Ludwig en M. Weistra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 april 2021 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning op de benedenverdieping van een flatgebouw aan de
[adres] , immers heeft verdachte toen aldaar (een) plastic en/of (een) metale(n) voorwerp(en) op een elektrische kookplaat gelegd (die aanstond) (en dus in aanraking gebracht met die elektrische kookplaat), ten gevolge waarvan die/dat voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk is/zijn gesmolten en/of verbrand, in elk geval brand en/of rookvorming is ontstaan en gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of flat en/of de in het woning/de flat aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor (een) goeder(en) en/of levensgevaar voor de in de woning/de flat aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning en/of het pand aanwezige personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 10 april 2021 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, in een woning op de benedenverdieping van een flatgebouw aan de [adres] , opzettelijk en wederrechtelijk een stof, te weten rook, ontstaan door het smelten/in brand steken van plastic en/of metaal, op en/of in de bodem en/of in de lucht heeft gebracht, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor (een) ander(en) te duchten was, aangezien toen aldaar in het flatgebouw vezels en/of stukjes en/of deeltjes van brandend plastic en/of metaal zijn verspreid en/of losgeraakt en/of achtergebleven, terwijl geen, althans onvoldoende maatregelen waren/werden genomen om te voorkomen dat (een) omwonende(n) in aanraking kwam(en) of zou(den) kunnen komen met die rook;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 april 2021 te Almere, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [baby] (geboren op [2021] ), althans aan een of meer in de flat aanwezige personen, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (een) plastic en/of (een) metale(n) voorwerp(en) op een elektrische kookplaat gelegd (die aanstond)(en dus in aanraking gebracht met die elektrische kookplaat), ten gevolge waarvan die/dat voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk is/zijn gesmolten en/of verbrand, in elk geval brand en/of rookvorming is ontstaan en/of vervolgens een deur heeft open gezet waardoor de rook zich door het flatgebouw heeft verspreid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 april 2021 te Almere, in elk geval in Nederland, [baby] (geboren op [2021] ), heeft mishandeld door (een) plastic en/of (een) metale(n) voorwerp(en) op een elektrische kookplaat te leggen (die aanstond) (en dus in aanraking te brengen met die elektrische kookplaat), ten gevolge waarvan die/dat voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk is/zijn gesmolten en/of verbrand, in elk geval brand en/of rookvorming is ontstaan en/of vervolgens een deur open te zetten waardoor de rook zich door het flatgebouw heeft verspreid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 mei 2021, voorzien van documentcode MD2R021046, opgemaakt door politie Midden-Nederland en doorgenummerd pagina 1 tot en met 82. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 68.
3.Pagina 69.
4.Pagina 70.
5.Pagina 20.