4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2
In de aangiftewordt onder meer het volgende vermeld:
“Op 20 augustus 2019 werd door een schadebehandelaar van De Goudse een geldbedrag ter grootte van € 189.485,75 per abuis overgemaakt naar IBAN [rekeningnummer] ten name van [handelsnaam] ; Dit geldbedrag was niet bestemd voor [handelsnaam] maar betrof een schade-uitkering, die bestemd was voor een verzekeringnemer van De Goudse in verband met een geleden en gedekt schade-evenement;
De onverplichte betaling werd door De Goudse pas medio oktober geconstateerd, nadat de verzekeringnemer navraag deed waar zijn schade-uitkering bleef;
IBAN [rekeningnummer] behoort toe aan de rechtspersoon [rechtspersoon] B.V., KvK.nr: [KVK nummer] en handelende onder de handelsnaam [handelsnaam] ;
Uit de emailcorrespondentie tussen de schadebehandelaar van De Goudse en [verdachte] van [handelsnaam] van 14 en 15 oktober 2019 blijkt dat de heer [verdachte] aangeeft dat hij niet aan ons terugbetaalverzoek kan voldoen;
Uit het handelsregister blijkt dat de rechtspersoon [rechtspersoon] B.V., in de periode van 02-01-2014 tot 20-11-2018 tevens handelde onder de naam [handelsnaam] en dat de heer [verdachte] vanaf 15-05-2018 tot de datum van ontbinding/uitschrijving (3 mei 2019) de enige alleen en zelfstandig bevoegde bestuurder van deze rechtspersoon was;
Medio november 2019 bleek na telefonische navraag bij de ING-bank dat het geldbedrag van € 189.485,75 niet meer aanwezig was op IBAN [rekeningnummer] en dat het geen zin had om beslag te leggen op het saldo van deze IBAN-rekening”.
Verdachte heeft op 15 oktober 2019 via emailde volgende berichten verzonden:
“Op de door ons gebruikte IBAN-rekening werd het door u genoemde bedrag NIET aangetroffen. Het is sterker: in het kwartaal van 1 juli 2019 tot 1 oktober 2019 werd geen enkele betaling van De Goudse door ons genoteerd.
Opgemerkt dient te worden dat een bedrag, ter grootte van het door u genoemde bedrag, in ons bedrijf ook vrijwel onmiddellijk was opgevallen.
Wij kunnen dan ook helaas niet voldoen aan uw uitnodiging om e.e.a. retour te betalen.”
“de toegestuurde schermafbeeldingen maken veel duidelijk. de bedragen zijn kennelijk overgemaakt op een IBAN-rekening eindigende op 33.666. Deze rekening
staat op naam van [rechtspersoon] BV. Wij hebben met deze vennootschap, aandeelhouders en directie niets uitstaande. (In juli 2019 hebben wij wel de handelsnaam " [handelsnaam] " van deze vennootschap geleverd gekregen.)”
Uit onderzoek is onder meer het volgende naar voren gekomen:
“ [rekeningnummer] betreft een zakelijke rekening op naam van [rechtspersoon] BV.
Ik zag dat de betaalpas van rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van ' [rechtspersoon] B.V.' onder verantwoordelijkheid is van:
[rechtspersoon] BV inz [handelsnaam]
Hr [verdachte]
Ik zag dat er als wettelijk vertegenwoordiger van het rekeningnummer [rekeningnummer] de naam [verdachte] op de identificerende gegevens van de bank stond.
Ik zag dat er op 21 augustus 2019 een overboeking op bovenstaand bankrekeningnummer ten bedrage van EUR 189.485,75 was bijgeschreven. Ik zag dat dit geldbedrag afkomstig was van het rekeningnummer: [rekeningnummer] , ten name van 'GOUDSE SCHADEVERZEKERINGEN N.V.'.
Verder zag ik dat er op 21 augustus 2019, na de overschrijving van 'GOUDSE SCHADEVERZEKERINGEN N.V.' in een tijdsbestek van ongeveer anderhalf uur van 21.58 uur tot 22.38 uur, acht grote geldbedragen zijn overgeschreven naar twee verschillende rekeningnummers.
Dit betreffen de volgende bedragen, tenaamstellingen en rekeningnummers:
BEDRAG: NAAM: REKENINGNUMMER:
EUR 20.100,10 [naam] [rekeningnummer] ;
EUR 23.000,- [naam] [rekeningnummer]
EUR 21.995,95 [naam]
EUR 26.024,30 [naam] [rekeningnummer]
EUR 19.225,10 [naam]
EUR 28.870,40 [naam] [rekeningnummer]
EUR 23.460,50 [naam] .
EUR 27.390,45 [stichting 1] [rekeningnummer] ;
ombudsman
schadeverzekeringen
Nederland
In totaal betreft dit een bedrag van: EUR 190.066,80.
Volgens de kamer van koophandel is de ' [stichting 1] ' genoemd als een van de handelsnamen van ' [rechtspersoon] B.V.'. Ook staat hierin dat verdachte [verdachte] tot op moment van faillissement, op 03 mei 2019, als alleen/zelfstandige bestuurder van ' [rechtspersoon] B.V.' stond ingeschreven.”
“Bankrekeningnummer [rekeningnummer] betreft een zakelijke rekening op naam van [naam] B.V., rechtsvorm BV, vestigingsadres: [adres] , [vestigingsplaats] .”
“In de uitleveringsmail van de Rabobank las ik dat het rek.nr. [rekeningnummer] op naam stond van [naam] B.V.
Ik las dat [verdachte] als enige DGA beschikkingsbevoegd is.
Van de Rabobank ontving ik een transactieoverzicht van bankrekeningnummer [rekeningnummer] .
In het overzicht zag ik dat er op 21 augustus 2019 zeven (7) grote geldbedragen op dit rekeningnummer werden bijgeschreven. Ik zag dat al deze bedragen kwamen van het bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [rechtspersoon] BV inz [handelsnaam] LTD. Ik zag dat het om de volgende transacties ging
BEDRAG: NAAM: REKENINGNUMMER:
EUR 28.870,40 [rechtspersoon] [rekeningnummer]
Ned. BV
EUR 26.024,30 [rechtspersoon] [rekeningnummer]
Ned. BV
EUR 23.460,50 [rechtspersoon] [rekeningnummer]
Ned. BV
EUR 23.000,- [rechtspersoon] [rekeningnummer]
Ned. BV
EUR 21.995,95 [rechtspersoon] [rekeningnummer]
Ned. BV
EUR 20.100,10 [rechtspersoon] [rekeningnummer]
Ned. BV
EUR 19.225,10 [rechtspersoon] [rekeningnummer]
Ned. BV
Bij elkaar opgeteld gaat dit om een totaalbedrag van 162.676,35 EUR.
In het transactieoverzicht las ik dat de volgende afschrijvingen naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [verdachte] gemaakt waren:
9 september 2019 EUR 2.325,-
27 september 2019 EUR 400,-
28 oktober 2019 EUR 400,-
27 november 2019 EUR 400,-
27 december 2019 EUR 400,-
Het totaalbedrag wat [verdachte] naar zijn vermoedelijke privé rekening overschrijft is 3925,- EUR.”
“Uit bevraging van de Kamer van Koophandel blijkt dat de voorzitter en tevens secretaris van [stichting 1] is:
- [verdachte] ;
- geboren [1958] .
De [stichting 1] is gevestigd op de [adres] te [vestigingsplaats] . Uit eerdere bevindingen blijkt dat op dit adres ook gevestigd is:
- [rechtspersoon] BV inz [handelsnaam] ;
- [naam] BV;
- [administratiekantoor] ;
- [stichting 2] .”
“Ik heb de gegevens van rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van
' [stichting 1] ' onderzocht.
Ik zag dat er op 21 augustus 2019, om 22.05.49 uur, een overboeking op bovenstaand rekeningnummer was gedaan vanaf bankrekeningnummer: [rekeningnummer] , ten name van ' [rechtspersoon] BV inz [handelsnaam] LTD'.
Ik zag dat het bedrag dat was overgeboekt, 27.390,45 EUR bedroeg.
Vervolgens zag ik dat op meerdere data (25 augustus 2019, 26 augustus 2019 en 24 september 2019) grote geldbedragen zijn overgeschreven vanaf [rekeningnummer] , ten name van [naam] naar het bankrekeningnummer [rekeningnummer] , ten name van ' [stichting 1] '.
Dit gaat om de volgende transacties:
BEDRAG: NAAM: REKENINGNUMMER:
EUR 16.300,- [naam] , [rekeningnummer]
[naam]
EUR 23.700,- [naam] , [rekeningnummer]
[naam]
EUR 4.000,- [naam] , [rekeningnummer]
[naam]
In totaal is dit een bedrag van 44.000,- EUR.”
“Van alle 3 de rekeningen waar het geld afkomstig van de Goudse Verzekeringen naartoe is overgemaakt staat als enige beschikkingsbevoegde te boek [verdachte] . Bij elk van de 3 rekeningen is 1 bankpas afgegeven op naam van [verdachte] en [verdachte] is de enige gemachtigde is van alle 3 de rekeningen.”
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het geldbedrag dat De Goudse Verzekeringen heeft overgemaakt terecht is gekomen op een bankrekening met nummer [rekeningnummer] waarvan verdachte de enig wettelijk vertegenwoordiger is. Vervolgens is het overgemaakte geldbedrag in een tijdsbestek van anderhalf uur overgeboekt naar twee andere bankrekeningen (met nummer [rekeningnummer] en [rekeningnummer] ) van bedrijven die eveneens zijn te herleiden tot de persoon van verdachte. Alle drie de bedrijven zijn te herleiden tot hetzelfde vestigingsadres in [vestigingsplaats] . Uit onderzoek blijkt dat verdachte over alle drie de bankrekeningen als enige beschikkingsbevoegd was. Ook is er daarna geld gestort naar de privébankrekening van verdachte (met nummer [rekeningnummer] ).
Verdachte heeft verklaard dat ook anderen beschikkingsbevoegd zijn over zijn bankrekeningen en hij heeft daarbij verwezen naar zijn kinderen. De rechtbank constateert dat verdachte zijn verklaring niet nader heeft toegelicht en onderbouwd en dat uit het politieonderzoek het tegendeel blijkt. Het door De Goudse Verzekeringen overgemaakte geld is dus linksom en rechtsom ten goede gekomen aan de bankrekeningen waarover verdachte als enige kon beschikken. Bij deze stand van zaken acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat niet hij, maar anderen over het geldbedrag hebben beschikt, dan wel de bedragen hebben overgeboekt, niet aannemelijk geworden. Verdachte heeft als heer en meester beschikt over het geldbedrag dat per abuis naar de bankrekening was overgemaakt waarover hij zeggenschap had. Hij heeft het geldbedrag aan het zicht onttrokken door het door te boeken naar andere bankrekeningen en heeft zo de herkomst daarvan verhuld.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte schuldig is aan verduistering en witwassen.
Voortgezette handeling
De rechtbank overweegt dat het witwassen van het verduisterde geldbedrag als een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht moet worden beschouwd. Het verduisteren van het geldbedrag en het vervolgens witwassen daarvan zijn handelingen die, naar het oordeel van de rechtbank, in de kern genomen voortkomen uit één ongeoorloofd wilsbesluit van verdachte. Het witwassen heeft feitelijk betrekking op het gebruik maken van het verduisterde geld. Het betreffen gelijksoortige en elkaar in tijd opvolgende gedragingen, waardoor de verschillende bewezen geachte gedragingen, ook ten aanzien van het wilsbesluit, zo nauw met elkaar samenhangen dat verdachte daarvan één verwijt kan worden gemaakt.