ECLI:NL:RBMNE:2021:5823

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
16.316510.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en witwassen van een aanzienlijk geldbedrag door een contra schade-expert

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 30 november 2021, is de verdachte beschuldigd van verduistering en witwassen van een geldbedrag van € 189.485,75, dat per abuis was overgemaakt naar zijn bankrekening door Goudse Verzekeringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als contra schade-expert, het vertrouwen dat in hem was gesteld ernstig heeft beschaamd. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van Goudse Verzekeringen, die ontdekte dat het geldbedrag niet was terugbetaald na een foutieve overboeking. De verdachte heeft tijdens de rechtszittingen ontkend verantwoordelijk te zijn voor de overboekingen en heeft gesuggereerd dat anderen toegang hadden tot zijn bankrekeningen. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte als enige beschikkingsbevoegd was over de betrokken rekeningen en dat hij het geldbedrag opzettelijk had verduisterd en vervolgens had gewitwassen door het over te boeken naar andere rekeningen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.316510.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1958] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 maart 2021, 8 juni 2021 en 16 november 2021.
Op 25 maart 2021 heeft de politierechter de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.
Op 8 juni 2021 en op 16 november 2021 is de zaak door de meervoudige kamer inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.A. Nieli en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.M. Veldman, advocaat te Breda, alsmede de benadeelde partij [A] namens de Goudse Schadeverzekeringen N.V., naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de terechtzitting van 8 juni 2021 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1
in de periode van 20 augustus 2019 tot en met 31 december 2019 te Bilthoven een geldbedrag van € 189.485,75 van Goudse Verzekeringen heeft verduisterd via een op zijn bedrijfsnaam gestelde bankrekening;
2
in de periode 20 augustus 2019 tot en met 31 december 2019 te Bilthoven een geldbedrag van € 189.485,75 heeft witgewassen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank ziet geen belemmering voor een inhoudelijke beoordeling van de strafzaak.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Aangevoerd is dat er weliswaar wettig bewijs is voor de ten laste gelegde feiten, maar dat de overtuiging ontbreekt dat verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt. Verdachte heeft immers het alternatieve scenario geschetst dat niet hij, maar anderen, gebruik hebben gemaakt van zijn bankrekening. Weliswaar zijn de bankrekeningen aan verdachte gekoppeld, maar dat wil nog niet zeggen dat verdachte de overboekingen heeft gedaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2 [1]
In de aangifte [2] wordt onder meer het volgende vermeld:
“Op 20 augustus 2019 werd door een schadebehandelaar van De Goudse een geldbedrag ter grootte van € 189.485,75 per abuis overgemaakt naar IBAN [rekeningnummer] ten name van [handelsnaam] ; Dit geldbedrag was niet bestemd voor [handelsnaam] maar betrof een schade-uitkering, die bestemd was voor een verzekeringnemer van De Goudse in verband met een geleden en gedekt schade-evenement [3] ;
De onverplichte betaling werd door De Goudse pas medio oktober geconstateerd, nadat de verzekeringnemer navraag deed waar zijn schade-uitkering bleef;
IBAN [rekeningnummer] behoort toe aan de rechtspersoon [rechtspersoon] B.V., KvK.nr: [KVK nummer] en handelende onder de handelsnaam [handelsnaam] ;
Uit de emailcorrespondentie tussen de schadebehandelaar van De Goudse en [verdachte] van [handelsnaam] van 14 en 15 oktober 2019 blijkt dat de heer [verdachte] aangeeft dat hij niet aan ons terugbetaalverzoek kan voldoen;
Uit het handelsregister blijkt dat de rechtspersoon [rechtspersoon] B.V., in de periode van 02-01-2014 tot 20-11-2018 tevens handelde onder de naam [handelsnaam] en dat de heer [verdachte] vanaf 15-05-2018 tot de datum van ontbinding/uitschrijving (3 mei 2019) de enige alleen en zelfstandig bevoegde bestuurder van deze rechtspersoon was;
Medio november 2019 bleek na telefonische navraag bij de ING-bank dat het geldbedrag van € 189.485,75 niet meer aanwezig was op IBAN [rekeningnummer] en dat het geen zin had om beslag te leggen op het saldo van deze IBAN-rekening [4] ”.
Verdachte heeft op 15 oktober 2019 via email [5] de volgende berichten verzonden:
“Op de door ons gebruikte IBAN-rekening werd het door u genoemde bedrag NIET aangetroffen. Het is sterker: in het kwartaal van 1 juli 2019 tot 1 oktober 2019 werd geen enkele betaling van De Goudse door ons genoteerd.
Opgemerkt dient te worden dat een bedrag, ter grootte van het door u genoemde bedrag, in ons bedrijf ook vrijwel onmiddellijk was opgevallen.
Wij kunnen dan ook helaas niet voldoen aan uw uitnodiging om e.e.a. retour te betalen. [6]
“de toegestuurde schermafbeeldingen maken veel duidelijk. de bedragen zijn kennelijk overgemaakt op een IBAN-rekening eindigende op 33.666. Deze rekening
staat op naam van [rechtspersoon] BV. Wij hebben met deze vennootschap, aandeelhouders en directie niets uitstaande. (In juli 2019 hebben wij wel de handelsnaam " [handelsnaam] " van deze vennootschap geleverd gekregen.) [7]
Uit onderzoek is onder meer het volgende naar voren gekomen:
“ [rekeningnummer] betreft een zakelijke rekening op naam van [rechtspersoon] BV. [8]
Ik zag dat de betaalpas van rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van ' [rechtspersoon] B.V.' onder verantwoordelijkheid is van:
[rechtspersoon] BV inz [handelsnaam]
Hr [verdachte]
Ik zag dat er als wettelijk vertegenwoordiger van het rekeningnummer [rekeningnummer] de naam [verdachte] op de identificerende gegevens van de bank stond.
Ik zag dat er op 21 augustus 2019 een overboeking op bovenstaand bankrekeningnummer ten bedrage van EUR 189.485,75 was bijgeschreven. Ik zag dat dit geldbedrag afkomstig was van het rekeningnummer: [rekeningnummer] , ten name van 'GOUDSE SCHADEVERZEKERINGEN N.V.'.
Verder zag ik dat er op 21 augustus 2019, na de overschrijving van 'GOUDSE SCHADEVERZEKERINGEN N.V.' in een tijdsbestek van ongeveer anderhalf uur van 21.58 uur tot 22.38 uur, acht grote geldbedragen zijn overgeschreven naar twee verschillende rekeningnummers. [9]
Dit betreffen de volgende bedragen, tenaamstellingen en rekeningnummers:
BEDRAG: NAAM: REKENINGNUMMER:
EUR 20.100,10 [naam] [rekeningnummer] ;
EUR 23.000,- [naam] [rekeningnummer]
EUR 21.995,95 [naam]
EUR 26.024,30 [naam] [rekeningnummer]
EUR 19.225,10 [naam]
EUR 28.870,40 [naam] [rekeningnummer]
EUR 23.460,50 [naam] .
EUR 27.390,45 [stichting 1] [rekeningnummer] ;
ombudsman
schadeverzekeringen
Nederland
In totaal betreft dit een bedrag van: EUR 190.066,80.
Volgens de kamer van koophandel is de ' [stichting 1] ' genoemd als een van de handelsnamen van ' [rechtspersoon] B.V.'. Ook staat hierin dat verdachte [verdachte] tot op moment van faillissement, op 03 mei 2019, als alleen/zelfstandige bestuurder van ' [rechtspersoon] B.V.' stond ingeschreven. [10]
“Bankrekeningnummer [rekeningnummer] betreft een zakelijke rekening op naam van [naam] B.V., rechtsvorm BV, vestigingsadres: [adres] , [vestigingsplaats] . [11]
“In de uitleveringsmail van de Rabobank las ik dat het rek.nr. [rekeningnummer] op naam stond van [naam] B.V.
Ik las dat [verdachte] als enige DGA beschikkingsbevoegd is.
Van de Rabobank ontving ik een transactieoverzicht van bankrekeningnummer [rekeningnummer] .
In het overzicht zag ik dat er op 21 augustus 2019 zeven (7) grote geldbedragen op dit rekeningnummer werden bijgeschreven. Ik zag dat al deze bedragen kwamen van het bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [rechtspersoon] BV inz [handelsnaam] LTD. Ik zag dat het om de volgende transacties ging
BEDRAG: NAAM: REKENINGNUMMER:
EUR 28.870,40 [rechtspersoon] [rekeningnummer]
Ned. BV
EUR 26.024,30 [rechtspersoon] [rekeningnummer]
Ned. BV
EUR 23.460,50 [rechtspersoon] [rekeningnummer]
Ned. BV
EUR 23.000,- [rechtspersoon] [rekeningnummer]
Ned. BV
EUR 21.995,95 [rechtspersoon] [rekeningnummer]
Ned. BV
EUR 20.100,10 [rechtspersoon] [rekeningnummer]
Ned. BV
EUR 19.225,10 [rechtspersoon] [rekeningnummer]
Ned. BV
Bij elkaar opgeteld gaat dit om een totaalbedrag van 162.676,35 EUR.
In het transactieoverzicht las ik dat de volgende afschrijvingen naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [verdachte] gemaakt waren:
9 september 2019 EUR 2.325,-
27 september 2019 EUR 400,-
28 oktober 2019 EUR 400,-
27 november 2019 EUR 400,-
27 december 2019 EUR 400,-
Het totaalbedrag wat [verdachte] naar zijn vermoedelijke privé rekening overschrijft is 3925,- EUR. [12]
“Uit bevraging van de Kamer van Koophandel blijkt dat de voorzitter en tevens secretaris van [stichting 1] is:
- [verdachte] ;
- geboren [1958] .
De [stichting 1] is gevestigd op de [adres] te [vestigingsplaats] . Uit eerdere bevindingen blijkt dat op dit adres ook gevestigd is:
- [rechtspersoon] BV inz [handelsnaam] ;
- [naam] BV;
- [administratiekantoor] ;
- [stichting 2] . [13]
“Ik heb de gegevens van rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van
' [stichting 1] ' onderzocht.
Ik zag dat er op 21 augustus 2019, om 22.05.49 uur, een overboeking op bovenstaand rekeningnummer was gedaan vanaf bankrekeningnummer: [rekeningnummer] , ten name van ' [rechtspersoon] BV inz [handelsnaam] LTD'.
Ik zag dat het bedrag dat was overgeboekt, 27.390,45 EUR bedroeg.
Vervolgens zag ik dat op meerdere data (25 augustus 2019, 26 augustus 2019 en 24 september 2019) grote geldbedragen zijn overgeschreven vanaf [rekeningnummer] , ten name van [naam] naar het bankrekeningnummer [rekeningnummer] , ten name van ' [stichting 1] '.
Dit gaat om de volgende transacties:
BEDRAG: NAAM: REKENINGNUMMER:
EUR 16.300,- [naam] , [rekeningnummer]
[naam]
EUR 23.700,- [naam] , [rekeningnummer]
[naam]
EUR 4.000,- [naam] , [rekeningnummer]
[naam]
In totaal is dit een bedrag van 44.000,- EUR. [14]
“Van alle 3 de rekeningen waar het geld afkomstig van de Goudse Verzekeringen naartoe is overgemaakt staat als enige beschikkingsbevoegde te boek [verdachte] . Bij elk van de 3 rekeningen is 1 bankpas afgegeven op naam van [verdachte] en [verdachte] is de enige gemachtigde is van alle 3 de rekeningen. [15]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het geldbedrag dat De Goudse Verzekeringen heeft overgemaakt terecht is gekomen op een bankrekening met nummer [rekeningnummer] waarvan verdachte de enig wettelijk vertegenwoordiger is. Vervolgens is het overgemaakte geldbedrag in een tijdsbestek van anderhalf uur overgeboekt naar twee andere bankrekeningen (met nummer [rekeningnummer] en [rekeningnummer] ) van bedrijven die eveneens zijn te herleiden tot de persoon van verdachte. Alle drie de bedrijven zijn te herleiden tot hetzelfde vestigingsadres in [vestigingsplaats] . Uit onderzoek blijkt dat verdachte over alle drie de bankrekeningen als enige beschikkingsbevoegd was. Ook is er daarna geld gestort naar de privébankrekening van verdachte (met nummer [rekeningnummer] ).
Verdachte heeft verklaard dat ook anderen beschikkingsbevoegd zijn over zijn bankrekeningen en hij heeft daarbij verwezen naar zijn kinderen. De rechtbank constateert dat verdachte zijn verklaring niet nader heeft toegelicht en onderbouwd en dat uit het politieonderzoek het tegendeel blijkt. Het door De Goudse Verzekeringen overgemaakte geld is dus linksom en rechtsom ten goede gekomen aan de bankrekeningen waarover verdachte als enige kon beschikken. Bij deze stand van zaken acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat niet hij, maar anderen over het geldbedrag hebben beschikt, dan wel de bedragen hebben overgeboekt, niet aannemelijk geworden. Verdachte heeft als heer en meester beschikt over het geldbedrag dat per abuis naar de bankrekening was overgemaakt waarover hij zeggenschap had. Hij heeft het geldbedrag aan het zicht onttrokken door het door te boeken naar andere bankrekeningen en heeft zo de herkomst daarvan verhuld.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte schuldig is aan verduistering en witwassen.
Voortgezette handeling
De rechtbank overweegt dat het witwassen van het verduisterde geldbedrag als een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht moet worden beschouwd. Het verduisteren van het geldbedrag en het vervolgens witwassen daarvan zijn handelingen die, naar het oordeel van de rechtbank, in de kern genomen voortkomen uit één ongeoorloofd wilsbesluit van verdachte. Het witwassen heeft feitelijk betrekking op het gebruik maken van het verduisterde geld. Het betreffen gelijksoortige en elkaar in tijd opvolgende gedragingen, waardoor de verschillende bewezen geachte gedragingen, ook ten aanzien van het wilsbesluit, zo nauw met elkaar samenhangen dat verdachte daarvan één verwijt kan worden gemaakt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
in de periode van 20 augustus 2019 tot en met 31 december 2019 in Nederland
opzettelijk een geldbedrag ter hoogte van 189.485,75 euro, dat geheel toebehoorde aan de Goudse Verzekeringen, en welk goed verdachte ten onrechte via een op zijn bedrijfsnaam gestelde bankrekening onder zich had gekregen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2
in de periode van 20 augustus 2019 tot en met 31 december 2019 in Nederland van een geldbedrag van 189.485,75 euro, de herkomst heeft verhuld en heeft verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp was, te weten de Goudse Verzekeringen, en heeft voorhanden gehad, en van (een gedeelte van) een geldbedrag van 189.485,75 euro gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
De voortgezette handeling van:
1
verduistering
en
2
witwassen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 12 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank, in weerwil van hetgeen door de verdediging is aangevoerd, komt tot een bewezenverklaring, dan geven de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om de tijd waarin hij niet bij zijn gezin kan zijn zoveel mogelijk te beperken. Verdachte is bereid en in staat tot het verrichten van een taakstraf. Indien de rechtbank aanleiding ziet tot het opleggen van een gevangenisstraf verzoekt de verdediging om een (grotendeels) voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van een aanzienlijk geldbedrag dat per vergissing naar een bedrijf van verdachte is overgemaakt. Verdachte was als contra schade-expert betrokken bij de schadeafwikkeling tussen De Goudse Verzekeringen en [bedrijf] BV. Verdachte heeft het vertrouwen dat in hem als contra schade-expert mocht worden gesteld op ernstige wijze beschaamd en hij heeft anderen aanzienlijk financieel nadeel berokkend.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van dit geldbedrag. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken en daaraan een schijnbaar legale herkomst te verschaffen wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast.
Bij de beantwoording van de vraag welke staf passend is, hanteert de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. De oriëntatiepunten gaan voor fraude met een benadelingsbedrag tussen € 125.000,- en € 250.000,- uit van een gevangenisstraf van 9 tot 12 maanden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie (hierna: strafblad) betreffende verdachte van 15 december 2020. Uit het strafblad blijkt niet dat verdachte eerder vanwege fraude is veroordeeld. De rechtbank hecht aan het strafblad geen strafverhogende of strafverlagende betekenis.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte rekening met zijn proceshouding: hij heeft de ten laste gelegde feiten steeds ontkend en heeft geen medewerking verleend aan het onderzoek. Verder is van betekenis dat de fraude een aanzienlijk bedrag betreft, te weten ruim € 189.000,-.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat
een gevangenisstraf van 12 maandenpassend en geboden is. De raadsvrouw heeft verzocht om het opleggen van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, maar de rechtbank is van oordeel dat daarmee geen recht wordt gedaan aan de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[A] heeft zich namens de Goudse Schadeverzekeringen N.V. als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 191.591,15. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij kan in zijn geheel worden toegewezen, met vergoeding van de wettelijke rente en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Primair is aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk is omdat de beoordeling daarvan een te zware belasting betekent van het strafgeding. Subsidiair is aangevoerd dat van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel dient te worden afgezien.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 191.591,15, bestaande uit het schadebedrag van € 189.485,75 en intern door de Goudse Schadeverzekeringen N.V. gemaakte onderzoekskosten van € 2.105,40, en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal, anders dan door de officier van justitie is verzocht, het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel achterwege laten, omdat ervan wordt uitgegaan dat de Goudse Schadeverzekeringen N.V. zelf in staat is te kunnen zorgdragen voor de incasso van het toe te wijzen schadebedrag.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 56, 321 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van de Goudse Schadeverzekeringen N.V. toe tot een bedrag van € 191.591,15;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de Goudse Schadeverzekeringen N.V. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mrs. A.J.P. Schotman en D. Riani el Achhab, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen-van der Hoek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 november 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 augustus 2019 tot
en met 31 december 2019 te Bilthoven, gemeente De Bilt, althans in Nederland
opzettelijk
een geldbedrag ter hoogte van 189.485,75 euro, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehoorde aan de Goudse Verzekeringen, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte ten onrechte via een op zijn
bedrijfsnaam gestelde bankrekening onder zich had gekregen,
elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht, art 322 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 augustus 2019 tot
en met 31 december 2019 te Bilthoven, gemeente De Bilt, althans in Nederland
van een geldbedrag van 189.485,75 euro,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of
de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen
en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp was, te weten de
Goudse Verzekeringen,
en/of
heeft verworven, voorhanden gehad,
overgedragen en/of omgezet, en/of
van (een gedeelte van) een geldbedrag van 189.485,75 euro gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte
2.een proces-verbaal van aangifte van 2 april 2020, nummer PL0900-2020097000-1, pagina 10.
3.een geschrift, te weten een aangifte verklaring van [A] namens De Goudse Schadeverzekeringen NV, pagina 13.
4.een geschrift, te weten een aangifte verklaring van [A] namens De Goudse Schadeverzekeringen NV, pagina 14.
5.een geschrift, te weten een afschrift van een emailbericht van 15 oktober 2019 van verdachte aan
6.een geschrift, te weten een afschrift van een emailbericht van 15 oktober 2019, 10.48 uur, van verdachte aan De Goudse, pagina 29.
7.een geschrift, te weten een afschrift van een emailbericht van 15 oktober 2019, 14.59 uur, van verdachte aan De Goudse, pagina 26.
8.een geschrift, te weten identificerende gegevens van de ING, pagina 116.
9.een proces-verbaal van bevindingen van 12 juni 2020, nummer PL0900-2020097000-5, pagina 113.
10.een proces-verbaal van bevindingen van 12 juni 2020, nummer PL0900-2020097000-5, pagina 114.
11.een proces-verbaal van bevindingen van 8 juli 2020, nummer PL0900-2020097000-7, pagina 140.
12.een proces-verbaal van bevindingen van 24 augustus 2020, nummer PL0900-2020097000-15, pagina 149.
13.een proces-verbaal van bevindingen van 24 juli 2020, nummer PL0900-2020097000-11, pagina 124.
14.een proces-verbaal van bevindingen van 3 augustus 2020, nummer PL0900-2020097000-14, pagina 133.
15.een proces-verbaal van bevindingen van 4 augustus 2021, nummer PL0900-2020097000-20, pagina 5 van het aanvullend procesdossier.