ECLI:NL:RBMNE:2021:5822

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
16.140841.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van agent door omklemmen hals, geen vrijwillige terugtred

Op 30 mei 2021 heeft de verdachte in Utrecht geprobeerd een politieambtenaar van het leven te beroven door zijn keel dicht te knijpen. De rechtbank heeft op 16 november 2021 de zaak behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. B. Atakan, de verdachte beschuldigde van poging tot doodslag en zware mishandeling. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.M.H. Zuketto, heeft betoogd dat er geen sprake was van opzet en dat hij vrijwillig was teruggetreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de agent met kracht om de hals heeft geklemd, wat leidde tot een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, maar hem wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling en mishandeling van de agent. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden en 13 dagen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is de verdachte verplicht om € 800,- schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij, de politieambtenaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.140841.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B. Atakan en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.M.H. Zuketto, advocaat te Maastricht, alsmede de benadeelde partij [politieambtenaar] en zijn gemachtigde P.A. Hovius naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1
primair
op 30 mei 2021 te Utrecht heeft geprobeerd [politieambtenaar] van het leven te beroven door zijn keel dicht te knijpen;
subsidiair
op 30 mei 2021 te Utrecht heeft geprobeerd [politieambtenaar] zwaar te mishandelen door zijn keel dicht te knijpen;
2
primair
op 30 mei 2021 te Utrecht heeft geprobeerd [politieambtenaar] zwaar te mishandelen door hem bij het scrotum te grijpen en te knijpen;
subsidiair
op 30 mei 2021 te Utrecht [politieambtenaar] tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door hem bij het scrotum te grijpen en te knijpen;
3
op 30 mei 2021 te Utrecht [politieambtenaar] tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft beledigd met de woorden: “Politie! Kankerhomo!”.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank ziet geen belemmering voor een inhoudelijke beoordeling van deze strafzaak.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde acht de officier van justitie op grond van de uiterlijke verschijningsvorm bewezen dat verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de agent, zodat het primair ten laste gelegde bewezen is.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat de mishandeling een kwetsbaar deel van het lichaam betreft en dat er hard is geknepen omdat de agent als gevolg daarvan drie weken last heeft gehad van pijn, zodat het primair ten laste gelegde bewezen is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat geen sprake was van opzet en dat sprake was van vrijwillige terugtred door verdachte. Toen bij verdachte het besef indaalde ‘Wat ben ik aan het doen’, is hij gestopt en heeft hij de agent losgelaten. Verder blijkt uit de beelden dat verdachte slechts één arm om de nek van de agent heeft geklemd zodat het aanleggen van de nekklem met beide armen, zoals onder 1 ten laste gelegd, niet kan worden bewezen. Bewezen verklaren dat de nekklem met één arm is aangelegd is denaturering van de tenlastelegging.
Met betrekking tot het onder 2 primair tenlastegelegde is aangevoerd dat de feitelijke gedragingen van verdachte niet als zware mishandeling kunnen worden gekwalificeerd.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1
In de aangifte wordt onder meer het volgende vermeld:
“Plaats delict: Potterstraat te Utrecht
Pleegdatum: 30 mei 2021 [2]
Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt onder meer het volgende:
“Ik voelde dat [verdachte] zijn arm strak om mijn nek trok en ik zag en voelde dat wij vervolgens ten val kwamen. Ik voelde dat [verdachte] zijn arm strak om mijn nek bleef houden op het moment dat wij op de grond kwamen. Ik probeerde uit alle macht los te komen. Ik voelde dat ik nog amper lucht kreeg. Ik voelde dat ik zwaar begon te ademen omdat ik bijna geen zuurstof binnenkreeg. Ik had echt het gevoel dat ik heel zwaar in de problemen zat en was bang dat ik knock out zou gaan. Ik voelde dat [verdachte] maar kracht op mijn nek bleef zetten met zijn arm en voelde dat hij mij kennelijk ook echt knock out wilde "knijpen". Mijn portofoon was losgeschoten en ik kon hierdoor geen noodoproep plaatsen ondanks dat ik dit zeker wilde. Ik lag met mijn gezicht naar beneden, met mijn motorhelm nog op en met zijn arm strak om mijn nek. Ik voelde dat ik iets meer ruimte kreeg. Ik kon [verdachte] twee (2) maal een vuistslag in zijn gezicht geven. Ik zag en voelde dat [verdachte] hierop zijn nekklem verslapte. [3]
Uit camerabeelden blijkt onder meer het volgende:
“2.27.08 uur Ik zag dat, verdachte en slachtoffer op de grond vielen.
Op de grond ontstaat een worsteling.
2.27.25
uur Ik zag dat, de worsteling doorging. Ik zag dat,
verdachte onder het slachtoffer vandaan
kwam en hem bij de nek greep.
2.27.30
uur Ik zag dat, verdachte een nek klem aanlegde
bij het slachtoffer.
2.27.34
uur Ik zag dat, verdachte het slachtoffer nog
steeds bij de nek vasthield. [4]
2.27.48
uur Ik zag dat het slachtoffer nog
steeds bij de nek werd vastgehouden
2.27.55
uur Ik zag dat, het slachtoffer los kwam uit de
greep van de verdachte. [5]
Ten aanzien van feit 2
In de aangifte wordt onder meer het volgende vermeld:
“Plaats delict: Potterstraat te Utrecht
Pleegdatum: 30 mei 2021 [6]
Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt onder meer het volgende:
“Ik besloot [verdachte] aan te houden ter zake openbare dronkenschap.
Ik voelde dat [verdachte] mij bij mijn ballen pakte en erg hard in mijn ballen kneep. Ik voelde een stekende pijn en werd misselijk van de pijn. Door de heftige stekende pijn verloor ik de controle op [verdachte] en liet [verdachte] meer los. Ik probeerde hem nog vast te houden maar kon geen kracht meer zetten. [7]
Uit onderzoek door een arts blijkt onder meer het volgende:
“Re testis zelf niet drukpijnlijk net erboven wel gevoelig. [8]
Ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit.
De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2021;
  • een proces-verbaal van 30 mei 2021 van aangever [politieambtenaar] , pagina 17.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
Voor een bewezenverklaring van poging tot doodslag, het onder 1 primair tenlastegelegde, dient allereerst te worden beoordeeld of verdachte met zijn handelen de bedoeling (juridisch boos opzet genoemd) heeft gehad om [politieambtenaar] te doden. De rechtbank overweegt dat hiervan niet is gebleken.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of bij verdachte sprake was van opzet in voorwaardelijke zin op de dood van [politieambtenaar] . Daarvoor is vereist dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [politieambtenaar] door zijn handelen gedood zou worden. De vraag is dan of de kans op de dood naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te noemen. Dan dient het te gaan om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
De rechtbank overweegt dat het dossier onvoldoende informatie bevat voor het oordeel dat de kans op een dodelijke afloop aanmerkelijk was. De rechtbank overweegt daarover het volgende. Uit de weergegeven bewijsmiddelen en de ter zitting getoonde beelden is gebleken dat verdachte onder meer de agent met de rechterarm onder de oksel heeft vastgehouden en met de andere arm de hals/nek van de agent heeft omklemd en omklemd gehouden. [politieambtenaar] heeft verdachte, terwijl verdachte zijn hals/nek omklemd hield, meerdere forse vuistslagen kunnen geven. Op de hals/nek van [politieambtenaar] zijn slechts enkele krassen achter gebleven (pagina 6 en 7 van het procesdossier) en hij heeft zich niet aan zijn hals/nek laten onderzoeken door een arts. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden in onvoldoende mate kan worden vastgesteld dat door het omklemmen van de hals/nek van [politieambtenaar] de aanmerkelijke kans op diens dood bestond en dat verdachte de aanmerkelijke kans hierop heeft aanvaard. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de poging tot doodslag.
Met betrekking tot de poging tot zware mishandeling, tenlastegelegd onder 1 subsidiair, overweegt de rechtbank het volgende. Het dichtknijpen van de keel van [politieambtenaar] en die enige tijd dichtgeknepen houden op de wijze zoals hiervoor omschreven, levert naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op, bijvoorbeeld ernstige beschadiging van keel, luchtpijp of strottenhoofd. Dat is een feit van algemene bekendheid en wordt bij een ieder, dus ook bij verdachte, als bekend verondersteld. Door met die wetenschap desondanks dit gedrag te vertonen heeft verdachte de kans op een afloop met zwaar lichamelijk letsel bij [politieambtenaar] , gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, bewust aanvaard.
De rechtbank overweegt, gelet op hetgeen door de raadsman is aangevoerd, dat het bewezen verklaren van het met ‘één arm’ met kracht omklemmen van de hals/nek van de agent geen denaturering van de tenlastelegging met zich brengt.
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht het onder 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen.
Daarbij is, in aanvulling op de weergegeven bewijsmiddelen, van belang dat de mishandeling door het knijpen in de ballen van [politieambtenaar] past bij het verloop van de worsteling.
De agent, die aanvankelijk de overhand had op verdachte, verloor tijdens de worsteling de controle op verdachte en kon geen kracht meer zetten, waarna de rollen werden omgedraaid. De rechtbank is van oordeel dat het aannemelijk is dat hierbij een rol heeft gespeeld dat verdachte de agent tijdens de worsteling een forse pijnprikkel heeft toegebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet voldaan aan de vereisten voor poging tot zware mishandeling, omdat gelet op de gedragingen van verdachte niet is gebleken van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 primair tenlastegelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 30 mei 2021 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [politieambtenaar] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met kracht een arm om de hals/nek van die [politieambtenaar] heeft geklemd en gehouden, en
- vervolgens met kracht de hals/nek van die [politieambtenaar] heeft dicht geknepen en
gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 30 mei 2021 te Utrecht, een politieambtenaar, [politieambtenaar] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door met zijn hand die [politieambtenaar] bij het scrotum te grijpen en vervolgens met kracht te knijpen;
3
op 30 mei 2021 te Utrecht opzettelijk een politieambtenaar, te weten [politieambtenaar] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen:
"Politie! Kankerhomo!".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Geen vrijwillige terugtred
Op grond van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht is geen sprake van een poging als het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk.
Beantwoording van de vraag of gedragingen van de verdachte de conclusie rechtvaardigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt – mede gelet op de aard van het misdrijf – af van de concrete omstandigheden van het geval. Van buiten komende factoren, die mede ertoe hebben geleid dat het misdrijf niet is voltooid, behoeven niet aan de vrijwillige terugtred in de weg te staan.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aangifte en de beelden, in onderlinge samenhang bezien, blijkt dat geen sprake is geweest van vrijwillige terugtred door verdachte. Een getuige heeft tot twee keer toe geprobeerd verdachte te laten ophouden met het omklemmen van de hals/nek van de agent (pagina 23 en 24 van het procesdossier), maar verdachte heeft daar niet op gereageerd. Verdachte heeft pas losgelaten nadat de agent hem meerdere vuistslagen in het gezicht had gegeven en de agent weer de overhand kreeg in het gevecht.
De rechtbank is van oordeel dat onder de weergegeven omstandigheden geen sprake is van vrijwillige terugtred. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Er is verder ook geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1. subsidiair

poging tot zware mishandeling;

2 subsidiair

mishandeling terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;

3
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de rechtbank van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient af te zien vanwege de onomkeerbare gevolgen daarvan voor verdachte. Hierbij is verwezen naar het reclasseringsadvies. De raadsman heeft verzocht om een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en mishandeling van een agent. Daarmee heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de agent. Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van een dergelijk feit nog een lange tijd de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Bovendien worden daardoor in de maatschappij levende gevoelens van angst en onveiligheid aangewakkerd.
Ook heeft verdachte de agent beledigd terwijl de agent gewoon zijn werk deed. Daarmee heeft verdachte ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor het openbaar gezag. Ambtenaren met een publieke taak moeten - in het belang van de openbare orde - kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met beledigingen vanuit het publiek.
Uit de slachtofferverklaring van de agent en zijn verklaring ter terechtzitting blijkt dat de worsteling, naast de fysieke pijn en overlast, in toenemende mate impact had toen er ruimte kwam om na te denken over wat er was gebeurd en wat had kunnen gebeuren. Toen de agent na de nachtdienst thuis kwam en zijn zoontjes van 2 en 5 jaar een knuffel gaf besefte hij dat dit niet vanzelfsprekend was vanwege wat zich die nacht op straat had afgespeeld. De agent heeft voor zijn gevoel voor zijn leven moeten vechten en het is voor hem onbegrijpelijk dat de verdachte de nekklem liet voortduren terwijl hij ook had kunnen loslaten, opstaan en wegrennen. Ook blijkt uit de slachtofferverklaring dat de worsteling met verdachte impact heeft gehad op de agent bij de uitoefening van zijn functie, waarvan de aanhouding van ‘recalcitrante’ verdachten deel uitmaakt, en waarbij de agent merkt dat hij zich terughoudender dan voorheen opstelt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, voorafgaand aan het begaan van de strafbare feiten, sterk onder invloed van alcohol was (800 ug/l). Voor zover verdachte daardoor in een situatie is geraakt waarin hij zijn handelen en de gevolgen daarvan niet meer scherp voor ogen had, heeft te gelden dat dit niet strafverminderend meeweegt. Verdachte dient verantwoordelijk te worden gehouden voor wat hij heeft gedaan omdat hij zichzelf in de situatie van dronkenschap heeft gebracht.
Bij de beantwoording van de vraag welke staf passend is, hanteert de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor zware mishandeling zonder gebruik van een wapen uit van 3 tot 6 maanden gevangenisstraf. Het is strafverhogend als het zware mishandeling van een politieagent betreft. Strafverlagend is dat het een poging betreft.
Het oriëntatiepunt voor mishandeling met pijn zonder letsel is een geldboete van € 500,-.
Het oriëntatiepunt voor belediging is een geldboete van € 150,-.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie (hierna: strafblad) betreffende verdachte van 12 oktober 2021;
- een reclasseringsadvies van 2 november 2021.
Het strafblad van verdachte is leeg. De rechtbank hecht daar betekenis aan in het voordeel van verdachte.
In het reclasseringsadvies wordt vermeld dat verdachte zijn leven op orde heeft. Hij volgt een studie en heeft een eigen bedrijf. Overmatig alcoholgebruik lijkt de oorzaak van de strafbare feiten te zijn geweest. Er is geen sprake van verslaving aan alcohol. Door het volgen van de gedragsinterventie Alcohol & Geweld heeft verdachte inzicht gekregen in zijn alcoholgebruik, de gevolgen van overmatig alcoholgebruik en de relatie met agressief gedrag. De reclassering ziet geen noodzaak voor verdere behandeling en begeleiding.
Verdachte heeft zich gehouden aan de voorwaarden tot schorsing van de voorlopige hechtenis, waaronder een alcoholverbod.
De kans op herhaling wordt laag ingeschat.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft niet de voorkeur van de reclassering want dat zal leiden tot onderbreking van zijn studie en dat is niet wenselijk gezien de leeftijd van verdachte.
De reclassering adviseert een lange voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf of geldboete.
Ten slotte houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met zijn proceshouding. Hij heeft zich verontschuldigd en spijt betuigd vanaf het moment dat hij uit zijn roes ontwaakte en heeft aangeboden een mediationtraject in te gaan met de agent. Ook ter terechtzitting heeft verdachte zijn spijt betuigd en excuses gemaakt aan de agent en zijn familie.
De rechtbank komt op grond van alle hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden tot het oordeel dat de volgende straffen passend en geboden zijn:
Een gevangenisstraf van 6 maanden en 13 dagen, met aftrek van de tijd die is
doorgebracht in voorarrest, waarvan
6 maanden voorwaardelijk, onder de voorwaarde dat
verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De proeftijd is 2 jaren.
Een taakstraf van 240 uren,te vervangen door 4 maanden hechtenis als de taakstraf niet of
niet goed wordt uitgevoerd.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. Daarbij is met name bepalend dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.
Voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen bij het uitspreken van het vonnis. Dat betekent dat verdachte na de uitspraak van de rechtbank weer kan worden vastgezet om de opgelegde gevangenisstraf uit te zitten.
De rechtbank overweegt dat de opgelegde straf, waarbij geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd dan reeds in voorlopige hechtenis is doorgebracht, met zich brengt dat de rechtbank niet overgaat tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank zal wel het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9BENADEELDE PARTIJ

[politieambtenaar] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 800,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte is bereid de schade te vergoeden.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 800,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 mei 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [politieambtenaar] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 800,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 mei 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 16 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [politieambtenaar] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 266, 267, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair, het onder 2 subsidiair en het onder 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair, het onder 2 subsidiair en het onder 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
Gevangenisstraf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden en 13 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 jarenvast;
Taakstraf
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
4 maandenhechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [politieambtenaar]
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [politieambtenaar] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [politieambtenaar] aan de Staat € 800,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 16 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
-
heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mrs. A.J.P. Schotman en C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen-van der Hoek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 november 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 mei 2021 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om [politieambtenaar] opzettelijk van het leven te beroven,
immers heeft verdachte,
- met kracht zijn beide armen en/of handen om de hals/nek van die [politieambtenaar]
geklemd en/of gehouden, en/of
- ( vervolgens) met kracht de hals/nek van die [politieambtenaar] dicht geknepen en/of
gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 mei 2021 te Utrechtter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan [politieambtenaar] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, immers heeft verdachte,
- met kracht zijn beide armen en/of handen om de hals/nek van die [politieambtenaar]
geklemd en/of gehouden, en/of
- ( vervolgens) met kracht de hals/nek van die [politieambtenaar] dicht geknepen en/of
gehouden,,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 30 mei 2021 te Utrechtter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan [politieambtenaar] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, immers heeft verdachte met zijn hand die [politieambtenaar] met kracht bij het
scrotum vastgepakt en/of gegrepen en/of vervolgens met kracht geknepen, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 mei 2021 te Utrecht, een politieambtenaar, [politieambtenaar] ,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft
mishandeld door met zijn hand die [politieambtenaar] bij het scrotum vast te pakken en/of
grijpen en/of vervolgen met kracht te knijpen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 30 mei 2021 te Utrechtopzettelijk een politieambtenaar,te weten
[politieambtenaar] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de
woorden toe te voegen: "Politie! Kankerhomo!," althans woorden van gelijke
beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 mei 2021, genummerd PL09002021167126, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 42. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.een proces-verbaal van aangifte door [politieambtenaar] , pagina 17.
3.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2021166868-2, pagina 5.
4.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2021166868-13, pagina 23.
5.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2021166868-13, pagina 24.
6.een proces-verbaal van aangifte door [politieambtenaar] , pagina 17.
7.een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2021166868-2, pagina 5.
8.een geschrift, te weten een uitdraai van contactdetails met betrekking tot bezoek huisarts op 30 mei 2021, pagina 19.