ECLI:NL:RBMNE:2021:5812

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
659768-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen en schuldwitwassen met overschrijding van de redelijke termijn

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 29 november 2021, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen en schuldwitwassen. De tenlastelegging omvat drie feiten: het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennep, cocaïne, MDMA en amfetamine op 6 november 2012 in Nieuwegein, en het witwassen van een geldbedrag van € 31.956,- in de periode van 1 januari 2012 tot en met 1 december 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de terechtzitting van 15 november 2021 is gehoord, waarbij de officier van justitie, mr. N.T.R.M. Franken, de vordering heeft ingediend en de verdediging is gevoerd door mr. M.J. Lamers.

De rechtbank heeft in haar oordeel overwogen dat het tijdsverloop sinds de tenlastelegging niet automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in haar woning, gezien de omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte over de herkomst van de geldbedragen als ongeloofwaardig beoordeeld, vooral gezien het gebrek aan bewijs voor de alternatieve verklaringen die zij heeft gegeven. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten 1 en 2, maar heeft haar vrijgesproken van de lease- en borgbetalingen aan een derde partij, omdat niet voldoende bewijs was dat zij deze betalingen zelf had verricht.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, die meer dan zeven jaar bedroeg, en heeft dit in het voordeel van de verdachte meegewogen bij de strafoplegging. Uiteindelijk is een taakstraf van 60 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Tevens zijn de in beslag genomen goederen, waaronder een Volkswagen Scirocco, verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659768-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N.T.R.M. Franken en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat zij betrokken is geweest bij drie strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat zij:
1. op 6 november 2012 in Nieuwegein, opzettelijk een hoeveelheid van 4760 gram hennep en 188,76 gram van een gebruikelijk vast mengsel zijnde hennep en/of hasj aanwezig heeft gehad;
2. op 6 november 2012 in Nieuwegein, opzettelijk 0,65 gram cocaïne, 3,27 gram MDMA en 3,80 gram amfetamine aanwezig heeft gehad;
3. in de periode van 1 januari 2012 tot en met 1 december 2012 in Nederland, een geldbedrag van 31.956 euro heeft witgewassen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan.
3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat het ruime tijdsverloop in combinatie met het feit dat hierdoor bepaald onderzoek – zoals het horen van getuigen en nader onderzoek aan inbeslaggenomen tabletten – niet meer mogelijk is, geen sprake is van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dient te volgen, aldus de raadsman.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat het enkele tijdsverloop geen reden is voor niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De overige, door de raadsman aangedragen omstandigheden, zijn allen terug te voeren op het tijdsverloop. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk, aldus de officier van justitie.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat enkel tijdsverloop onvoldoende reden vormt om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. De overige aangedragen omstandigheden maken dit oordeel niet anders, nu zij allen een gevolg zijn van het tijdsverloop. Gelet op het voorgaande is het recht op een eerlijk proces niet geschonden. Het verweer van de verdediging wordt verworpen en de officier van justitie is voor alle ten laste gelegde feiten ontvankelijk in de vervolging.
Overige voorvragen
Ook aan de overige voorvragen is voldaan: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feiten 1 en 2
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk een hoeveelheid hennep, hasj, cocaïne, MDMA en amfetamine aanwezig heeft gehad. De verdovende middelen zijn allen aangetroffen in de woning van verdachte: van haar mag daarom een bepaalde mate van kennis worden verondersteld aangaande hetgeen zich in haar woning bevindt. Dit geldt te meer nu in de woning andere hennepgerelateerde zaken zijn aangetroffen, zoals een weegschaaltje en foto’s van henneptoppen en zij in eerste instantie heeft verklaard dat de XTC van haar kan zijn. De officier van justitie stelt dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in haar woning en daarmee de verdovende middelen voorhanden heeft gehad.
Feit 3
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte alle vier de geldbedragen die op de tenlastelegging staan, tot een totaalbedrag van € 31.956,-heeft witgewassen. Uit de kasopstelling blijkt volgens de officier van justitie dat verdachte onvoldoende legaal vermogen had om over de in de tenlastelegging genoemde contante geldbedragen te beschikken. Zo blijkt uit voornoemde kasopstelling een verschil van bijna € 3.000,- aan contant geld dat meer is gestort dan opgenomen. Naar de beweerdelijk ontvangen erfenis van € 10.000,- die gebruikt zou zijn voor aankoop van een Volkswagen Scirocco, is onderzoek gedaan, maar dit heeft geen ondersteuning voor de verklaring van verdachte opgeleverd. Dat verdachte de borg- en leasebetaling(en) voor een Audi heeft verricht blijkt volgens de officier van justitie uit het feit dat de facturen op naam van verdachte staan, in combinatie met de hierover door [A] afgelegde verklaring. Tot slot vindt de officier van justitie dat het dossier aanwijzingen bevat dat sprake is van geld verkregen door drugshandel. Zo wijzen de foto’s op de SD-kaart van verdachte uit dat verdachte al vóór haar relatie met [medeverdachte] over grote contante geldbedragen beschikte. Verdachte wist dan ook dat de gelden waarover zij beschikte uit enig misdrijf afkomstig waren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feiten 1 en 2
De raadsman bepleit vrijspraak van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde. Het aanwezig hebben van de verdovende middelen kan niet worden bewezen nu de daartoe vereiste wetenschap bij verdachte ontbreekt, aldus de raadsman. De verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte] dat de verdovende middelen van hem zijn. Daarbij stelt de raadsman dat de locaties waar (een groot gedeelte van) de drugs zijn aangetroffen – buiten het zicht van verdachte – niet zonder meer wetenschap van de aanwezigheid hiervan impliceren. Indien de rechtbank van mening is dat de afslankpillen van verdachte de inbeslaggenomen amfetaminepillen betreffen, verzoekt de raadsman nader onderzoek te doen aan deze afslankpillen.
Feit 3
De raadsman vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen van de op de tenlastelegging genoemde geldbedragen. Primair stelt de raadsman dat geen sprake is van een situatie waarin het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. Subsidiair bepleit de raadsman dat verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van de geldbedragen, die het Openbaar Ministerie niet heeft kunnen falsificeren.
€ 2.930 aan contante stortingen en opnames
Verdachte kon over contant geld beschikken nu haar partner [medeverdachte] legaal inkomen had vanuit zijn [onderneming 2] , hij gaf regelmatig geld aan haar. Het Openbaar Ministerie heeft deze verklaring niet kunnen falsificeren. Daarbij acht de raadsman de kasopstelling niet bruikbaar als bewijs vanwege het feit dat deze een te korte periode beslaat. Om deze reden valt niet uit te sluiten dat verdachte al eerder over contant geld kon beschikken.
€ 10.000 aanschaf Volkswagen Scirocco
Verdachte heeft via haar moeder een erfenis van haar grootouders ontvangen waarmee zij de auto heeft betaald. Het Openbaar Ministerie is er niet in geslaagd deze verklaring te falsificeren.
€ 4.026 aan leasebetalingen en € 15.000 aan borgbetaling [onderneming 1] B.V.
Primair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de verdenking grotendeels stoelt op een verklaring van de, inmiddels overleden, heer [A] . De raadsman stelt dat nu dit de kern van het bewijs betreft, en nader horen van deze getuige niet meer mogelijk is, het gebruik hiervan strijd met artikel 6 EVRM oplevert. Subsidiair vindt de raadsman dat het dossier onvoldoende overtuigend bewijs bevat dat de bedragen door verdachte zouden zijn betaald en/of dat de bedragen van misdrijf afkomstig zouden zijn.
Volgens de raadsman kan gelet op het bovenstaande niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat de geldbedragen, waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben. Verdachte dient te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen [1]
Feiten 1 en 2
De woning van verdachte is op 6 november 2012 doorzocht, verbalisant [verbalisant 1] beschrijft zijn bevindingen als volgt: [2]
Op dinsdag 6 november 2012 bevond ik mij in de woning [adres 2] te [plaatsnaam] . (…) Tijdens de verdere doorzoeking ter inbeslagneming werden de volgende aan de Opiumwet te relateren goederen inbeslaggenomen.
Goed Aangetroffen
zwarte tas houdende 2 plastic zakken hennep slaapkamer
15 ½ pillen, wit in zakje dressoir huiskamer
plak hash dressoir huiskamer
9 x blauwe pillen opschrift love (in plastic zakje) keukenblok linker bovenla
2 x blauwe pillen opschrift love (los op schaaltje) hoge kast in woonkamer
zakje met wit poeder idem
(…) (…)
De inbeslaggenomen zwarte tas met hennep, aangetroffen in de woning van verdachte, is aan een forensische test onderworpen. Verbalisant [verbalisant 2] beschrijft in een proces-verbaal van 10 november 2012 zijn bevindingen als volgt: [3]
Proces-verbaalnummer: PL0940 2012012596-61
Op 10 november 2012 testte ik een 6-tal Cannabisproducten. Deze zijn afkomstig uit een tweetal zakken, welke door collega’s werden aangetroffen tijdens een onderzoek in een woning. Totaal zag ik dat het hier 4,76 kg droge henneptoppen betrof. (…)Ik ben bij de aanpak van ruim 900 hennepkwekerijen betrokken geweest, en ben derhalve ervaren genoeg, om de test te mogen afnemen. De Cannabistest werd uitgevoerd, door gebruik te maken van ampullen ten behoeve van het testen van Cannabisproducten. (…) Middels deze verkleuring werd bevestigd dat het om hennepplanten, dan wel delen of producten daarvan ging, en wel van het soort cannabis. Ik zag tevens aan de kleur, en het uiterlijk, en rook aan de geur, van deze Cannabisprodukten, dat het delen van hennepplanten waren, van het soort Cannabis.
De overige inbeslaggenomen verdovende middelen, aangetroffen in de woning van verdachte, zijn eveneens aan een forensische test onderworpen. Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] beschrijven in een proces-verbaal van 14 november 2012 hun bevindingen als volgt: [4]
Proces-verbaalnummer: PL0981 2012012596-66
Op woensdag 14 november 2012 werd door de afdeling Forensische Opsporing een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Deze partij was inbeslaggenomen tijdens een onderzoek ingevolge de Opiumwet op het adres de [adres 2] te [plaatsnaam] . De aangeboden partij bestond uit:
-
188,76 gram inclusief verpakking bruin, samengeperste substantie.
goednummer 761858
-
0,65 gram (netto) wit poeder verpakt in gripzakje.
goednummer 761890
[SIN AAFM0484NL]
-
3,80 gram (netto) pillen (16 stuks), kleur: wit, verpakt in gripzak.
goednummer 761772
[SIN AAFM0485NL]
-
0,60 gram (netto) pillen (2 stuks), kleur: blauw, ruitvormig, voorzien van diepdruklogo “love” onverpakt.
goednummer 761850
[SIN AAFM0483NL]
-
2,67 gram (netto) pillen (9 stuks), kleur: blauw, ruitvormig, voorzien van diepdruklogo “love”, verpakt in folie.
goednummer 761846
[SIN AAFM0486NL]
Softdrugs goednummer 761858
De test gaf een positieve reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj (…).
Het Nederlands Forensisch Instituut (‘NFI’) heeft de overige inbeslaggenomen verdovende middelen tevens nader onderzocht en relateert hierover het volgende: [5]
SIN AAFM0484NL – bevat cocaïne
SIN AAFM0486NL – bevat MDMA
SIN AAFM0485NL – bevat amfetamine
SIN AAFM0483NL – bevat MDMA
Bewijsoverweging
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat op verschillende plekken in de woning van verdachte, zowel harddrugs als softdrugs, zijn aangetroffen. De verklaring van verdachte dat de tas met hennep buiten haar medeweten om, precies de nacht voor het aantreffen van die tas, in haar slaapkamer is neergelegd door [medeverdachte] , acht de rechtbank niet aannemelijk geworden nu deze geen steun vindt in het dossier. De rechtbank stelt vast dat de aangetroffen verdovende middelen op zichtbare plekken verspreid door de gehele woning van verdachte – en dus binnen haar machtssfeer – lagen, en leidt hieruit af dat zij wetenschap had van de aanwezigheid van deze verdovende middelen.
Ter terechtzitting is tussen de officier van justitie en de raadsman consensus ontstaan over het feit dat de inbeslaggenomen 15 ½ witte pillen, niet de afslankpillen van verdachte betreffen. Zo is door verdachte verklaard dat haar afslankpillen in een potje zaten en zijn de inbeslaggenomen pillen aangetroffen in een gripzakje. Nu hierover tussen procespartijen geen discussie bestaat, acht de rechtbank nader onderzoek naar de afslankpillen niet nodig.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde.
Feit 3
De politie heeft onderzoek gedaan naar de (contante) inkomsten en uitgaven van verdachte en naar aanleiding van dat onderzoek een vermogensvergelijking (eenvoudige kasopstelling) gemaakt. Uit de vermogensvergelijking blijkt dat verdachte in de periode van 19 december 2011 tot 4 juli 2012 € 2.930,- meer contant heeft gestort dan heeft opgenomen. Verder blijkt uit het betreffende proces-verbaal dat verdachte per week ongeveer € 200,00 gestort kreeg door het UWV en maandelijks ongeveer € 129,00 huursubsidie en € 62,00 zorgtoeslag ontving. Zij betaalde maandelijks een zorgpremie van ongeveer € 110,00 en ongeveer € 370,00 huur. [6]
Uit een uitdraai van de RDW (‘Rijksdienst voor het Wegverkeer’) blijkt dat een Volkswagen Scirocco sinds 2 november 2012 op naam van verdachte staat. [7]
Verdachte verklaart over deze auto dat zij € 10.000,- heeft opgenomen van haar spaarrekening om daarvan een nieuwe auto te kopen. De aankoop van de auto en het herstel van de schade-auto kostte bij elkaar tegen de € 10.000,-. [8]
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling van witwassen vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit
enigmisdrijf.
Als op grond van de bewijsstukken in het dossier geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf kan toch bewezen worden verklaard dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van zo’n aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de volgens verdachte alternatieve herkomst van het voorwerp. Om vervolgens bewezen te verklaren dat sprake is van witwassen, moet uit de resultaten van dat onderzoek blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het ten laste gelegde voorwerp een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Bewijsoverweging
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict bevat. De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of er een gegrond vermoeden bestond dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen heeft witgewassen. Die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend voor wat betreft het geldbedrag van € 2.930,- en de contante betaling van € 10.000,- voor de Volkswagen Scirocco. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat verdachte in de betrokken periode een beperkt inkomen heeft en tegelijkertijd contante uitgaven doet die daarmee niet zijn te verantwoorden.
De volgende vraag die beantwoord moet worden is of verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van deze geldbedragen.
Verklaringen verdachte
Contante geldbedrag van € 2.930,-
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij over contant geld kon beschikken doordat [medeverdachte] haar regelmatig contant geld uit de kas van zijn [onderneming 2] gaf. Dit geld kreeg zij voor boodschappen of om haar rekeningen mee af te betalen.
Volkswagen Scirocco
Verdachte heeft verklaard dat zij de Volkswagen Scirocco heeft betaald met geld verkregen uit een erfenis. Zij zou een bedrag van € 10.000,- van haar moeder hebben ontvangen ergens in 2010, begin 2011. Dit bedrag zou zij in twee delen hebben gestort op haar rekening.
De rechtbank overweegt het volgende over de verklaringen van verdachte. Verdachte heeft eerder bij de politie verklaard dat haar partner [medeverdachte] niet over veel – contant – geld beschikte. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat zij over contant geld kon beschikken door de inkomsten uit de [onderneming 2] van [medeverdachte] acht de rechtbank daarom niet aannemelijk. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat – bij monde van de raadsman – is gesteld dat de kasopstelling niet bruikbaar zou zijn voor het bewijs vanwege het feit dat deze een te korte periode zou omvatten. In dit kader heeft de raadsman aangevoerd dat niet valt uit te sluiten dat verdachte al eerder over contant geld kon beschikken. De rechtbank volgt dit niet. De kasopstelling beslaat een periode van half december 2011 tot aan 4 juli 2012. In de periode voorafgaand aan 4 april 2012 zijn geen opvallende mutaties op de rekening van verdachte waargenomen. De rechtbank leidt hieruit af dat in die periode geen relevante contante stortingen en opnames zijn gedaan. De rechtbank verwerpt het verweer.
De verklaring van verdachte dat zij de € 10.000,- uit een erfenis heeft gekregen acht de rechtbank ongeloofwaardig. Het Openbaar Ministerie heeft onderzoek naar de gestelde alternatieve herkomst van het geld gedaan. Zo heeft het Openbaar Ministerie de gegevens van de moeder, bekend bij de Belastingdienst, opgevraagd. Uit deze gegevens blijkt dat de moeder van verdachte in de periode van 2008 tot februari 2013 geen erfenis of schenking bij de Belastingdienst heeft opgegeven. Daarnaast is de moeder van verdachte als getuige gehoord. Moeder en verdachte verklaren verschillend over het moment van schenking/ontvangst van de erfenis. Zo heeft moeder verklaard dat zij de erfenis begin 2012 aan verdachte zou hebben geschonken, terwijl verdachte verklaart dat zij die in 2010, begin 2011, zou hebben ontvangen. Documenten over de erfenis zijn er niet. Bovendien blijkt uit de bewijsmiddelen dat de Volkswagen Scirocco pas op 2 november 2012 op naam van verdachte is gezet. Gelet op voornoemde omstandigheden acht de rechtbank de verklaring van verdachte onaannemelijk.
Op basis van het voorgaande kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat de geldbedragen een legale herkomst hebben en dus kan worden gesteld dat er sprake is van geld ‘afkomstig uit enig misdrijf’. De rechtbank acht daarmee het onder feit 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak
De lease- en borgbetaling(en) aan [onderneming 1] B.V.
Op basis van het dossier en de verklaringen van verdachte is vast komen te staan dat verdachte samen met haar partner [medeverdachte] bij het leasebedrijf van dhr. [A] is geweest. De rechtbank is echter van oordeel dat onvoldoende duidelijk is wat het precieze aandeel van verdachte bij de betalingen is geweest en heeft daarom niet de overtuiging bekomen dat verdachte zelf de lease- en borgbetalingen heeft verricht. Dit vermoeden wordt versterkt door het feit dat later een bedrag van € 15.000,- door de leasemaatschappij op de rekening van de [onderneming 2] van [medeverdachte] is teruggestort. Om voornoemde redenen zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het witwassen van de geldbedragen van € 4.026,- (aan leasebetalingen) en € 15.000,- (aan borgbetaling).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. op 6 november 2012 te [plaatsnaam] opzettelijk aanwezig heeft gehad 4760 gram, hennep en 188,76 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hennep en hasjiesj, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2. op 6 november 2012 te [plaatsnaam] opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,65 gram, van een materiaal bevattende cocaïne en 3,27 gram, van een materiaal bevattende MDMA en 3,80 gram, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde cocaïne en MDMA en amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3. in de periode van 1 januari 2012 tot en met 1 december 2012 in Nederland, een aantal voorwerpen, te weten een geldbedrag ter hoogte van optellend in totaal 12.930 euro, zijnde het onverklaarbare verschil tussen de contante uitgaven en de vastgestelde contante inkomsten, namelijk:
- een geldbedrag ter hoogte van 2.930,- (contante stortingen/opnames bankrekeningen) en
- een geldbedrag ter hoogte van 10.000,- (contante betaling Volkswagen Scirocco) voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en omgezet en van een aantal voorwerpen, te weten de gelden hierboven vermeld gebruikt heeft gemaakt, terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
schuldwitwassen, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert, vanwege het ruime tijdsverloop, een taakstraf voor de duur van 80 uren onvoorwaardelijk, te vervangen door 40 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat vanwege het tijdsverloop strafoplegging in het geheel niet opportuun (meer) is. Daarnaast merkt de raadsman op dat verdachte geen relevante documentatie heeft en verzoekt hij de rechtbank om daarmee rekening te houden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 12.930,- en een tweetal Opiumwetfeiten. Door het witwassen van gelden heeft verdachte geld met een criminele herkomst aan het zicht van de overheid onttrokken. Door aan opbrengsten van misdrijven een schijnbaar legale herkomst te verschaffen, heeft verdachte het plegen van strafbare feiten bevorderd, omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid MDMA, amfetamine, cocaïne, hennep en hasj. Het is een feit van algemene bekendheid dat zowel softdrugs als harddrugs eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers kunnen opleveren, mede omdat zij sterk verslavend zijn. Die gebruikers trachten hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen te bekostigen, waardoor de samenleving schade wordt berokkend. De rechtbank neemt dit mee in haar strafoplegging.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 22 oktober 2021. Op het strafblad staan geen veroordelingen voor soortgelijke feiten. Het strafblad van verdachte wordt niet in strafverzwarende of strafmatigende zin meegenomen bij het bepalen van de straf.
8.3.3.
De overschrijding van de redelijke termijn
Een verdachte heeft recht op behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn om te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging zou moeten leven. Die termijn begint te lopen op het moment dat een verdachte in redelijkheid kan verwachten dat tegen hem of haar vervolging wordt ingesteld. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak op de zitting dient te zijn afgerond met een einduitspraak van de rechtbank binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen. Het onderzoek tegen verdachte is aangevangen met een doorzoeking en verhoor op 6 november 2012. Dat is de datum waarop de redelijke termijn is aangevangen. Op het moment dat de rechtbank uitspraak doet, zijn inmiddels dus ruim negen jaren verstreken, hetgeen een overschrijding van de redelijke termijn met ruim zeven jaren oplevert. De rechtbank zal daar in het voordeel van verdachte rekening mee houden.
8.3.4.
De conclusie
De straf
De rechtbank stelt vast dat de feiten, gelet op hun aard en ernst en mede in acht genomen de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (de zogeheten ‘LOVS-oriëntatiepunten’), een gevangenisstraf rechtvaardigen. Zonder schending van de redelijke termijn zou de rechtbank verdachte daartoe hebben veroordeeld. Echter, gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de verdachte een lange tijd in onzekerheid heeft moeten verkeren, acht de rechtbank een gevangenisstraf niet meer passend. Vanwege dit tijdsverloop ziet de rechtbank ook geen meerwaarde in het opleggen van een straf in voorwaardelijke vorm.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van de bewezenverklaarde feiten nog veroordeeld is. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk (artikel 63 Wetboek van Strafrecht).
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 60 uren passend en geboden.

9.BESLAG

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de goederen die op de beslaglijst staan, te weten de Volkswagen Scirocco en de bijbehorende kentekenbewijzen, door de rechtbank worden verbeurd verklaard. In de visie van de officier van justitie zijn deze goederen gebruikt bij het plegen van de aan verdachte verweten strafbare feiten.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de ontneming afgewezen dient te worden en daarom verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen goederen. Subsidiair verzoekt de raadsman teruggave van de inbeslaggenomen goederen omdat de waarde van het gelegde beslag hoger zal zijn dan een eventueel toe te wijzen ontnemingsbedrag. Het belang van verdachte moet zwaarder wegen gelet op het tijdsverloop: het beslag voldoet niet meer aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, aldus de raadsman.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Op de beslaglijst staan als inbeslaggenomen voorwerpen waarover de rechtbank een beslissing dient te nemen, vermeld:
kentekenbewijs, deel 1A en 1B;
kentekenbewijs, deel II;
personenauto Volkswagen Scirocco, kenteken [kenteken] .
De Volkswagen Scirocco staat op naam van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank behoort de auto de verdachte toe in de zin van de regeling van verbeurdverklaring. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat deze personenauto is witgewassen. Het betreft dus een voorwerp met betrekking tot welke feit 3 is begaan. De rechtbank zal daarom de personenauto verbeurd verklaren. Hetzelfde geldt voor de kentekenbewijzen behorende bij deze auto. De rechtbank zal deze eveneens verbeurdverklaren.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 63 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 60 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis;
Beslag
- verklaart verbeurd de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen met de volgende goednummers:
808603 – kentekenbewijs deel l;
808602 – kentekenbewijs deel II;
758216 – Volkswagen Scirocco, wit, kenteken [kenteken] .
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner, voorzitter, mrs. N.M. Spelt en A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Chanier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 november 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. zij op 6 november 2012 te Nieuwegein opzettelijk aanwezig heeft gehad 4760 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of 188,76 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hennep en/of hasjiesj, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
(artikel 3 ahf/ond C Opiumwet, art.47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art. 11 lid 2 Opiumwet)
2. zij op 6 november 2012 te Nieuwegein opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,65 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of 3,27 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of 3,80 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(art 2 ahf/ond C Opiumwet, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, artikel 10 lid 3 Opiumwet)
3. zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 1 december 2012 in Nederland, een aantal voorwerpen, te weten een geldbedrag ter hoogte van optellend in totaal 31.956 euro, zijnde het onverklaarbare verschil tussen de contante uitgaven en de vastgestelde contante inkomsten, namelijk:
- een geldbedrag ter hoogte van 2.930,- (contante stortingen/opnames bankrekeningen) en/of
- een geldbedrag ter hoogte van 10.000,- (contante betaling Volkswagen Scirocco) en/of
- een geldbedrag ter hoogte van 4.026,- (contante betaling lease Audi) en/of
- een geldbedrag ter hoogte van 15.000,- (contante betaling borg Audi), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet en/of van een aantal voorwerpen, te weten de gelden hierboven vermeld gebruikt heeft gemaakt, terwijl zij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
(art. 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. de doorzoeking ter inbeslagneming in perceel [adres 2] te [plaatsnaam] van 6 november 2012, genummerd PL1211061250.AMB, opgemaakt door [verbalisant 1] Bovenregionale Recherche – Midden Nederland, p. 2387-2388 (Persoonsdossier medeverdachte [medeverdachte] ).
3.Proces-verbaal van bevindingen van 10 november 2012 , genummerd PL0940 2012012596-61, opgemaakt door [verbalisant 2] , politie Utrecht, district Eemland Zuid, Wijkteam [....] , p. 3139 (onderdeel van 2012012596.ZD).
4.Proces-verbaal van bevindingen van 14 november 2012, genummerd PL0981 2012012596-66, opgemaakt door [verbalisant 3] & [verbalisant 4] , politie Utrecht, forensische opsporing, p. 3141-3142 (onderdeel van 2012012596.ZD).
5.Een schriftelijk bescheid als in artikel 339 lid 1 sub 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), Identificatie van drugs en precursoren, zaaknummer 2012.11.20.006 (aanvraag 001) van 14 november 2012 van rapporteur [C] .
6.Proces-verbaal van bevindingen van 18 februari 2013, genummerd [.] , opgemaakt door [B] , politie Eenheid Midden-Nederland, p. 48-49 van het Zaakdossier witwassen, verdachte [verdachte] PV nummer 1302251153.
7.Een schriftelijk bescheid als in artikel 339 lid 1 sub 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een uitdraai van de RDW (‘Rijksdienst voor het Wegverkeer’).
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 15 november 2012, genummerd PL0921 2012248215-7, p. 29 en 30 van het Zaakdossier witwassen, verdachte [verdachte] PV nummer 1302251153.