In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Minister van Financiën, vertegenwoordigd door de directeur Particulieren. De eiser had een verzoek ingediend op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) om inzage in zijn persoonsgegevens die door de verweerder aan Woningstichting Leusden (WSL) waren verstrekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder in een eerder besluit het verzoek van eiser had afgewezen en dat het bezwaar tegen deze afwijzing gedeeltelijk was afgewezen. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Tijdens de zitting heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser recht heeft op inzage in zijn persoonsgegevens en dat de verweerder niet voldoende had aangetoond dat er geen andere persoonsgegevens waren dan diegene die al waren verstrekt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verweerder ten onrechte geen inzage had gegeven in de Verklaring geregistreerd inkomen 2016 van 25 augustus 2017, die pas bij het verweerschrift was verstrekt. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor zover het betreft de inzage in deze verklaring, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten omdat de verklaring inmiddels was verstrekt. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser geen recht had op een dwangsom, omdat de verweerder tijdig had gereageerd op de ingebrekestelling van eiser.
De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in beroep te gaan tegen deze uitspraak.