ECLI:NL:RBMNE:2021:5801

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
21/3466
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag elektrische auto op basis van cataloguswaarde

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen J.J.M. Beijersbergen en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, vertegenwoordigd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Eiser, Beijersbergen, had een aanvraag ingediend voor subsidie op grond van de Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren (Sepp) voor de aanschaf van een gebruikte elektrische auto, de Kia e-Niro. De aanvraag werd afgewezen omdat de catalogusprijs van de auto, zoals geregistreerd in het RDW-register, € 45.270,- bedroeg, wat boven de maximale catalogusprijs van € 45.000,- ligt om in aanmerking te komen voor subsidie.

Eiser voerde aan dat hij niet op de hoogte was dat de RDW-waarde leidend was en dat hij had gerekend met de fiscale cataloguswaarde uit de verkoopbrochure, die € 44.474,- bedroeg. De rechtbank oordeelde echter dat er geen verschil was tussen de catalogusprijs in de verkoopbrochure en die in het RDW-register, en dat verweerder terecht had vastgesteld dat de catalogusprijs de subsidiegrens overschreed. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet in de gelegenheid was om een uitzondering te maken op de vastgestelde grens van € 45.000,-, aangezien deze grens expliciet was vastgesteld door de wetgever om het middensegment van elektrische auto’s te stimuleren.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat de gevolgen van de beslissing van verweerder niet onevenredig waren, ondanks dat eiser net boven de grens zat. De rechtbank benadrukte dat de regeling geen ruimte biedt voor uitzonderingen en dat de keuze voor de grens van € 45.000,- niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3466

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2021 in de zaak tussen

J.J.M. Beijersbergen, uit Lelystad, eiser

en
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Wullink).

Procesverloop

In het besluit van 11 maart 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor het verstrekken van subsidie op grond van de Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren (Sepp) afgewezen.
In het besluit van 13 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft verweerder verzocht hem subsidie te verlenen voor de gebruikte elektrische auto (de Kia e-Niro, Executive line uit 2019) die hij heeft gekocht. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat uit het kentekenregister van de RDW blijkt dat de catalogusprijs van eisers auto € 45.270,- bedraagt. Om voor de subsidie in aanmerking te komen, mag de catalogusprijs maximaal € 45.000,- bedragen.
Wettelijk kader
2. Op grond van de Sepp kan een particulier aanspraak maken op subsidie van € 2.000,- voor de aanschaf van een gebruikte elektrische auto. De Sepp bepaalt over de catalogusprijs van de auto het volgende:
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
catalogusprijs:catalogusprijs, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 vermeerderd met de belasting van personenauto’s en motorrijwielen ingevolge de artikelen 9 tot en met 9c van die wet;
Artikel 2.2.1 Voorwaarden
(…)
4. De catalogusprijs van de personenauto was op de datum van de eerste toelating niet lager dan € 12.000 en niet hoger dan € 45.000.
(...)
3. In de toelichting op de regeling staat (onder meer) het volgende:
“Deze subsidie geldt voor elektrische personenauto’s met een catalogusprijs van € 12.000 tot € 45.000. Buiten deze bandbreedte is geen subsidie beschikbaar. Het is de nadrukkelijke wens om met deze regeling het middensegment te stimuleren voor particulieren. Om te voorkomen dat de subsidie voor personenauto’s met een zeer lage aanschafprijs een substantieel groot deel van de aanschafprijs gesubsidieerd krijgen is de ondergrens van € 12.000 vastgesteld. De definitie van de catalogusprijs die in deze regeling wordt gebruikt is hetzelfde als voor het vaststellen van de catalogusprijs voor fiscale bijtelling van privé gereden auto’s van de zaak. Deze (fiscale) prijs is opgenomen in de verkoopbrochure en later inzichtelijk en online opvraagbaar via de kentekencheck bij de RDW (zie: www.rdw.nl).” [1]
Beoordeling van de beroepsgronden
4. Eiser heeft aangevoerd dat het voor hem onduidelijk was dat verweerder uitgaat van de catalogusprijs in het RDW-register. Eiser is uitgegaan van de fiscale cataloguswaarde uit de verkoopbrochure van zijn auto en die bedraagt € 44.474,-. Op basis daarvan heeft eiser wel recht op subsidie. Dat verweerder zich alleen baseert op de RDW-waarde, is volgens eiser niet duidelijk gecommuniceerd.
5. Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat het voor eiser duidelijk had moeten zijn dat verweerder uitgaat van de bij de RDW geregistreerde catalogusprijs van de auto. Verweerder gaat uit van deze waarde omdat dit het meest objectief is. Op de website van verweerder staat dit volgens verweerder ook voldoende duidelijk aangegeven.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Eiser heeft op de zitting de koopovereenkomst van zijn auto overgelegd. In de koopovereenkomst staat dat de kleur van eisers auto zwart metallic is. Uit de verkoopbrochure van eisers auto volgt dat deze optie € 795,- extra kost. In de verkoopbrochure staat verder dat de fiscale waarde van de Executive line versie van eisers auto € 44.474,- bedraagt. Met de optie zwart metallic lak komt dit uit op een totaalbedrag van € 45.270,-. Dit bedrag komt exact overeen met de catalogusprijs zoals in het kentekenregister van de RDW staat. De rechtbank stelt daarom vast dat er geen verschil is tussen de catalogusprijs van de auto van eiser in de verkoopbrochure en de catalogusprijs van de auto van eiser in het RDW-register. De rechtbank oordeelt dat verweerder dus terecht is uitgegaan van de catalogusprijs van € 45.270,-. Het is voor deze procedure niet meer van belang of verweerder zich mocht baseren op het RDW-register omdat de catalogusprijs in de verkoopbrochure en in het RDW-register dus niet van elkaar verschillen. Verweerder heeft dan ook terecht vastgesteld dat de catalogusprijs van eisers auto de maximum catalogusprijs van € 45.000,- in artikel 2.2.1 van de Sepp overschrijdt.
Eiser heeft op de zitting nog verklaard dat het hem niet duidelijk was dat hij de optie metallic lak mee moest nemen bij de berekening van de catalogusprijs. De rechtbank overweegt dat verweerder voldoende duidelijk heeft gecommuniceerd dat de catalogusprijs inclusief opties is. Dat staat onder meer in de begrippenlijst. Verweerder verwijst naar deze begrippenlijst op zijn website. Eiser had dit zelf ook kunnen onderzoeken en de catalogusprijs van zijn auto kunnen controleren in het register van de RDW. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
7. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder had moeten meewegen dat hij met de aankoop van zijn auto heeft voldaan aan het doel van de subsidieregeling. De bedoeling van de Sepp is immers om particulieren te stimuleren om een middenklasse elektrische auto aan te schaffen en dat heeft eiser gedaan. In het licht hiervan zijn de gevolgen voor eiser onevenredig op grond van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser overschrijdt de grens van € 45.000,- namelijk met maar € 270,- terwijl hij € 2.000,- subsidie misloopt. Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat hij de belangen van eiser niet op die manier kan meewegen. In de Sepp staat de maximale waarde van een auto en daar is verweerder aan gebonden.
8. De rechtbank overweegt dat eiser verweerder in wezen vraagt om een uitzondering te maken op de grens van € 45.000,- zodat eiser alsnog in aanmerking komt voor subsidie. Uit de toelichting op de Sepp blijkt duidelijk dat de wetgever uitdrukkelijk heeft gekozen voor het maximumbedrag van € 45.000,-. De wetgever wil de subsidie verlenen voor auto’s in het middensegment en niet ten goede laten komen aan auto’s in het hogere segment. In de toelichting is ook expliciet aangegeven dat buiten de brandbreedte van € 12.000,- tot € 45.000,- geen subsidie beschikbaar is. In reactie op voorstellen om van een hogere cataloguswaarde uit te gaan of in het geheel geen grens te hanteren is in de toelichting onder meer het volgende opgenomen. “
In reactie hierop wordt vermeld dat de regeling zich richt op de kleine en (compacte) middenklasse auto’s. Iedere grens die wordt gesteld brengt nieuwe randgevallen met zich mee. Besloten is de grens bij een cataloguswaarde van € 45.000,– te houden.” De keuze van de regelgever is dus duidelijk en expliciet in de toelichting verwoord. De rechtbank is van oordeel dat het hanteren van de grens van € 45.000,- als afbakening tussen het middensegment en het hogere segment, ook al is die grens arbitrair, niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel is. Het hanteren van deze bovengrens is geschikt en noodzakelijk om de groep elektrische auto’s af te bakenen waarvoor verweerder subsidie beschikbaar wil stellen. Het is niet gebleken dat de uitwerking van deze bovengrens onevenredige gevolgen heeft gelet op het doel van de Sepp. Verweerder moet die grens dan ook gewoon toepassen.
9. De rechtbank overweegt verder dat er op grond van de subsidieregeling geen ruimte is voor een uitzondering. Dat deze grens van € 45.000,- voor eiser net nadelig uitpakt, in de zin dat hij niet in aanmerking komt voor subsidie omdat de cataloguswaarde van zijn auto € 270,- meer is, betekent niet dat verweerder deze grens niet mocht hanteren. Een voorwaarde met een bepaalde financiële grens kan nu eenmaal altijd nadelig uitpakken voor degene die deze grens net overschrijdt. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat er geen uitzondering mogelijk is. De gevolgen van het besluit zijn ook niet van dien aard dat sprake is van de (zeer) uitzonderlijke situatie dat het bestreden besluit onevenredig is en de grens van € 45.000,- in eisers situatie buiten toepassing moet worden gelaten op grond van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R. van der Vos, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Pruntel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Staatscourant 2020, 28162.