4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank komt, anders dan de officier van justitie, niet tot een bewezenverklaring van opzetwitwassen, nu de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte daadwerkelijk wist dat de op haar rekening gestorte gelden uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen, nu verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de gelden een illegale herkomst hadden. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot deze bewezenverklaring komt.
Redelijkerwijs moeten vermoeden
Op de zitting van 15 november 2021 heeft verdachte het volgende verklaard:
De rekening met bankrekeningnummer [rekeningnummer] is van mij. [A] maakte ook gebruik van deze rekening, zowel door te pinnen als door te internetbankieren. Het bankpasje lag op mijn nachtkastje en soms gaf ik het aan hem. Ik woonde toen bij mijn schoonouders in [plaats] . [A] heeft mij weleens gevraagd om boetes voor hem te betalen. Het was een gewoonte dat hij gebruik maakte van mijn rekening. Ik weet dat [A] een uitkering had als inkomen. Ik zag wel dat er bedragen van onbekende mensen op mijn rekening werden gestort. [A] vertelde mij dat die bedragen van zakelijke relaties kwamen. Ik durfde niet verder te vragen, omdat onze communicatie niet lekker liep en het altijd uitmondde in ruzie. Achteraf had ik beter moeten weten. Ergens wist ik wel dat hij fout en strafbaar bezig was, maar ik wist niet wat hij precies deed. Ik was er niet bij en hij sprak er ook niet over.
Uit een proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone 7 [verdachte] van 26 januari 2018 blijkt het volgende:
Op 13 november 2015 is er een notitie aangemaakt gericht aan [A]
(de rechtbank begrijpt: [A] ). Hierin staat onder andere dat [verdachte] niet blij is met hetgeen waarmee [A] bezig is, hoeren, drugs, uitgaan, liegen, bedriegen, geheimen, profielen aanmaken met een bepaalde intentie. [A] zou agressief zijn, een drugsdealer, bedrieger, fraudeur en pooier.
De bankrekening van [verdachte]
Uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 29 januari 2018 blijkt het volgende:
Uit onderzoek naar de bankrekening van [verdachte] (ex [A] ),
[rekeningnummer] , blijkt dat de volgende bijschrijving heeft plaatsgevonden:
Op 28 december 2016 werd € 2.000,- ontvangen van [rekeningnummer] op naam van
[rekeninghouder 1] .
Van bankrekening [rekeninghouder 1] met als tenaamgestelde [rekeninghouder 2] werd er in de periode van 15 februari 2016 en 14 april 2016 een bedrag van totaal € 2.495,- overgemaakt op bankrekening [rekeningnummer] , in gebruik bij [verdachte] .
Op 12 januari 2016, om 12:58 uur, werd er 1.500 euro bijgeschreven op rekeningnummer [rekeningnummer] van [verdachte] , afkomstig van het rekeningnummer [rekeningnummer] van [bedrijf] . Als omschrijving bij de overschrijving stond: 'Lening'.
Om 14:29 uur werd er wederom 1500 euro bijgeschreven op rekeningnummer [rekeningnummer] van [verdachte] , afkomstig van het rekeningnummer [rekeningnummer] van [bedrijf] .
Totaal € 7.495,-.
Daarnaast zijn er veel bedragen tussen de rekening van [A] en [verdachte] heen en weer overgeboekt. De overboekingen vonden onder andere plaats nadat een slachtoffer van de bovengenoemde oplichtingen, geld overmaakte naar of de bankrekening van [A] , of [verdachte] .
Uit een proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2017 blijkt het volgende:
Ontvangen geldbedrag naar aanleiding van oplichting van [rekeninghouder 3]
Op 7 september 2016 werd door [A] € 4.000 ontvangen op zijn bankrekeningnummer [rekeningnummer] , afkomstig van rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder 3] . Als omschrijving stond bij deze overboeking: ‘Voor de verzameling’.
Nadat [A] op 7 september 2016 om 21:12 uur het geldbedrag van € 4.000 van [rekeninghouder 3] ontving, maakte hij dezelfde dag in 2 transacties, € 2.250 over naar [verdachte] . Door [verdachte] werd dit bedrag gebruikt om een tweetal boetes te betalen. Uit proces-verbaal FIN/AH/07 blijkt dat deze boetes begaan waren met een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] , waarvan [A] de regelmatige bestuurder betrof en vermoedelijk ook de feitelijke eigenaar was. Vervolgens werd, tussen 8 en 11 september 2016, het restant (€ 800) van het geldbedrag van € 2.250, dat [A] eerder naar [verdachte] overboekte, door [verdachte] overgemaakt naar [A] .
Ontvangen geldbedrag naar aanleiding van oplichting van [rekeninghouder 4]
Op 23 augustus 2016 werd door [A] € 3.000 ontvangen van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder 4] , met als omschrijving: ‘overboeking geld'. Uit de banktransacties van [verdachte] blijkt dat zij op 25 augustus 2016 om 22:39 uur € 969 ontving van de bankrekening van [A] .
Oplichting [rekeninghouder 5] in relatie tot banktransacties van [verdachte] .
Het totaal van de dikgedrukte bedragen betreft € 15.420 en is een gedeelte van de € 36.124,76 die [rekeninghouder 5] aan [A] overgemaakt heeft. Van het bedrag van € 15.420 heeft [A] € 3.691 overgeboekt naar [verdachte] . Het laatste bedrag is overgeboekt op 19 februari 2017.
Uit de getuigenverklaring van [rekeninghouder 1] van 30 oktober 2017 blijkt het volgende:
V: Wij hebben u uitgenodigd voor een getuige verhoor, omdat uit ons onderzoek blijkt dat u op 28 december 2016 om 07:19 uur, € 2.000 hebt overgemaakt naar bankrekeningnummer
[rekeningnummer] . Wat kunt u hierover zeggen?
A: Ik heb gereageerd op een seksadvertentie op de website seksjobs.nl.
A: Het meisje had problemen met huurbazen, schulden en ze wilde uit dat huis weg. Ze zocht
onderdak zodat ze daar niet meer terug hoefde.
V: Je verklaarde dat je het geld overgemaakt hebt nadat je haar gezien hebt.
A: Ja, ik heb haar nog geappt, maar daar werd niet op gereageerd. Ik heb haar nooit meer gezien.
Uit de getuigenverklaring van [rekeninghouder 2] van 25 september 2017 blijkt het volgende:
Op 15 februari 2016 gaf [medeverdachte] een rekeningnummer door op naam van [verdachte] Het rekeningnummer is: [rekeningnummer] .
Ik heb in de periode van 15 februari tot en met 14 april 2016 in totaal 2.495 Euro overgemaakt. Ik voel mij door [medeverdachte] opgelicht, achteraf gezien ben ik ook opgelicht door [naam] . [naam] en [medeverdachte] horen bij elkaar denk ik. De oplichting bestond uit dichten van verzinsels om geld van mij te ontvangen.
Uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 29 januari 2018 blijkt het volgende:
Oplichting [bedrijf] door [A] en [verdachte]
Digitaal onderzoek iPhone 6 [A] :
Tussen 11 januari 2016 en 15 januari 2016 vond er een e-mailwisseling plaats tussen [e-mailadres] @hotmail.com en [e-mailadres] @gmail.com. Het e-mailadres [e-mailadres] @gmail.com was gekoppeld aan de useraccounts van de iPhone 6. Dit betreft de telefoon van [A] .
Op 11 januari 2016, om 23:35 uur, e-mailde [e-mailadres] @gmail.com naar [e-mailadres] @hotmail.com dat ze nog 3000 moest en dan helemaal schuldvrij zou zijn.
Op 12 januari 2016, om 00:06 uur, antwoordde [e-mailadres] @hotmail.com, dat hij [e-mailadres] @gmail.com alleen wilde helpen als ze bij hem kwam wonen, anders niet.
In totaal werd er vanaf het rekeningnummer [rekeningnummer] van [bedrijf] 3.753 euro overgemaakt naar de bankrekeningnummers van [A] en [verdachte] .
Uit de getuigenverklaring van [rekeninghouder 3] van 21 september 2017 blijkt het volgende:
O: Uit onderzoek van de politie is gebleken dat via een rekening die op uw naam staat (te weten [rekeningnummer] ) op 7 september 2016 € 4.000 is overgemaakt op een rekening die in gebruik is bij een persoon die in ons onderzoek voorkomt.
A: Dit was een lening voor een andere persoon. Ik heb toen € 4000 overgemaakt naar een rekening op naam van [medeverdachte] . Ik weet niet wie deze persoon is.
A: Ik heb op mijn manier wel om het geld gevraagd. Ik heb tot op de dag van vandaag mijn geld niet teruggekregen. Op basis van mijn verklaring die ik hierboven heb afgelegd doe ik tevens aangifte van oplichting. Ik wens de door mij gemaakte schade te verhalen op de dader(s).
Uit de getuigenverklaring van [rekeninghouder 4] van 6 oktober 2017 blijkt het volgende:
Ik heb op [website] .nl gezocht naar een advertentie. Ik kwam op de site van “ [website] gezocht’. In de advertentie stond dat iemand met spoed € 3000, - nodig had voor een studie. De dame was 23 jaar oud en op de foto’s stond een vrouw met blond lang haar. Vervolgens heb ik contact gezocht met deze dame. Via de telefoon kreeg ik een foto toegestuurd met het adres en huisnummer. De woning op die foto leek op een flat. Deze woning zou in [plaats] zijn. Ik heb toen € 3000,- overgemaakt naar een bankrekeningnummer. Ik kreeg eigenlijk direct al een beetje een raar gevoel. Dat was op 23 augustus 2016. Ik doe aangifte van oplichting. Ik voel mij bedrogen omdat ik bewogen ben om geld over te maken, terwijl daarbij gebruik werd gemaakt van valse naam, valse hoedanigheid, listige kunstgrepen en samenweefsel van verdichtsels. Ik werd daardoor bewogen om een totaal bedrag van ongeveer € 3000,- over te maken.
Uit de aangifte van [rekeninghouder 5] van 26 juni 2017 blijkt het volgende:
Ik doe aangifte van oplichting. Ik voel mij bedrogen omdat ik bewogen ben om geld
over te maken aan [naam] / [medeverdachte] en [naam] , terwijl daarbij gebruik werd gemaakt van
valse naam, valse hoedanigheid, listige kunstgrepen en samenweefsel van
verdichtsels. Ik werd daardoor bewogen om een totaal bedrag van ongeveer € 47.000
contant af te geven dan wel over te maken naar [naam] / [medeverdachte] dan wel [naam] ,
over de periode van februari 2016 tot en met maart 2017.
Witwassen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte geld op haar bankrekening gestort heeft gekregen dat van misdrijf afkomstig is. Het gaat in totaal om een bedrag van € 14.405,-. Verdachte heeft dit bedrag verworven en voorhanden gehad en zij heeft het deels ook overgedragen door dit over te maken aan [A] of door daarvan boetes van het CJIB te betalen. Doordat het geld op haar rekening is gestort en niet op de rekening van de personen die [rekeninghouder 1] , [rekeninghouder 2] , [bedrijf] , [rekeninghouder 3] , [rekeninghouder 4] en [rekeninghouder 5] hebben opgelicht en doordat verdachte het geld vervolgens weer heeft overgedragen, heeft zij er ook toe bijgedragen dat de rechthebbende van het geld werd verborgen en dat de herkomst van het geld werd verhuld.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte redelijkerwijs moet hebben vermoed dat de bedragen die zij op haar bankrekening ontving van misdrijf afkomst waren. [A] maakte gebruik van haar rekening. Op die rekening kwamen flinke bedragen binnen, die vervolgens ook werden doorgestort aan [A] . Verdachte wist dat [A] een uitkering had. Bovendien verklaarde zij ter zitting dat zij ergens wel wist dat [A] strafbaar en fout bezig was. Dat zij dat ook al wist voorafgaande aan alle stortingen, volgt uit de notitie die in haar telefoon is aangetroffen, waarin zij hem in november 2015 reeds beschrijft als een bedrieger, fraudeur en pooier. Hoewel uit het dossier niet blijkt dat verdachte van de ontvangen geldbedragen concreet wist dat deze uit misdrijf afkomstig waren, had zij gelet op het voorgaande dit dus wel redelijkerwijs moeten vermoeden.
Gewoonte
Uit het dossier blijkt dat verdachte over een periode van bijna anderhalf jaar meerdere, naar het oordeel van de rechtbank in elk geval zes, geldbedragen op haar rekening heeft ontvangen die afkomstig waren uit enig misdrijf. De duur van de periode waarin de witwashandelingen hebben plaatsgevonden, de frequentie en omvang daarvan maken dat de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel is dat sprake is van een gewoonte.
Hoewel bewezen kan worden dat sprake is van een gewoonte maken van schuldwitwassen, heeft de wetgever dit aspect niet strafbaar gesteld bij schuldwitwassen, maar alleen bij witwassen als bedoeld in artikel 420bis Wetboek van Strafrecht. Om die reden komt het gewoonte maken niet terug bij de kwalificatie van het strafbare feit.
Partiële vrijspraak
Zoals hiervoor reeds overwogen komt de rechtbank tot een lager bedrag dan ten laste is gelegd. Van de contante stortingen kan de rechtbank niet vaststellen dat die gelden van misdrijf afkomstig waren. Anders dan de officier van justitie kan de rechtbank ook van de overige overboekingen, onder meer door [A] , de illegale herkomst niet vaststellen. Om die reden zal de rechtbank de bewezenverklaring beperken tot het bedrag van € 14.405,00. Dat brengt mee dat de tenlastegelegde periode ook zal worden ingekort. De periode vanaf de eerste storting tot en met de laatste storting loopt van 12 januari 2016 tot en met 19 februari 2017.