ECLI:NL:RBMNE:2021:5800

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
16/659102-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldwitwassen van geldbedragen afkomstig uit misdrijven door verdachte

Op 29 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een vrouw uit Hilversum, die werd verdacht van schuldwitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij het ontvangen van geldbedragen van in totaal ruim veertienduizend euro, waarvan werd vermoed dat deze afkomstig waren uit misdrijven. De verdachte werd beschuldigd van het witwassen van deze bedragen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 18 augustus 2017, samen met anderen. De officier van justitie had de verdachte primair aangeklaagd voor witwassen, subsidiair voor medeplichtigheid aan witwassen, en meer subsidiair voor schuldwitwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij opzet had op het witwassen. Echter, de rechtbank achtte het meer subsidiair ten laste gelegde, schuldwitwassen, wel bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de ontvangen gelden van illegale herkomst waren, gezien de omstandigheden waaronder de bedragen op haar rekening kwamen. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uren op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen telefoon aan de verdachte moet worden teruggegeven, omdat niet kon worden vastgesteld dat deze was gebruikt bij het witwassen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659102-19
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 juli 2021 en 15 november 2021. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden en is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen veroordeelde en haar raadsman, mr. M. Kuipers, die waarnam voor zijn kantoorgenoot mr. F.D.W. Siccama, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat zij betrokken is bij een strafbaar feit. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte van:
primair:witwassen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 18 augustus 2017 in Baarn samen met anderen van een bedrag van € 62.077,71 euro en een bedrag van € 62.265,45 euro en daarvan een gewoonte maken;
subsidiair: medeplichtigheid aan het primair ten laste gelegde door haar bankrekening ter beschikking te stellen;
meer subsidiair:schuldwitwassen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 18 augustus 2017 in Baarn samen met anderen van een bedrag van € 62.077,71 euro en een bedrag van € 62.265,45 euro en daarvan een gewoonte maken;
nog meer subsidiair:medeplichtigheid aan het meer subsidiair ten laste gelegde.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Voor zover relevant worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. De raadsman komt tot een bewezenverklaring van het nog meer subsidiair tenlastegelegde: medeplichtigheid aan schuldwitwassen, maar over een kortere periode dan ten laste is gelegd.
Voor zover relevant worden de standpunten van de raadsman hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank komt, anders dan de officier van justitie, niet tot een bewezenverklaring van opzetwitwassen, nu de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte daadwerkelijk wist dat de op haar rekening gestorte gelden uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen, nu verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de gelden een illegale herkomst hadden. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot deze bewezenverklaring komt.
Bewijs
Redelijkerwijs moeten vermoeden
Op de zitting van 15 november 2021 heeft verdachte het volgende verklaard: [2]
De rekening met bankrekeningnummer [rekeningnummer] is van mij. [A] maakte ook gebruik van deze rekening, zowel door te pinnen als door te internetbankieren. Het bankpasje lag op mijn nachtkastje en soms gaf ik het aan hem. Ik woonde toen bij mijn schoonouders in [plaats] . [A] heeft mij weleens gevraagd om boetes voor hem te betalen. Het was een gewoonte dat hij gebruik maakte van mijn rekening. Ik weet dat [A] een uitkering had als inkomen. Ik zag wel dat er bedragen van onbekende mensen op mijn rekening werden gestort. [A] vertelde mij dat die bedragen van zakelijke relaties kwamen. Ik durfde niet verder te vragen, omdat onze communicatie niet lekker liep en het altijd uitmondde in ruzie. Achteraf had ik beter moeten weten. Ergens wist ik wel dat hij fout en strafbaar bezig was, maar ik wist niet wat hij precies deed. Ik was er niet bij en hij sprak er ook niet over.
Uit een proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone 7 [verdachte] van 26 januari 2018 blijkt het volgende: [3]
Op 13 november 2015 is er een notitie aangemaakt gericht aan [A]
(de rechtbank begrijpt: [A] ). Hierin staat onder andere dat [verdachte] niet blij is met hetgeen waarmee [A] bezig is, hoeren, drugs, uitgaan, liegen, bedriegen, geheimen, profielen aanmaken met een bepaalde intentie. [A] zou agressief zijn, een drugsdealer, bedrieger, fraudeur en pooier.
De bankrekening van [verdachte]
Uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 29 januari 2018 blijkt het volgende: [4]
Uit onderzoek naar de bankrekening van [verdachte] (ex [A] ),
[rekeningnummer] , blijkt dat de volgende bijschrijving heeft plaatsgevonden:
Op 28 december 2016 werd € 2.000,- ontvangen van [rekeningnummer] op naam van
[rekeninghouder 1] .
Van bankrekening [rekeninghouder 1] met als tenaamgestelde [rekeninghouder 2] werd er in de periode van 15 februari 2016 en 14 april 2016 een bedrag van totaal € 2.495,- overgemaakt op bankrekening [rekeningnummer] , in gebruik bij [verdachte] .
Op 12 januari 2016, om 12:58 uur, werd er 1.500 euro bijgeschreven op rekeningnummer [rekeningnummer] van [verdachte] , afkomstig van het rekeningnummer [rekeningnummer] van [bedrijf] . Als omschrijving bij de overschrijving stond: 'Lening'.
Om 14:29 uur werd er wederom 1500 euro bijgeschreven op rekeningnummer [rekeningnummer] van [verdachte] , afkomstig van het rekeningnummer [rekeningnummer] van [bedrijf] .
Totaal € 7.495,-.
Daarnaast zijn er veel bedragen tussen de rekening van [A] en [verdachte] heen en weer overgeboekt. De overboekingen vonden onder andere plaats nadat een slachtoffer van de bovengenoemde oplichtingen, geld overmaakte naar of de bankrekening van [A] , of [verdachte] .
Uit een proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2017 blijkt het volgende: [5]
Ontvangen geldbedrag naar aanleiding van oplichting van [rekeninghouder 3]
Op 7 september 2016 werd door [A] € 4.000 ontvangen op zijn bankrekeningnummer [rekeningnummer] , afkomstig van rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder 3] . Als omschrijving stond bij deze overboeking: ‘Voor de verzameling’.
Nadat [A] op 7 september 2016 om 21:12 uur het geldbedrag van € 4.000 van [rekeninghouder 3] ontving, maakte hij dezelfde dag in 2 transacties, € 2.250 over naar [verdachte] . Door [verdachte] werd dit bedrag gebruikt om een tweetal boetes te betalen. Uit proces-verbaal FIN/AH/07 blijkt dat deze boetes begaan waren met een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] , waarvan [A] de regelmatige bestuurder betrof en vermoedelijk ook de feitelijke eigenaar was. Vervolgens werd, tussen 8 en 11 september 2016, het restant (€ 800) van het geldbedrag van € 2.250, dat [A] eerder naar [verdachte] overboekte, door [verdachte] overgemaakt naar [A] .
Ontvangen geldbedrag naar aanleiding van oplichting van [rekeninghouder 4]
Op 23 augustus 2016 werd door [A] € 3.000 ontvangen van [rekeningnummer] op naam van [rekeninghouder 4] , met als omschrijving: ‘overboeking geld'. Uit de banktransacties van [verdachte] blijkt dat zij op 25 augustus 2016 om 22:39 uur € 969 ontving van de bankrekening van [A] .
Oplichting [rekeninghouder 5] in relatie tot banktransacties van [verdachte] .
Het totaal van de dikgedrukte bedragen betreft € 15.420 en is een gedeelte van de € 36.124,76 die [rekeninghouder 5] aan [A] overgemaakt heeft. Van het bedrag van € 15.420 heeft [A] € 3.691 overgeboekt naar [verdachte] . Het laatste bedrag is overgeboekt op 19 februari 2017.
Uit misdrijf afkomstig
Uit de getuigenverklaring van [rekeninghouder 1] van 30 oktober 2017 blijkt het volgende: [6]
V: Wij hebben u uitgenodigd voor een getuige verhoor, omdat uit ons onderzoek blijkt dat u op 28 december 2016 om 07:19 uur, € 2.000 hebt overgemaakt naar bankrekeningnummer
[rekeningnummer] . Wat kunt u hierover zeggen?
A: Ik heb gereageerd op een seksadvertentie op de website seksjobs.nl.
A: Het meisje had problemen met huurbazen, schulden en ze wilde uit dat huis weg. Ze zocht
onderdak zodat ze daar niet meer terug hoefde.
V: Je verklaarde dat je het geld overgemaakt hebt nadat je haar gezien hebt.
A: Ja, ik heb haar nog geappt, maar daar werd niet op gereageerd. Ik heb haar nooit meer gezien.
Uit de getuigenverklaring van [rekeninghouder 2] van 25 september 2017 blijkt het volgende: [7]
Op 15 februari 2016 gaf [medeverdachte] een rekeningnummer door op naam van [verdachte] Het rekeningnummer is: [rekeningnummer] .
Ik heb in de periode van 15 februari tot en met 14 april 2016 in totaal 2.495 Euro overgemaakt. Ik voel mij door [medeverdachte] opgelicht, achteraf gezien ben ik ook opgelicht door [naam] . [naam] en [medeverdachte] horen bij elkaar denk ik. De oplichting bestond uit dichten van verzinsels om geld van mij te ontvangen.
Uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 29 januari 2018 blijkt het volgende: [8]
Oplichting [bedrijf] door [A] en [verdachte]
Digitaal onderzoek iPhone 6 [A] :
Tussen 11 januari 2016 en 15 januari 2016 vond er een e-mailwisseling plaats tussen [e-mailadres] @hotmail.com en [e-mailadres] @gmail.com. Het e-mailadres [e-mailadres] @gmail.com was gekoppeld aan de useraccounts van de iPhone 6. Dit betreft de telefoon van [A] .
Op 11 januari 2016, om 23:35 uur, e-mailde [e-mailadres] @gmail.com naar [e-mailadres] @hotmail.com dat ze nog 3000 moest en dan helemaal schuldvrij zou zijn.
Op 12 januari 2016, om 00:06 uur, antwoordde [e-mailadres] @hotmail.com, dat hij [e-mailadres] @gmail.com alleen wilde helpen als ze bij hem kwam wonen, anders niet.
In totaal werd er vanaf het rekeningnummer [rekeningnummer] van [bedrijf] 3.753 euro overgemaakt naar de bankrekeningnummers van [A] en [verdachte] .
Uit de getuigenverklaring van [rekeninghouder 3] van 21 september 2017 blijkt het volgende: [9]
O: Uit onderzoek van de politie is gebleken dat via een rekening die op uw naam staat (te weten [rekeningnummer] ) op 7 september 2016 € 4.000 is overgemaakt op een rekening die in gebruik is bij een persoon die in ons onderzoek voorkomt.
A: Dit was een lening voor een andere persoon. Ik heb toen € 4000 overgemaakt naar een rekening op naam van [medeverdachte] . Ik weet niet wie deze persoon is.
A: Ik heb op mijn manier wel om het geld gevraagd. Ik heb tot op de dag van vandaag mijn geld niet teruggekregen. Op basis van mijn verklaring die ik hierboven heb afgelegd doe ik tevens aangifte van oplichting. Ik wens de door mij gemaakte schade te verhalen op de dader(s).
Uit de getuigenverklaring van [rekeninghouder 4] van 6 oktober 2017 blijkt het volgende: [10]
Ik heb op [website] .nl gezocht naar een advertentie. Ik kwam op de site van “ [website] gezocht’. In de advertentie stond dat iemand met spoed € 3000, - nodig had voor een studie. De dame was 23 jaar oud en op de foto’s stond een vrouw met blond lang haar. Vervolgens heb ik contact gezocht met deze dame. Via de telefoon kreeg ik een foto toegestuurd met het adres en huisnummer. De woning op die foto leek op een flat. Deze woning zou in [plaats] zijn. Ik heb toen € 3000,- overgemaakt naar een bankrekeningnummer. Ik kreeg eigenlijk direct al een beetje een raar gevoel. Dat was op 23 augustus 2016. Ik doe aangifte van oplichting. Ik voel mij bedrogen omdat ik bewogen ben om geld over te maken, terwijl daarbij gebruik werd gemaakt van valse naam, valse hoedanigheid, listige kunstgrepen en samenweefsel van verdichtsels. Ik werd daardoor bewogen om een totaal bedrag van ongeveer € 3000,- over te maken.
Uit de aangifte van [rekeninghouder 5] van 26 juni 2017 blijkt het volgende: [11]
Ik doe aangifte van oplichting. Ik voel mij bedrogen omdat ik bewogen ben om geld
over te maken aan [naam] / [medeverdachte] en [naam] , terwijl daarbij gebruik werd gemaakt van
valse naam, valse hoedanigheid, listige kunstgrepen en samenweefsel van
verdichtsels. Ik werd daardoor bewogen om een totaal bedrag van ongeveer € 47.000
contant af te geven dan wel over te maken naar [naam] / [medeverdachte] dan wel [naam] ,
over de periode van februari 2016 tot en met maart 2017.
Bewijsoverwegingen
Witwassen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte geld op haar bankrekening gestort heeft gekregen dat van misdrijf afkomstig is. Het gaat in totaal om een bedrag van € 14.405,-. Verdachte heeft dit bedrag verworven en voorhanden gehad en zij heeft het deels ook overgedragen door dit over te maken aan [A] of door daarvan boetes van het CJIB te betalen. Doordat het geld op haar rekening is gestort en niet op de rekening van de personen die [rekeninghouder 1] , [rekeninghouder 2] , [bedrijf] , [rekeninghouder 3] , [rekeninghouder 4] en [rekeninghouder 5] hebben opgelicht en doordat verdachte het geld vervolgens weer heeft overgedragen, heeft zij er ook toe bijgedragen dat de rechthebbende van het geld werd verborgen en dat de herkomst van het geld werd verhuld.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte redelijkerwijs moet hebben vermoed dat de bedragen die zij op haar bankrekening ontving van misdrijf afkomst waren. [A] maakte gebruik van haar rekening. Op die rekening kwamen flinke bedragen binnen, die vervolgens ook werden doorgestort aan [A] . Verdachte wist dat [A] een uitkering had. Bovendien verklaarde zij ter zitting dat zij ergens wel wist dat [A] strafbaar en fout bezig was. Dat zij dat ook al wist voorafgaande aan alle stortingen, volgt uit de notitie die in haar telefoon is aangetroffen, waarin zij hem in november 2015 reeds beschrijft als een bedrieger, fraudeur en pooier. Hoewel uit het dossier niet blijkt dat verdachte van de ontvangen geldbedragen concreet wist dat deze uit misdrijf afkomstig waren, had zij gelet op het voorgaande dit dus wel redelijkerwijs moeten vermoeden.
Gewoonte
Uit het dossier blijkt dat verdachte over een periode van bijna anderhalf jaar meerdere, naar het oordeel van de rechtbank in elk geval zes, geldbedragen op haar rekening heeft ontvangen die afkomstig waren uit enig misdrijf. De duur van de periode waarin de witwashandelingen hebben plaatsgevonden, de frequentie en omvang daarvan maken dat de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel is dat sprake is van een gewoonte.
Hoewel bewezen kan worden dat sprake is van een gewoonte maken van schuldwitwassen, heeft de wetgever dit aspect niet strafbaar gesteld bij schuldwitwassen, maar alleen bij witwassen als bedoeld in artikel 420bis Wetboek van Strafrecht. Om die reden komt het gewoonte maken niet terug bij de kwalificatie van het strafbare feit.
Partiële vrijspraak
Zoals hiervoor reeds overwogen komt de rechtbank tot een lager bedrag dan ten laste is gelegd. Van de contante stortingen kan de rechtbank niet vaststellen dat die gelden van misdrijf afkomstig waren. Anders dan de officier van justitie kan de rechtbank ook van de overige overboekingen, onder meer door [A] , de illegale herkomst niet vaststellen. Om die reden zal de rechtbank de bewezenverklaring beperken tot het bedrag van € 14.405,00. Dat brengt mee dat de tenlastegelegde periode ook zal worden ingekort. De periode vanaf de eerste storting tot en met de laatste storting loopt van 12 januari 2016 tot en met 19 februari 2017.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
meer subsidiair
op tijdstippen in de periode van 12 januari 2016 tot en met 19 februari 2017, te Baarn, althans in Nederland
a.
van meerdere geldbedragen van in totaal ongeveer 14.405,00 EUR de herkomst heeft verborgen en verhuld, heeft verborgen en verhuld wie de rechthebbende op die geldbedragen is geweest of het voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat die geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf
en
b.
meerdere geldbedragen van in totaal ongeveer 14.405,00 EUR voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat die geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf, van het plegen van het hiervoor vermelde witwassen zij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
schuldwitwassen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte wordt veroordeeld tot:
- een taakstraf van 180 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.
De officier van justitie houdt hierbij fors rekening met de overschrijding van de redelijke
termijn, anders zou zij een gevangenisstraf hebben geëist.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel, gelet op de beperkte rol van verdachte, haar geringe strafblad en de positieve ontwikkeling die zij heeft doorgemaakt in haar leven. Subsidiair verzoekt de raadsman om aan verdachte een geheel of deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank legt aan verdachte een taakstraf op van 120 uren. Hieronder legt de rechtbank uit waarom zij dat doet.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van geldbedragen tot een bedrag van in totaal ruim veertienduizend euro. Zij heeft door haar handelen ertoe bijgedragen dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht worden onttrokken en dat daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten vergemakkelijkt, bevorderd en in stand gehouden. Daarnaast vormt het witwassen van criminele gelden een bedreiging van de legale economie en een aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer.
Bij de bepaling van de op te leggen straf neemt de rechtbank tot uitgangspunt de straffen die
in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. Daarbij zoekt zij tevens aansluiting bij de in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht opgestelde oriëntatiepunten voor rechters voor de straftoemeting (LOVS
oriëntatiepunten). De LOVS-oriëntatiepunten geven ten aanzien van fraude bij een benadelingsbedrag tussen de € 10.000,00 en € 70.000,00 een gevangenisstraf voor de duur van 2 tot 5 maanden of een taakstraf weer.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 28 juni 2021, waaruit blijkt dat verdachte in 2007 is veroordeeld voor een strafbaar feit, te weten een heling. Sinds het bewezenverklaarde is zij niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen.
8.3.3
De overschrijding van de redelijke termijn
Een verdachte heeft recht op behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn om te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging zou moeten leven. Die termijn begint te lopen op het moment dat een verdachte in redelijkheid kan verwachten dat tegen hem of haar vervolging wordt ingesteld. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak op de zitting dient te zijn afgerond met een einduitspraak van de rechtbank binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen. Verdachte is op 21 november 2017 aangehouden. Op het moment dat de rechtbank uitspraak doet, zijn inmiddels dus ruim vier jaren verstreken, hetgeen een overschrijding van de redelijke termijn met ruim twee jaren oplevert. De rechtbank zal daar in het voordeel van verdachte rekening mee houden.
8.3.4
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is een taakstraf een passende strafmodaliteit. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank in de eerste plaats acht geslagen op straffen die gewoonlijk in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank sterk rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank acht een voorwaardelijk strafdeel, gelet op het tijdsverloop, niet aan de orde. Zonder schending van de redelijke termijn zou de rechtbank een taakstraf hebben opgelegd van 140 uren, maar gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf van 120 uren opleggen, met aftrek voor de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de telefoon (iPhone) verbeurd te verklaren, nu het strafbare feit hiermee is begaan.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om teruggave van de telefoon (iPhone).
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave
De rechtbank bepaalt dat aan de rechthebbende moet worden teruggegeven:
o de telefoon (Apple iPhone 7, omschrijving: C0102001).
De rechtbank kan niet vaststellen dat de inbeslaggenomen iPhone is gebruikt bij het witwassen. Daarom zal de rechtbank bepalen dat deze telefoon wordt teruggegeven aan verdachte.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, en 420quater van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende, te weten verdachte, van:
o de telefoon (Apple iPhone 7, omschrijving: C0102001).
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M. Spelt, voorzitter, mrs. M.E. Falkmann en A.A.T. Werner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 november 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 18 augustus 2017, te Baarn, althans in Nederland, tezamen in en vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a.
van (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van (ongeveer) 62.077,71 EUR (totaal bijgeschreven bedrag op haar verdachte’s bankrekening) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 62.265,45 EUR (totaal afgeschreven bedrag van haar verdachte’s bankrekening) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en), te weten dat/die geldbedrag(en) is geweest of het voorhanden heeft gehad, terwijl zij,verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) te weten dat/die geldbedra(gen) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en/of
b.
(een) voorwerp(en) te weten een geldbedrag van (ongeveer) 62.077,71 EUR (totaal bijgeschreven bedrag op haar verdachte’s bankrekening) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 62.265,45 EUR (totaal afgeschreven bedrag van haar verdachte’s bankrekening) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overdragen of omgezet of van (een) voorwerp(en) te weten een geldbedrag van (ongeveer) 62.077,71 EUR (totaal bijgeschreven bedrag op haar verdachte’s bankrekening) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 62.265,45 EUR (totaal afgeschreven bedrag van haar verdachte’s bankrekening) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en), te weten dat/die geldbedrag(en) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf, van het plegen van het hiervoor vermelde witwassen zij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
subsidiair
[A] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 18 augustus 2017 te Baarn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a.
van (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van (ongeveer) 62.077,71 EUR (totaal bijgeschreven bedrag op haar verdachte’s bankrekening) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 62.265,45 EUR (totaal afgeschreven bedrag van haar verdachte’s bankrekening) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en) te weten dat/die geldbedrag(en) is geweest of het voorhanden heeft gehad, terwijl die [A] en/of diens mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) te weten dat/die geldbedra(gen) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en/of
b.
(een) voorwerp(en) te weten een geldbedrag van (ongeveer) 62.077,71 EUR (totaal bijgeschreven bedrag op de bankrekening ten name van [verdachte] ) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 62.265,45 EUR (totaal afgeschreven bedrag van de bankrekening ten name van [verdachte] ) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overdragen of omgezet of van (een) voorwerp(en) te weten een geldbedrag van (ongeveer) 62.077,71 EUR (totaal bijgeschreven bedrag op de bankrekening ten name van [verdachte] ) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 62.265,45 EUR (totaal afgeschreven bedrag van de bankrekening) ten name van [verdachte] ) gebruik heeft gemaakt, terwijl die [A] en/of diens mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en), te weten dat/die geldbedrag(en), onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf, van het plegen van het hiervoor vermelde witwassen die [A] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt bij het plegen van het hiervoor omschreven misdrijf zij, verdachte, opzettelijk behulpzaam is geweest door en/of tot het plegen van het hiervoor omschreven misdrijf zij, verdachte, opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door
- haar, verdachte’s, bankrekening beschikbaar te stellen aan die [A] en/of diens mededader(s) en/of
- voor die [A] en/of diens mededader(s) nadat voormelde geldbedrag(en) op haar verdachte’s, bankrekening was/waren bijgeschreven dat geldbedrag(en) van haar verdachte’s bankrekening af te schrijven en/of
- van de op haar verdachte’s bankrekening bijgeschreven geldbedrag(en) een of meer contante bedragen van dat (totaal)geldbedrag op te nemen ten behoeve van die [A] en/of diens mededader(s) en/of haarzelf;
art 48 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 18 augustus 2017, te Baarn, althans in Nederland,
a.
van (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van (ongeveer) 62.077,71 EUR (totaal bijgeschreven bedrag op haar verdachte’s bankrekening) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 62.265,45 EUR (totaal afgeschreven bedrag van haar verdachte’s bankrekening) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en), te weten dat/die geldbedrag(en) is geweest of het voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) te weten dat/die geldbedra(gen) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en/of
b.
(een) voorwerp(en) te weten een geldbedrag van (ongeveer) 62.077,71 EUR (totaal bijgeschreven bedrag op haar verdachte’s bankrekening) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 62.265,45 EUR (totaal afgeschreven bedrag van haar verdachte’s bankrekening) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overdragen of omgezet of van (een) voorwerp(en) te weten een geldbedrag van (ongeveer) 62.077,71 EUR (totaal bijgeschreven bedrag op haar verdachte’s bankrekening) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 62.265,45 EUR (totaal afgeschreven bedrag van haar verdachte’s bankrekening) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en), te weten dat/die geldbedrag(en) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf, van het plegen van het hiervoor vermelde witwassen zij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
nog meer subsidiair
[A] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 18 augustus 2017 te Baarn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a.
van (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van (ongeveer) 62.077,71 EUR (totaal bijgeschreven bedrag op haar verdachte’s bankrekening) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 62.265,45 EUR (totaal afgeschreven bedrag van haar verdachte’s bankrekening) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en) te weten dat/die geldbedrag(en) is geweest of het voorhanden heeft gehad, terwijl die [A] en/of diens mededader(s) redelijerkwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) te weten dat/die geldbedra(gen) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en/of
b.
(een) voorwerp(en) te weten een geldbedrag van (ongeveer) 62.077,71 EUR (totaal bijgeschreven bedrag op de bankrekening ten name van [verdachte] ) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 62.265,45 EUR (totaal afgeschreven bedrag van de bankrekening ten name van [verdachte] ) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overdragen of omgezet of van (een) voorwerp(en) te weten een geldbedrag van (ongeveer) 62.077,71 EUR (totaal bijgeschreven bedrag op de bankrekening ten name van [verdachte] ) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 62.265,45 EUR (totaal afgeschreven bedrag van de bankrekening) ten name van [verdachte] ) gebruik heeft gemaakt, terwijl die [A] en/of diens mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en), te weten dat/die geldbedrag(en), onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf, van het plegen van het hiervoor vermelde witwassen die [A] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt bij het plegen van het hiervoor omschreven misdrijf zij, verdachte, opzettelijk behulpzaam is geweest door en/of tot het plegen van het hiervoor omschreven misdrijf zij, verdachte, opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door
- haar, verdachte’s, bankrekening beschikbaar te stellen aan die [A] en/of diens mededader(s) en/of
- voor die [A] en/of diens mededader(s) nadat voormelde geldbedrag(en) op haar verdachte’s, bankrekening was/waren bijgeschreven dat geldbedrag(en) van haar verdachte’s bankrekening af te schrijven en/of
- van de op haar verdachte’s bankrekening bijgeschreven geldbedrag(en) een of meer contante bedragen van dat (totaal)geldbedrag op te nemen ten behoeve van die [A] en/of diens mededader(s) en/of haarzelf.
art 48 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 januari 2018, genummerd 2016377059 van het onderzoek in de zaak 03Brazos, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 3119 en het daarbij horende financieel dossier, doorgenummerd 1 tot en met 1360. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen worden zakelijk weergegeven.
2.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting.
3.Proces-verbaal van bevindingen, onderzoek iPhone 7 [verdachte] , p. 2668.
4.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel uit het financieel dossier, p. 26, 27, 30, 37.
5.Proces-verbaal van bevindingen uit het financieel dossier, p. 560-563.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [rekeninghouder 1] , p. 2517-2519.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [rekeninghouder 2] , p. 2407-2413.
8.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel uit het financieel dossier, p. 29-30.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [rekeninghouder 3] , p. 2499-2501.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [rekeninghouder 4] , p. 2511-2513.
11.Proces-verbaal van aangifte van [rekeninghouder 5] , p. 2075-2081.