ECLI:NL:RBMNE:2021:5789

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
9505567 / MV EXPL 21-117
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave van een hond in kort geding met betrekking tot eigendom en retentierecht

In deze zaak heeft eiseres, die tijdelijk naar het buitenland vertrok, haar hond bij haar moeder achtergelaten. Toen de moeder niet meer voor de hond kon zorgen, werd de hond opgevangen door gedaagden. Eiseres vordert de teruggave van haar hond, maar gedaagden weigeren dit en beroepen zich op het retentierecht, waarbij zij betaling van kosten voor de verzorging van de hond eisen. Gedaagden stellen ook dat zij eigenaar zijn geworden van de hond omdat eiseres de eigendom zou hebben prijsgegeven. De rechtbank oordeelt dat eiseres de eigenaar van de hond is gebleven en dat de hond moet worden teruggegeven, onder de voorwaarde dat eiseres de kosten voor de verzorging en dierenartskosten betaalt. De rechtbank stelt een redelijke verblijfsvergoeding per dag vast en bepaalt dat de hond binnen twee dagen na betaling moet worden teruggegeven. De vordering van gedaagden in reconventie wordt afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat gedaagden geen eigenaar zijn geworden van de hond en dat de vorderingen in reconventie niet toewijsbaar zijn. De proceskosten worden aan eiseres opgelegd, omdat zij grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kanton
locatie Lelystad
Vonnis in kort geding van 26 november 2021
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 9505567 / MV EXPL 21-117 van
[eiseres],
wonende te [geboorteplaats] (Israël),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde mr. A.J.M. Knoef,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,gedaagden in conventie,eisers in reconventie,gemachtigde mr. M. de Vries.

Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagden c.s.] .’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 5 producties van 28 oktober 2021;
  • de brief met 16 producties van 10 november 2021 namens [gedaagden c.s.] .;
  • de mondelinge behandeling van 12 november 2021;
  • de pleitnota van [eiseres] ;
  • de pleitnota van [gedaagden c.s.] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft op 18 april 2018 een witte herder, genaamd [hond 1] , gekocht.
2.2.
In september 2019 vertrok [eiseres] naar Israël en heeft zij [hond 1] bij haar moeder gebracht.
2.3.
In augustus 2020 kreeg de moeder van [eiseres] psychische klachten. [hond 1] is vervolgens op 23 augustus 2021 bij [gedaagden c.s.] . ondergebracht. [gedaagden c.s.] . wonen bij de moeder van [eiseres] in de buurt.
2.4.
[eiseres] heeft [gedaagden c.s.] . op 10 november 2020 en 7 december 2020 via WhatsApp geschreven dat zij plannen heeft [hond 1] op te halen. Verder vraagt [eiseres] op 21 februari 2021, rond 22 april 2021 en op 20 september 2021 aan [gedaagden c.s.] . [hond 1] terug te geven. [gedaagden c.s.] . hebben in reactie hierop op 21 februari 2021, 31 maart 2021, 9 mei 2021 en 27 september 2021 laten weten dat hen dit niet het beste lijkt voor [hond 1] en dat zij eerst een vergoeding voor de kosten en het verblijf van [hond 1] willen hebben.
2.5.
Tot op heden heeft [eiseres] aan [gedaagden c.s.] . geen vergoeding betaald en hebben [gedaagden c.s.] . geweigerd [hond 1] af te geven aan [eiseres] .

3.De standpunten van partijen

In conventie
3.1.
[eiseres] vordert in conventie bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
I. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen om binnen een dag na betekening van het vonnis aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de hond af te geven aan [eiseres] , te weten een mannetje, ras witte herder geboren op [2018] met de roepnaam [hond 1] , chipnummer [chipnummer] , alsmede mee te werken aan de wijziging van de tenaamstelling van de chip, aldus dat [eiseres] als enig eigenaar
van [hond 1] geregistreerd staat;
II. Een vergoeding vast te stellen voor de verzorging van [hond 1] ten bedrage van
€ 17,50 per dag tot en met 22 februari 2021, danwel tot en met 25 juni 2021 danwel een vergoeding in goede justitie te bepalen en een datum in goede justitie te bepalen;
III. [eiseres] te machtigen om voormelde hond, [hond 1] , zo nodig ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm van politie en/of justitie;
IV. te bepalen dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ten titel van dwangsom aan [eiseres] verbeuren een bedrag van € 100,00 voor elke dag dat zij weigeren aan voormelde veroordeling te voldoen, danwel een in goede justitie te bepalen bedrag;
V. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2.
[gedaagden c.s.] . voeren verweer en verzoeken [eiseres] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen althans de vorderingen van [eiseres] af te wijzen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten in conventie.
In reconventie
3.3.
[gedaagden c.s.] . vorderen in reconventie bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen:
Primair:
I. dat [eiseres] haar eigendomsrecht op [hond 1] metterdaad heeft prijsgegeven door [hond 1] (en [hond 2] ) in Nederland achter te laten, zonder deugdelijke maatregelen te treffen waarmee verzekerd werd dat deze dieren met inachtneming van de aan de verzorging van dieren te stellen eisen zouden worden verzorgd en opgevangen, mede in het licht van het feit dat zij van de andere hond(en) ook afstand heeft gedaan en deze in het asiel zijn beland;
II. dat daaraan niet afdoet, dat [gedaagde sub 2] - vanuit de gedachte dat zij voor [eiseres] de zorg voor [hond 1] (en [hond 2] ) op zich genomen had - contact heeft gezocht met [eiseres] , nu daarmee de afstand van [hond 1] goederenrechtelijk al tot stand gekomen was;
III. dat [gedaagde sub 2] thans - nu zij zich erop beroept van houdster bezitter te zijn geworden omdat thans is gebleken dat [eiseres] haar eigendomsrecht feitelijk heeft prijsgegeven - moet worden aangemerkt als rechtmatig bezitter voor zichzelf van [hond 1] ;
Subsidiair:
IV. dat het gelet op het belang van [hond 1] niet wenselijk is, dat [hond 1] wordt overhandigd aan [eiseres] , aangezien [eiseres] niet in staat is gebleken behoorlijk voor [hond 1] te zorgen;
Uiterst subsidiair:
V. dat [gedaagde sub 2] (en voor zover van toepassing ook [gedaagde sub 1] ) zich terecht beroept op retentie met betrekking tot [hond 1] uit hoofde van haar vordering voor de opvang en verzorging van [hond 1] ;
VI. [eiseres] te veroordelen om aan [gedaagde sub 2] (en voor zover van toepassing ook [gedaagde sub 1] ) een voorschot te betalen van € 10.000,00, althans subsidiair een door de voorzieningenrechter in redelijkheid vast te stellen bedrag;
Verder vorderen [gedaagden c.s.] .:
VII. [eiseres] te gelasten om zich te onthouden van het doen van lasterlijke uitlatingen aan het adres van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] , en zich te onthouden met hen contact op te nemen anders dan via haar advocaat dan wel per Whatsapp of per e-mail, op straffe van een na betekening van dit vonnis direct opeisbare dwangsom van
€ 250,00 per overtreding plus € 50,00 voor het voortduren van lasterlijke publicaties aan hun adres, dan wel een door de voorzieningenrechter in redelijkheid vast te stellen dwangsom.
3.4.
Ten slotte vorderen [gedaagden c.s.] . een veroordeling van [eiseres] in de kosten in reconventie.
3.5.
[eiseres] voert verweer en verzoekt de vorderingen in reconventie af te wijzen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Van het spoedeisend belang bij het gevorderde is, gelet op de aard van de vordering tot revindicatie, in voldoende mate gebleken.
4.2.
Partijen verschillen - kort samengevat - over de vraag wie eigenaar van [hond 1] is en, in het geval [eiseres] eigenaar is, hoe hoog de vergoeding is die zij voor [hond 1] aan [gedaagden c.s.] . moet betalen. Uit dit geschil vloeien alle vorderingen, zowel in conventie als in reconventie, voort. Gelet op de onderlinge samenhang tussen de vorderingen, worden deze hieronder gezamenlijk behandeld.
Ontvankelijkheid vordering tegen de heer [gedaagde sub 1]
4.3.
[gedaagden c.s.] . hebben aangevoerd dat [eiseres] ten onrechte de heer [gedaagde sub 1] heeft gedagvaard. Zij leggen daaraan ten grondslag dat alleen mevrouw [gedaagde sub 2] de opvang van de honden (semiprofessioneel) verzorgde en [hond 1] daarvoor onder zich hield. De heer [gedaagde sub 1] zou hier volledig buiten staan. Dit verweer van [gedaagden c.s.] . slaagt niet. Hierna wordt dit oordeel toegelicht.
4.4.
Gebleken is dat de heer [gedaagde sub 1] ook contact had met [eiseres] . [gedaagden c.s.] . hebben weliswaar verklaard dat dit slechts het geval was toen de situatie escaleerde, maar uit de e-mail van 31 maart 2021 en de brieven van 9 mei 2021 en 27 september 2021 blijkt niet dat de heer [gedaagde sub 1] slechts namens mevrouw [gedaagde sub 2] - en niet ook namens zichzelf - schrijft. In de brieven wordt vanuit de ‘wij-vorm’ geschreven, ook als het gaat om de vorderingen op [eiseres] . Bovendien wandelde de heer [gedaagde sub 1] met [hond 1] en verbleef [hond 1] in de gezamenlijke woning van de heer [gedaagde sub 1] en mevrouw [gedaagde sub 2] . Ten slotte wordt in de door [gedaagden c.s.] . ingebrachte verklaringen van de buren en dierenarts gesproken over de opvang en het bezoeken van de dierenarts door de heer [gedaagde sub 1] en mevrouw [gedaagde sub 2] gezamenlijk.
4.5.
Gelet op deze omstandigheden is aannemelijk dat de vorderingen terecht (ook) tegen de heer [gedaagde sub 1] zijn ingesteld.
De eigendom van [hond 1]
4.6.
Kort gezegd wenst [eiseres] dat [gedaagden c.s.] . [hond 1] aan haar teruggeven. Daarvoor is vereist dat [eiseres] eigenaar van [hond 1] is. Eerst tijdens de mondelinge behandeling hebben [gedaagden c.s.] . het standpunt ingenomen dat zij bezitter van [hond 1] zijn geworden en dat [eiseres] geen eigenaar (meer) is van [hond 1] . Het standpunt van [gedaagden c.s.] . wordt niet gevolgd. Daarvoor is het volgende van belang.
4.7.
Niet in geschil is dat [hond 1] door [eiseres] is gekocht en dat zij eigenaar was voordat zij [hond 1] bij haar moeder bracht. Voor beide partijen was ook duidelijk, bij aanvang en gedurende de opvang van [hond 1] , dat [gedaagden c.s.] . tijdelijk zouden oppassen en dat [gedaagden c.s.] . [hond 1] voor [eiseres] hielden en niet voor zichzelf. Dit blijkt uit de volgende omstandigheden. [gedaagden c.s.] . hebben een (kosten)vergoeding gevraagd voor [hond 1] , zij hebben [eiseres] toestemming gevraagd naar de dierenarts te gaan en zij hebben [eiseres] herhaaldelijk gevraagd afspraken te maken over (het verblijf van) [hond 1] . Bovendien hebben [gedaagden c.s.] . het aanbod gedaan [hond 1] van [eiseres] te kopen. Verder hebben [gedaagden c.s.] . gesteld dat zij zich aanbieden als semiprofessionele dierenoppas en zij daarom zijn benaderd om voor [hond 1] te zorgen. Al deze omstandigheden stroken niet met de stelling van [gedaagden c.s.] . dat zij [hond 1] voor zichzelf houden en eigenaar zijn geworden van [hond 1] .
4.8.
Op basis van deze omstandigheden is dan ook voldoende aannemelijk dat een rechter, oordelend in een bodemprocedure, zal beslissen dat [eiseres] nog steeds eigenaar is van [hond 1] . Het eigendomsrecht van [eiseres] hebben [gedaagden c.s.] . niet (voldoende) tegengesproken.
4.9.
Het beroep van [gedaagden c.s.] . op artikel 5:18 BW slaagt niet. Het is niet aannemelijk geworden dat [eiseres] het oogmerk had zich van de eigendom van [hond 1] te ontdoen. [gedaagden c.s.] . hebben dit, naar maatstaven van een redelijk oordelend mens, onder de gegeven omstandigheden ook niet mogen aannemen. [eiseres] heeft immers herhaaldelijk aangegeven dat zij [hond 1] graag wilde ophalen. [gedaagden c.s.] . hebben ter onderbouwing van hun stelling nog aangevoerd dat [eiseres] haar honden bij haar moeder heeft achtergelaten, terwijl zij wist of behoorde te weten dat haar moeder niet voor de honden kon zorgen. Echter, in het midden kan blijven of deze omstandigheid betekent dat [eiseres] het oogmerk had de eigendom van [hond 1] prijs te geven. [eiseres] heeft namelijk betwist dat haar moeder - voordat haar moeder psychische klachten kreeg - niet in staat was voor de honden te zorgen. Aan deze stelling van [gedaagden c.s.] . wordt daarom voorbijgegaan.
4.10.
Op grond van het voorgaande moeten [gedaagden c.s.] . [hond 1] in beginsel aan [eiseres] afgeven.
Het retentierecht
4.11.
[gedaagden c.s.] . hebben een beroep gedaan op een retentierecht. Zij hebben aangevoerd dat zij een vordering op [eiseres] hebben in verband met de opvang van [hond 1] . [gedaagden c.s.] . menen dat [hond 1] niet hoeft te worden afgegeven, totdat [eiseres] heeft betaald wat zij aan [gedaagden c.s.] . verschuldigd is.
4.12.
Partijen zijn het erover eens dat [eiseres] nog een vergoeding moet betalen voor [hond 1] . Nu [eiseres] nog geen vergoeding heeft betaald - ook niet de vergoeding die zij zelf redelijk vindt - is aannemelijk dat [gedaagden c.s.] . gerechtvaardigd een beroep deden en doen op het retentierecht. Gelet hierop mogen zij de afgifte van [hond 1] weigeren totdat de vergoeding door [eiseres] is betaald. Voor het eindigen van het retentierecht van [gedaagden c.s.] . is niet voldoende dat [eiseres] (naar waarheid) verklaart dat zij bereid is de vergoeding te betalen: er moet daadwerkelijk door [eiseres] worden nagekomen. Dat is, in ieder geval tot het moment van de mondelinge behandeling, nog niet gedaan door [eiseres] .
De hoogte van de te betalen vergoeding
4.13.
De hoogte van de door [eiseres] te betalen vergoeding staat ter discussie. Hierna wordt ingegaan op de verblijfsvergoeding voor [hond 1] en de dierenartskosten. In de verblijfsvergoeding worden een aantal door [gedaagden c.s.] . opgevoerde kosten geacht te zijn inbegrepen, zoals het voer voor [hond 1] . De door [gedaagden c.s.] . genoemde dierenartskosten, anders dan ten behoeve van reguliere controles, en kosten voor trainingen vallen hierbuiten en worden daarom apart behandeld.
De hoogte van de verblijfskosten per dag
4.14.
Partijen zijn geen (dag)vergoeding overeengekomen voor de opvang van [hond 1] . Dat betekent, zoals [gedaagden c.s.] . terecht opmerken, dat een redelijke vergoeding door [eiseres] verschuldigd is. Onder verwijzing naar bedragen die professionele opvangcentra vragen voor de opvang van honden, meent [eiseres] dat een vergoeding van € 17,50 per dag redelijk is. Gelet op deze gemotiveerde onderbouwing volgt de kantonrechter [eiseres] in dit standpunt. [gedaagden c.s.] . hebben weliswaar aangevoerd dat een vergoeding van € 25,00 per dag redelijk is, maar zij hebben slechts naar hun eigen webpagina verwezen en deze prijs niet nader onderbouwd. Bij de berekening van de hoogte van de verschuldigde vergoeding zal daarom worden uitgegaan van een prijs van € 17,50 per dag dat [hond 1] bij [gedaagden c.s.] . heeft verbleven.
De duur van de vergoeding voor het verblijf
4.15.
[hond 1] is in ieder geval vanaf 23 augustus 2020 tot en met de datum van de mondelinge behandeling op 12 november 2021 bij [gedaagden c.s.] . opgevangen. Dit zijn 447 dagen.
4.16.
De stelling van [eiseres] dat de verblijfsvergoeding in duur moet worden beperkt, omdat zij al eerder afgifte van [hond 1] heeft gevraagd en/of een vergoeding heeft aangeboden, wordt niet gevolgd. Hiervoor is al overwogen dat [gedaagden c.s.] . terecht een beroep deden en doen op het retentierecht en dat het retentierecht niet is geëindigd met enkel het aanbod van [eiseres] een vergoeding te betalen. Gelet op deze omstandigheden loopt de verblijfsvergoeding door tot het moment van (algehele) betaling van de verschuldigde vergoeding en kosten aan [gedaagden c.s.] .
4.17.
De vergoeding voor de verblijfkosten van [hond 1] bij [gedaagden c.s.] . bedraagt op basis van het voorgaande € 7.822,50 tot en met de datum van de mondelinge behandeling (447 dagen x € 17,50). Deze vergoeding moet worden vermeerderd met € 17,50 per dag vanaf
13 november 2021 tot en met de dag van algehele betaling van de vergoeding door [eiseres] aan [gedaagden c.s.] .
Dierenartskosten
4.18.
[gedaagden c.s.] . hebben € 533,15 aan dierenartskosten voorgeschoten. [eiseres] heeft ter zitting verklaard dat zij de factuur van de dierenarts heeft gezien. Zij wil de factuur niet betalen, omdat zij meent dat de dierenarts bepaalde handelingen niet mocht verrichten. Zij heeft daarom bij het veterinair tuchtcollege een klacht ingediend tegen de dierenarts.
4.19.
Als uitgangspunt geldt dat alle door [gedaagden c.s.] . ten behoeve van [hond 1] gemaakte kosten moeten worden vergoed. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagden c.s.] . deze kosten niet in alle redelijkheid hebben gemaakt. In de verhouding tot [gedaagden c.s.] . moet [eiseres] derhalve de dierenartskosten vergoeden. Het verschil van mening over de gerechtvaardigdheid van de handelingen door de dierenarts, is iets tussen [eiseres] en de dierenarts. [gedaagden c.s.] . staan buiten die discussie.
Overige kosten
4.20.
[gedaagden c.s.] . hebben ter zitting ook verwezen naar kosten voor trainingen om [hond 1] te socialiseren. Deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Voor de trainingen hebben [gedaagden c.s.] . geen toestemming van [eiseres] gekregen. Het is bovendien niet aannemelijk geworden dat deze kosten noodzakelijk waren voor een goede verzorging van [hond 1] . [gedaagden c.s.] . hebben er zelf voor gekozen deze kosten te maken. Zij moeten deze kosten daarom zelf dragen.
4.21.
Van de overige kosten hebben [gedaagden c.s.] . geen overzicht, onderbouwd met facturen, in de procedure gebracht. Deze kosten komen alleen al om deze reden niet voor
vergoeding in aanmerking.
4.22.
Hieronder zal worden besproken wat het voorgaande concreet betekent voor de over en weer ingestelde vorderingen.
De vorderingen in conventie
De afgifte van [hond 1] en de te betalen vergoeding
4.23.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat [eiseres] eigenaar is van [hond 1] , moeten [gedaagden c.s.] . [hond 1] in beginsel aan [eiseres] afgeven. Aan de afgifte wordt de voorwaarde verbonden tot betaling door [eiseres] aan [gedaagden c.s.] . van (1) de verblijfsvergoeding van € 7.822,50 te vermeerderen met een bedrag van € 17,50 per dag vanaf 13 november 2021 tot en met de dag van betaling van de vergoeding en (2) de dierenartskosten van € 533,15.
4.24.
Na betaling eindigt het retentierecht van [gedaagden c.s.] . en moeten zij [hond 1] afgegeven aan [eiseres] . Aan de afgifte wordt een termijn van twee dagen na betaling van de hiervoor genoemde vergoeding verbonden.
4.25.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding de overige door [gedaagden c.s.] . genoemde voorwaarden te verbinden aan de afgifte van [hond 1] . Hiervoor bestaat geen grondslag in het onderhavige kort geding. In het geval [gedaagden c.s.] . zich zorgen maken over de gezondheid van [hond 1] , staan hen andere mogelijkheden ten dienste.
De wijziging tenaamstelling chip
4.26.
[eiseres] vordert dat [gedaagden c.s.] . medewerking verlenen aan de wijziging van de registratiegegevens van de chip van [hond 1] . [gedaagden c.s.] . hebben aangegeven daaraan mee te werken als [hond 1] weer teruggaat naar [eiseres] . De vordering wordt daarom toegewezen. Ook aan deze vordering wordt de voorwaarde verbonden dat [eiseres] eerst de vergoeding moet betalen (waarna afgifte van [hond 1] moet volgen).
Dwangsom / sterke arm
4.27.
Ten slotte worden de gevorderde dwangsom en afgifte met behulp van de sterke arm afgewezen. [gedaagden c.s.] . hebben bevestigd dat zij medewerking verlenen aan de afgifte van [hond 1] na betaling van de vergoeding, zodat de kantonrechter er van uitgaat dat zij zich aan die toezegging houden. Bovendien verkrijgt [eiseres] met dit vonnis een executoriale titel voor de afgifte van [hond 1] .
De proceskosten in conventie
4.28.
Omdat [eiseres] grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, moet zij de proceskosten in conventie betalen. Haar vordering tot afgifte wordt weliswaar toegewezen, maar slechts onder de voorwaarde van betaling van hetgeen zij verschuldigd is aan [gedaagden c.s.] . [gedaagden c.s.] . hebben zich terecht beroepen op het hen toekomende retentierecht. [eiseres] heeft er voor gekozen om niets te betalen. Ook niet het bedrag dat zij zelf meende verschuldigd te zijn aan [gedaagden c.s.] .
4.29.
De proceskosten aan de zijde van [gedaagden c.s.] . worden begroot op € 747,00 volgens het liquidatietarief.
De vorderingen in reconventieHet rechtmatig bezit van [gedaagden c.s.] . voor zichzelf4.30. Hiervoor is geoordeeld dat [eiseres] de eigendom van [hond 1] niet heeft prijsgegeven en dat [gedaagden c.s.] . geen eigenaar van [hond 1] zijn. Dit betekent dat de vorderingen onder punt I, II en II van [gedaagden c.s.] . worden afgewezen.
De wenselijkheid tot afgifte van [hond 1]4.31. Ook de vordering onder punt IV - te bepalen dat het niet wenselijk is [hond 1] af te geven omdat [eiseres] niet in staat is voor [hond 1] te zorgen - is niet toewijsbaar, nu een civielrechtelijke grondslag ontbreekt.
4.32. Daarnaast houden de vorderingen sub I tot en met IV verklaringen voor recht in. Naar hun aard kunnen deze voorzieningen in kort geding niet worden getroffen.
Het retentierecht
4.33.
Voor de door [gedaagden c.s.] . gevorderde verklaring voor recht, dat zij zich terecht op het retentierecht beroepen, bestaat in kort geding geen ruimte.
Het voorschot op de kosten van € 10.000,00
4.34.
Gelet op de onder punt 4.23 toegekende vergoeding, bestaat geen aanleiding een voorschot op de vergoeding toe te wijzen. Daarbij wordt overwogen dat [gedaagden c.s.] . de gestelde kosten - boven het toegekende bedrag - ook niet voldoende aannemelijk hebben gemaakt. Van [gedaagden c.s.] . had ten minste verwacht mogen worden dat zij het overzicht van kosten met bijvoorbeeld facturen zouden onderbouwen, zeker nu [eiseres] in de dagvaarding al vooruit liep op haar bezwaren tegen meerdere kostenposten. Daarnaast is niet gebleken dat uit hoofde van onverwijlde spoed betaling van de gevorderde geldsom als onmiddellijke voorziening nodig is.
De vordering tot het staken van lasterlijke opmerkingen
4.35.
De vordering te gelasten dat [eiseres] zich onthoudt van het doen van lasterlijke uitlatingen aan het adres van [gedaagden c.s.] . en zich te onthouden rechtstreeks contact op te nemen, wordt afgewezen. Hierna wordt toegelicht waarom.
4.36.
[gedaagden c.s.] . verwijzen ter onderbouwing van de stelling dat sprake is van lasterlijke uitlatingen naar berichten en brieven van [eiseres] gericht aan de dierenarts. Ook de klacht van [eiseres] bij het veterinair tuchtcollege is gericht tegen de dierenarts. Aangezien de in het geding gebrachte uitlatingen uitsluitend zijn gericht tegen de dierenarts, kan in het midden blijven of die uitlatingen kwalificeren als lasterlijk. Van lasterlijke uitlatingen richting [gedaagden c.s.] . is niet gebleken.
4.37.
Ook het gevorderde contactverbod is niet toewijsbaar. Voor het toewijzen van een contactverbod moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n verbod rechtvaardigen. Deze omstandigheden zijn gesteld noch gebleken.
De proceskosten in reconventie
4.38.
Omdat is geoordeeld dat [gedaagden c.s.] . terecht een beroep op het hen toekomende retentierecht deden, maar de vorderingen in reconventie worden afgewezen, worden de proceskosten in reconventie gecompenseerd. Dat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden c.s.] . om hond [hond 1] - een mannetje van het ras witte herder geboren op [2018] met chipnummer [chipnummer] - aan [eiseres] af te geven, binnen twee dagen nadat [eiseres] aan [gedaagden c.s.] . heeft betaald (1) het bedrag van
€ 7.822,50, te vermeerderen met een bedrag van € 17,50 per dag vanaf 13 november 2021 tot en met de dag van betaling, en (2) het bedrag van € 533,15;
5.2.
veroordeelt [gedaagden c.s.] . om mee te werken aan wijziging van de registratiegegevens van de chip van [hond 1] , aldus dat [eiseres] als enig eigenaar van [hond 1] geregistreerd staat, binnen twee dagen nadat [eiseres] aan [gedaagden c.s.] . de onder punt 5.1 genoemde bedragen heeft voldaan;
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden c.s.] . tot op heden begroot op € 747,00;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af;
5.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten moet dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2021.